Over mesmerisme hypnose en de commissie Franklin in dit artikel genaamd Passes en Meten. Geen psychotherapeutisch middel is zo vaak en grondig onderzocht als hypnose. Vaak waren achterdocht, wantrouwen en ongeloof motieven om te zien wat er waar was van de beweerde resultaten. Anton Mesmer, de grondlegger van het dierlijk magnetisme en daarmee de moderne hypnose kon er over meepraten. Zijn successen werden met afgunst èn met ongeloof bezien. Tegenstanders haalden in 1784 de Franse koning Louis XVI over om een onderzoek te laten instellen naar het door Mesmer geclaimde dierlijk magnetisme. De Koninklijke Academie voor Wetenschappen moest de magnetismepraktijk van Mesmers belangrijkste leerling, de arts Charles d’Eslon, bekijken. Twee commissies gingen aan het werk. Eén bestond uit negen leden van de Koninklijke Academie onder voorzitterschap van Benjamin Franklin. Lid waren onder andere Antoine Lavoisier en Joseph de Guillotin. Deze commissie moest vaststellen of het dierlijk magnetisme bestaat en welke effecten het heeft. Ze ging daarbij niet over één nacht ijs.
De commissie verzon allerlei manieren om het magnetisme te toetsen en zette magnetiseurs aan het werk die ook Mesmers vertrouwen genoten of bekend stonden als succesvol magnetiseur. Zo iemand was bijvoorbeeld Jumelin. Hij was geen leerling van Mesmer of Deslon maar onder het toeziend oog van de commissie magnetiseerde hij acht mannen en twee vrouwen. Slechts één van hen, een vrouw meende een warmte te voelen en toen Jumelin haar rug magnetiseerde zei ze “warmte in elk deel van haar lichaam te voelen en hoofdpijn te hebben”.
Nu ze wist dat de vrouw gevoelig was voor het magnetisme wilde de commissie onderzoeken of haar gewaarwordingen misschien kwamen doordat “haare verbeeldingskragt ligter in beweeging gebragt wierd, dan die der overige lijders”
De commissie blinddoekte de vrouw om te zien wat ze merkte als ze het magnetiseren niet kon volgen met de ogen. De uitslag van deze test was niet bemoedigend voor de magnetiseur. Straalde hij zijn magnetisme in de rug en daarna de borst dan antwoordde de vrouw dat ze “alleenlijk eene hitte in het hoofd, een pijn in beide de oogen en in het linker oor gewaar wordt.”
Nadat de blinddoek afgenomen was en de heer Jumelin zijn behandeling voortzette, zei ze warmte te voelen en op het punt te staan van flauwvallen. Dat deed ze dan ook na een paar minuten. Toen ze weer bij kennis was, werd de geblinddoekte behandeling voortgezet, althans dat dacht de vrouw die prompt weer van alles voelde. Maar de commissie had genoeg gezien en besloot dat ze hier de ‘verbeeldingskragt’ aan het werk zag.
Het flauwvallen van de vrouw kwam volgens de commissie wel vaker voor. ”Hieraan zijn de vrouwen door eene naauwe kleeding wel eens onderworpen, het aanleggen, de drukking der handen op de zijden, was zeer wel vermoogend om dit uitwerksel te veroorzaaken bij eene zeer aandoenlijke vrouw; maar wij behoeven ter verklaaring van dit verschijnsel hier onze toevlugt niet te neemen; het weeder was buitengewoon heet, de vrouw had gewisselijk bij het begin der proefneeming eenige aandoening gevoeld.”
Toch wilde de commissie meer experimenteren om er achter te komen in hoeverre de verbeelding aan de macht was. Ze redeneerde dat als een boom gemagnetiseerd was iedereen die onder die boom stilstond daarvan toch iets zou merken. Deslon mocht een proefpersoon uitkiezen die volgens hem gevoelig was voor het magnetisme. Een twaalfjarige jongen mocht in de boomgaard van commissielid Franklin zijn gevoeligheid tonen. De jongen moest in huis blijven totdat Deslon een abrikozenboom had gemagnetiseerd. Deslon maakte bezwaar tegen zijn wegzending. Hij betoogde dat het belangrijk was dat hij tijdens de proef aanwezig was om met zijn rotting en gezicht naar de boom gericht houden. Hij mocht blijven maar op grote afstand en met een paar commissieleden tussen hem en de jongen. “…De jongeling wierd dus met geblindoekte oogen in den boomgaard geleid, en gebragt bij vier boomen, den een na den ander, op hetwelke het Magnetismus niet in het werk gesteld was, men deed hem elk deezer boomen, geduurende twee minuten, omhelzen, deeze wijze van mededeeling was door den Heer Deslon zelf voorgeschreeven. De Heer Deslon was aanweezig, en strekte op eenen aanmerkelijken afstand zijn stok uit naar die boom, welke door hem gemagnetiseerd was. Bij de eersten boom wierd de jongen, nadat hij een minuut bij denzelven geweest was, ondervraagd, hij zeide dat hij met groote druppen zweette, hij hoestte, bragt stoffen uit de borst op, en klaagde weegens eene ligte hoofdpijn; de afstand van dien boom van den gemagnetiseerden, was omtrend zeeven en twintig voeten. Bij den tweeden boom wierd hij dofheid en hoofdpijn gewaar; den afstand was hier zes en dertig voeten van den gemagnetiseerden boom. Bij den derden boom namen de dofheid en hoofdpijn aanmerkelijk toe; hij zeide tot den gemagnetiseerden boom te naderen, de afstand van denzelve was egter van omtrend agt en dertig voeten. Eindelijk, bij den vierden ongemagnetiseerden boom koomende, die omtrend vier en twintig voeten van den boom, die de konstbewerking ondergaan had, stond verviel hij in eene crisis, hij bezweek, zijne leeden wierden stijf, hij wierd op een nabij geleegen grasperk needergelegd, werwaards de Heer Deslon zich ter zijner hulp spoede, die hem ook weldra wederom tot zich zelf bragt.
De verklaringen van Deslon maakten weinig indruk op de commissie. Voor haar was het duidelijk: “De uitslag van deeze proefneeming is geheel en al strijdig met de theorie van het dierlijk Magnetismus”. Weliswaar deed de commissie nog meer proeven maar alle met hetzelfde resultaat zodat haar standpunt niet meer veranderde.
Haar bevindingen legde de commissie vast in het rapport: “Rapport des Comissaires chargés par le Roy de l’examen du Magnétisme animal”. Franklin en zijn collega’s meldden daarin dat er geen natuurkundig bewijs was voor het bestaan van Mesmers fluïde. Sterker nog: Mesmers genezingen waren helemaal geen genezingen. Als mannen van de wetenschap dachten ze dat mensen die meenden genezen te zijn door Mesmers fluïde hun genezingen helemaal aan zichzelf dankten. “Magnetisme” schrijft de Commissie, “produceert zonder verbeelding helemaal niks”.
De commissie-Franklin maakte ook een tweede, geheim, rapport alleen voor de Franse koning. Pas in 1800 kwam ook dit rapport in de openbaarheid. In dit geheime rapport waarschuwde ze voor mogelijk misbruik van het dierlijk magnetisme. Ze was vooral bezorgd over de seksuele opwinding die mannelijke magnetiseurs teweeg kon brengen bij vrouwen.
Nederland
Dat vond de Leidse hoogleraar Floris Voltelen ook. Hij riep zijn toehoorders toe: ‘Maar, wie bid ik, wie uwer kan zich verbeelden, dat vrouwen, met het fijnst gevoel en de hoogste aandoenlijkheid bedeeld, onder het behandelen dier allergevoeligste deelen niet geweldig zullen worden aangedaan, terwijl de kunstenaar, met een peinzend gelaat, en de oogen stijf gevestigd op de lijderesse, nu eens met een ligte en kittelende, dan weder met eene drukkende hand, van het hoofd tot de borst, over den buik, rondsom den navel, en langs de liezen de deelen wrijvt of streelt, en, door knie aan knie, voet aan voet te zetten, zich als met haar vereenigt?’
‘Ja, de ondervinding leert, dat dit zelvde bedrijf wel eens van kwade uitwerkzelen kan gevolgd worden, indien men ér te lang mede aanhoudt, of onvoorzigtelijk in te werk gaat. Zo kan eene te sterke kitteling, uit jok gedaan, een onwillegen lach en stuiptrekkende bewegingen voortbrengen; ook vindt men aangetekend, dat het krijgsvolk, door Lodewyk den Veertienden, ter bekeering der ketters uitgezonden, zich, hier toe, van het kittelen onder de voet bediend heeft- (*) inderdaad een zonderling middel van overtuiging!’
De verschijning van het Franklin-rapport in Nederland maakte weinig los. Pas toen de vertaling werd gemaakt en Voltelen zijn afschuw uitsprak ontbrandde de discussie. Ironisch is dat Voltelen zich in zijn rede verheugde dat de besmetting van het dierlijk magnetisme zich ‘nog niet tot ons vaderland heeft uitgestrekt en de beginselen van de ontsteking gesmoord zullen zijn’.
Het vervolg
Het onderzoeksrapport van de Koninklijke commissie is het meest geciteerde onderzoek uit de geschiedenis van de hypnose, al wordt daarbij nogal eens de mening van het commissielid Laurent de Jussieu vergeten. Hij schreef een minderheidsrapport waarin hij zijn vermoeden uitte dat de ‘verlichte’ uit Wenen wel degelijk iets bijzonders op het spoor was. Hij meende dat veel feiten, die niet met imaginatie verklaard kunnen worden, toegeschreven moesten worden aan een soort fluïde. De Jussieu dacht daarbij aan ‘dierlijke warmte’. Ondanks dit voor het mesmerisme gunstiger rapport pakte het onderzoek voor de magnetiseurs uiterst negatief uit. In hoeverre Franklin en de zijnen er aan hebben bijgedragen is moeilijk vast te stellen maar feit is dat het met het magnetisme na het werk van de commissie Franklin snel bergafwaarts ging.
Rond 1825 nam de belangstelling voor het dierlijk magnetisme weer toe en daarmee ook de drang om het te onderzoeken. Op verzoek van Dr. P. Foissac, onderzocht de Koninklijke Academie van Wetenschappen opnieuw de aanspraken van de Mesmeristen.
In aansluiting op een voorstudie ging een commissie van elf leden waaronder Francois Double en Francois Magendie aan de slag om de claims van Mesmeristen te toetsen. Deze commissie onderzocht 14 patiënten in een vijfjaarlijkse periode en bepaalde dat sommige zieken wat onbelangrijke veranderingen lieten zien. Verondersteld werd dat deze resultaten hele normale reacties konden zijn. Bij gezonde patiënten werden geen resultaten gevonden. Tot slot werden twee patiënten in het onderzoeksrapport bestempeld als ‘getrainde subjecten”. De academie concludeerde dat de commissie faalde in haar onderzoek naar gemesmeriseerde patiënten en besloot het onderzoeksrapport niet uit te geven. In 1831 verscheen er nog een onderzoeksrapport, ditmaal van Husson die in grote lijnen het rapport Franklin tegensprak. Dit rapport haalde bij lange na niet die belangstelling van zijn voorganger en vermocht ook niet de gloriedagen van Mesmer te doen herleven.
Braidism & hypnotism
De dertiende november 1841 was een bijzondere dag in de hypnosegeschiedenis. Op die dag trad de magnetiseur Charles Lafontaine op in Manchester. Hij was een theaterman met het uiterlijk dat later door de romanfiguur Svengali onsterfelijk gemaakt werd: een doordringende blik en lange zwarte baard. Hij verbijsterde zijn publiek door zijn proefkonijnen ongevoelig voor pijn te maken en demonstreerde dat door ze met stroom of brandende kaarsen te bewerken.
In de zaal zat de Schotse dokter James Braid. Die was zo onder de indruk dat hij het dierlijk magnetisme onderzocht en concludeerde dat het door de magnetiseurs geclaimde fluïdum niet bestond. Braid dacht dat de trance veroorzaakt wordt door suggestie en verwant is aan de gewone slaap. Om zijn trance te onderscheiden van het dierlijk magnetisme noemde hij de door hem opgeroepen verschijnselen neurypnology en hypnotism.
In het voetspoor van Braid kwam het hypnoseonderzoek langzaam op gang. Maar pas nadat A. Liébeault de hypnose herontdekte, en hij bijval kreeg van professor H. Bernheim, bloeide de hypnose op en kwam ze tot wasdom. Toen kwamen uit vaak universitaire en medische kringen honderden overzichtswerken, talloze statistische overzichten en duizenden gevalsbeschrijvingen. Vooral door het ontbreken van gelijke onderzoeksmethoden en maatstaven was de betrouwbaarheid daarvan vaak ver te zoeken.
Congresverslagen
Congressen en vaktijdschriften waren bij uitstek de plaatsen waar men onderzoeksrapporten presenteerde. Kort na de opening van zijn kliniek voor hypnotisme in 1887 greep arts en hypnosepionier Albert Willem van Renterghem het Nationaal Natuur- en Geneeskundig Congres in Amsterdam aan om zijn binnenlandse collega-artsen voor te lichten over de therapeutische suggestie en een overzicht te geven van zijn werk met het hypnotisme. Ook nodigde hij de congressanten uit om een kijkje te komen nemen in zijn kliniek. Van dit aanbod werd royaal gebruik gemaakt.
Hun buitenlandse collega’s, die in groten getale het eerste Internationale Congres voor Hypnotisme in 1889 te Parijs bezochten, kregen van de arts/dichter Frederik van Van Eeden en Van Renterghem een uitgebreide opsomming van hun ervaringen met het hypnotisme in hun Amsterdamse kliniek. Zij gaven daarmee, als pioniers in de institutionele hypnosebehandeling, hun collega’s een niet te verwaarlozen steun in de rug.
Het statistisch overzicht over de periode 1889-1893 van hun hypnotisch werk dat van Eeden en van Renterghem in 1893 het tweede hypnotisme congres aanboden werd jarenlang door veel vooraanstaande schrijvers gebruikt ter illustraties van hun studies.
De verslagen ademden optimisme uit en kenmerkten zich door een zakelijke opsomming van geslaagde en minder geslaagde behandelingen met hypnose. Het was de aanloop tot een verbreding van het hypnoseonderzoek die tot op de dag van vandaag aanhoudt. Onderwerpen zijn niet langer de vraag of hypnose werkt maar ook hoe ze werkt, welke biologische en neurologische componenten er meespelen, welke protocollen het vruchtbaarste zijn, hoe je hypnotiseerbaarheid kunt meten en welke relatie er is tussen suggestibiliteit en placebo.
Wordt vervolgd…
©2016, Johan Eland
Literatuur
- Bailly,J.S., Franklin B., Majault, le Roy, Sallin, D’Arcet, De Bory, Guillotin, Lavoisier, Rapport des commissaires chargés par le roi, de l’examen du magnétisme animal. 1784, 1 ed., 2, 66, 2 pp.
- Braid, J. / D. Robertson, The discovery of hypnosis The Complete Writings of James Braid the Father of Hypnotherapy, 2008, Nat. Council For Hypnotherapy, 1 ed., 392 pp.
- Foissac P., Rapports et discussions de l’Académie royale de médecine sur le magnétisme animal: Recueillis par un sténographe, et publiés, avec des notes explicatives, 1833.
- Husson,Mr., Report of the magnetical experiments’, 1836m 1 ed., lxxi, 172 pp., Made by the commission of the Royal Academy of Medicine, of Paris, read in the meetings of june 21 and 28, 1831. Translated by Charles Poyen St. Sauveur.
- Liebeault, A.A. Le Sommeil Provoque et les Etats Analoques, 1889, xii, 310.24 pp.
- Liebeault) L.Carrer, Ambroise-Auguste Liebeault: The hypnological legacy of a secular saint, 2002, 1 ed., x, 323 pp., an annotated translation of Dr. Liebeaults ‘Induced sleep and states analogous to it’ with a biographical introduction plus ‘Confession of a physician hypnotist’ and chapter III of ‘ Suggestive therapeutics’. Bevat verwijzingen naar Van Renterghem
- Mesmer, F.A. Recueil des piéces les plus interessantes sur le magnétisme animal, 1784, Paris, 1 ed., 4, 6, 7,468 pp.,Crabtree 87: ‘An important collection of works written on the subject of animal magnetism by Mesmer and others. It includes Mesmer’s Mémoire of 1779 (entry number 10); the Lettre sur la mort de M. Court de Gébelin (entry number 77); Détail des cures opérées à Buzancy près Soissons par le magnétisme animal (entry number 47); and many others. [H]. N.p.;n.p.1784, 8vo (4) + (6) + 7-468 pp.
- Renterghem, A.W. van Clinique de psychothérapie suggestive fondée à Amsterdam, 1889, Manceaux, Brussel, 1 ed., IV+7-92 pp., Crabtree 1247: A lengthy version of this work was published in Paris in 1894 (H)
- Renterghem, A.W. van La Psychotherapie dans ses differents modes, 1907 , F.van Rossen, Amsterdam, 1 ed., [8]184,+ pp., Rapport émis au Congrès Intern. De psychiatrie d’Amsterdam. Sept. 1907. Met prachtige foto’s van het Instituut Liébeault aan de Breestraat in Amsterdam en meerdere foto’s van het interieur.
- Renterghem, A.W. van Bericht omtrent de resultaten verkregen in de Amsterdamsche Kliniek voor psychotherapie gedurende het tijdvak 1893-1898, 1898, Psychiat. en Neurol. Bladen, blz. 529./. Revue de Psychol. Jan. 1898
- Renterghem, A.W. van./. F. Van Eeden, Psycho-thérapie: communications statistiques, observations cliniques nouvelles, 1894, Sociétés d’édition scientifiques, Paris, 1 ed., VI, 293 pp., Compte-rendu des résultats obtenus dans la clinique de psychothérapie suggestive d’Amsterdam, pendant la deuxième période. Crabtree 1372./. Clinique de Psycho-Therapie Suggestive d’Amsterdam
- Voltelen, F.J. Redevoering over het Dierlijk Magnetismus, 1791, Hendrik Mostert,Leiden, 1 ed., xxiv,100 pp.,
- Redevoering van Floris Jacobus Voltelen, Hoogleeraar in de genees- en scheikunde, over het dierlijk magnetismus, openlijk uitgesprooken bij het plechtig nederleggen van den post van rector magnificus van ’s lands hoge schoole te Leyden, den VII van Sprokkelmaand. In het ‘voorbericht van den vertaler’ doet Veirac verslag van de behandeling door de Fransman De Niphond van het Rotterdam weesmeisje Barbara van Nout. “Zij was, zedert dertien jaren, aan geweldege stuiptrekkingen en andere toevallen van een ongeregeld zenuwgestel onderhevig. Zy had van tijd tot tijd meer of min hevige aanvallen en nu, in haaren ouderdom van 32 jaaren, tevens eenen ongemeen gezwollen buik, omstandigheden, welke alle aangewenden middelen hadden teleurgesteld.