Jongen die een sprookjesboek leest

Van mesmerisme naar hypnose

Zijn dierlijk magnetisme en hypnose geheime krachten? Je zou het bijna wel zeggen. Al bijna 200 jaar worden romans geschreven waarin ze een rol spelen en aanvankelijk vaak zonder ze te noemen.

Johan Cruijff: ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’

Foto van Johan Cruyff
Johan Cruyff, voetballer van het jaar op 6 aug.1967            wikipedia

Deze filosofische uitspraak die toegeschreven wordt aan de legendarische voetballer Johan Cruijff is een mooie samenvatting van ‘De nieuwe kleren van de keizer’, het sprookje van Hans Christian Andersen (1837).
Het verhaaltje gaat over een keizer die erg op zijn uiterlijk is gesteld. Zijn kleermakers maken steeds duurdere gewaden, maar de keizer raakt steeds sneller verveeld. Uiteindelijk wil hij iets heel bijzonders en beveelt een gewaad te maken van ‘de stof die niet bestaat’.
Een paar rondreizende kleermakers zeggen aan zijn wensen te kunnen voldoen. Zij hebben een uniek, nooit vertoond concept: een stof die alleen zichtbaar is voor slimme mensen. In werkelijkheid zijn het oplichters. De kleermakers vertrouwen erop dat niemand zal durven erkennen dat hij de stof niet ziet – uit angst om voor dom uitgemaakt te worden.
De keizer huurt ze in en ze sluiten zich enkele dagen op in hun atelier en doen niets. Daarna komen ze met veel misbaar naar de keizer en doen alsof ze een bijzonder gewaad in hun handen hebben. Ze voeren een fantastische pantomime op en trekken de keizer de kleren aan die alleen gezien kunnen worden door slimme mensen. De keizer aarzelt even, want hij ziet zijn eigen kleren niet, maar door de verrukte kreten van zijn kleermakers gaat hij er zelf ook in geloven. Zelfs de eerste minister zegt dat de kleding hem prachtig staat!
De keizer waant zich in de allermooiste kleding en vertoont zich aan zijn hovelingen die, bang voor zijn woede-uitbarstingen, zijn nieuwe kleren de hemel in prijzen en zijn uitgekiende smaak loven.

Hee, kijk, de keizer loopt in zijn blootje!

Fier flaneert hij in de optocht, geheel naakt, terwijl het volk omvalt van verbazing, angst en plaatsvervangende schaamte, totdat een kind in het publiek roept: “Hee, kijk, de keizer loopt in zijn blootje!”
Iedereen houdt de adem in voor de toorn van de vorst, maar dan wordt de kreet beantwoord. “Hij heeft gelijk! Hij loopt in zijn blootje!” Al gauw roept iedereen dit, maar de keizer weet niet anders te doen dan trots door te lopen. De dienaren blijven de sleep dragen, die er niet is. De keizer beseft dat hij is bedrogen maar eenmaal terug in het paleis blijken de twee al vertrokken mèt hun verworven rijkdommen.

Het verhaal illustreert hoe zelfsuggestie en massasuggestie werken. Als je er zelf in gelooft of als er in je omgeving genoeg mensen en aanwijzingen zijn dan lijkt dat de werkelijkheid.
Niet toevallig schreef Andersen dit sprookje in 1837. Het was de tijd waarin dierlijk magnetisme en somnambulisme furore maakten. In discussies daarover werd steeds vaker verwezen naar de daarmee samenhangende verbeeldingskracht. Andersen benoemt niet de suggestie en massasuggestie. Het is alsof hij met zo weinig mogelijk aanwijzingen de lezer dat zelf wil laten zien. Dat deden steeds meer romanschrijvers ook. Zij verwerkten in hun verhalen ook andere hypnose elementen zoals dierlijk magnetisme, somnambulisme, post- hypnotische suggestie en hypnotische trance. Aanvankelijk, zoals de suggestie in de kleren van de keizer, zonder die te benoemen.

Zonder ze te benoemen want het ging over invloeden op bestaande sociale verhoudingen die in het dagelijks leven ook geen naam hadden. Maar de gelijkenis met de moeilijk aan te wijzen invloeden op menselijke verhoudingen was groot.
Het oorspronkelijke dierlijk magnetisme stoelde op de gedachte dat sterke, gezonde mensen een overdaad aan magnetisch fluïde hadden waarmee ze zwakke mensen hun wil konden opleggen. Wilskrachtige mannen bepaalden het lot van zwakke vrouwen.
Net zo onzichtbaar als in de dagelijkse werkelijkheid verwerkten schrijvers de hypnotische elementen in hun verhalen. Slechts doordringende ogen waren het gereedschap om de fluïde wilskracht over te brengen. Alleen vage toespelingen waren voor de fijnproevers onder de lezers daar aanwijzingen voor. Zij werden gealarmeerd door een krachtige oogopslag of mannen met een naam waarin ‘stralen’ zijn verwerkt. Enkele vroege schrijvers van zulke verhalen waren Heinrich von Kleist, (1810) Goethe, (1809) en Henrik Ibsen, (1888).

Katchen von Heilbronn

Bronzen plaat met twee personen afgebeeld
KÄTCHEN VON HEILBRONN & WETTER VOM STRAHL WIKIPEDIA

Kätchen von Heilbronn gaat over een meisje dat verliefd is op de ridder Wetter vom Strahl. Ondanks dat ze van verschillende sociale klassen zijn, willen ze trouwen maar hun geluk wordt bedreigd door een reeks mysterieuze ongevallen en misdaden waarvan Kätchen ten onrechte wordt beschuldigd. Uiteindelijk blijkt dat de dader een jaloerse hertogin is die Wetter voor zichzelf wilde. Kätchen en Wetter worden herenigd.
De thema’s van dit romantisch drama zijn een onmogelijke liefde en sociale vooroordelen.
Gesuggereerd wordt dat Kätchen in somnambulisme verkeert wanneer ze ‘s nachts haar slaapkamer verlaat en onbewust handelt om de plannen van de jaloerse hertogin uit te voeren. Ook lijkt de hertogin magnetische krachten te gebruiken om Kätchen te manipuleren.

Zielsverwanten

Zielsverwanten van Goethe gaat over een aristocratisch echtpaar, Eduard en Charlotte. Op een dag komt Eduard’s oude vriend, kapitein Otto, op bezoek en brengt zijn nicht Ottilie mee. Eduard en Ottilie voelen zich onmiddellijk tot elkaar aangetrokken en beginnen een affaire, hoewel ze allebei getrouwd zijn. Ondertussen ontstaat er ook een romance tussen Charlotte en de kapitein.
“Zielsverwanten” wordt vaak gezien als kritiek op de Duitse aristocratie van die tijd. Het verhaal behandelt thema’s als vrije wil, verlangen en morele verantwoordelijkheid. De titel verwijst naar het idee van “electieve affiniteiten”, een theorie over de aantrekkingskracht tussen verschillende chemische stoffen. Die theorie wordt in de roman mèt dierlijk magnetisme en somnambulisme gebruikt als metafoor voor de aantrekkingskracht tussen mensen. Op subtiele wijze laat Goethe doorschemeren hoe mensen er mee beïnvloed worden. Hij beschrijft de gewoonte van Charlotte om naar een bepaalde kamer te slaapwandelen waar ze vervolgens wakker wordt en zich realiseert dat ze daar onbewust is gekomen.

  • “.. verbinden wij, viel de kaptein in de rede, olie en water door middel van loogzout. Niet al te vlug met uw voordracht! zeide Charlotte, opdat ik kan toonen dat ik u bij kan houden. Zijn we hier niet reeds bij de verwantschappen aangekomen? Juist, antwoordde de kaptein, en we zullen ze dadelijk in hun volle kracht en duidelijkheid leeren kennen. ‘… ‘. Denken wij maar eens aan kalk, dat een groote neiging tot alle zuren vertoont, een beslisten lust om zich met hen te vereenigen.
  • Laat mij u bekennen, zeide Charlotte, dat als u die wonderlijke stoffen verwant noemt, zij mij niet zoozeer aan bloedverwanten dan wel aan geest- of zielsverwanten doen denken. Op dezelfde wijze kunnen onder menschen werkelijk zeer hechte vriendschapsverhoudingen ontstaan, want tegenovergestelde eigenschappen maken een inniger vereeniging mogelijk.

Vrouw van de zee

“De vrouw van de zee” van Henrik Ibsen speelt zich af in een kuststadje in Noorwegen en gaat over de complexe relatie tussen Ellida, een vrouw die zich gevangen voelt in haar huwelijk en haar man, dokter Wangel. Ze had in het verleden een relatie met een zeeman en voelt zich nog steeds aangetrokken tot de zee. Haar voormalige minnaar, genaamd de Vreemdeling verschijnt in de stad en smeekt haar om samen naar zee te gaan. Tegelijkertijd probeert dokter Wangel zijn vrouw te helpen om te gaan met haar innerlijke conflicten en haar liefde voor de zee, terwijl hij ook worstelt met zijn eigen problemen en zijn gevoelens voor Ellida.
Ook Ibsen zinspeelt in enkele passages op hypnose en somnambulisme. In de tijd waarin hij dit verhaal schreef was er wereldwijde belangstelling voor posthypnotische suggestie. Ellida is kennelijk gehypnotiseerd met een dasspeld met een parel die lijkt op het oog van een dode vis en wanneer ze na drie jaar bij een kind gelijksoortige ogen ziet denkt ze aan haar vroegere minnaar en vertelt dat aan haar man:

  • Ellida (zonder te antwoorden). Hij kwam aan boord te weten dat ik met een ander getrouwd was. Terwijl hij weg was. En toen… in datzelfde oogenblik is het over mij gekomen!
  • Dat beangstigende?
  • Ja. Op eens kan ik hem dan plotseling in levenden lijve voor mij zien. Of eigenlijk meer zoo ter zijde. Hij ziet mij nooit aan. Hij is er alleen maar.
  • Hoe ziet hij er dan uit?
  • Net zooals ik hem het laatst zag.
  • Tien jaar geleden?
  • Ja. Daar buiten op den Bratthammer. Het allerduidelijkst zie ik zijn dasspeld met een groote blauwwitte parel erin. Die parel lijkt op het oog van een dooden visch. En dat schijnt mij dan aan te staren!
  • Om Godswil…! Je bent zieker dan ik dacht. Zieker dan je zelf weet, Ellida.
  • Ja, ja,… help mij als je kunt. Want ik voel hoe het zich al meer en meer om mij samentrekt.
  • En in zoo’n toestand heb je hier nu drie volle jaren rondgeloopen. Al dat geheime leed gedragen zonder het mij mee te deelen!
  • Maar dat kon ik toch niet! Niet vóór van daag, nu het noodig was voor jou. Als ik je dat alles had moeten meedeelen… dan had ik je ook dat andere moéten vertellen … dat onzegbare …
  • Dat onzegbare …?
  • Ellida (afwerend). Neen, neen, neen! vraag mjj niets! Alleen nog maar dit ééne. Dan niets meer … Wangel,… hoe zullen wij ooit doorgronden,… dat raadselachtige met de oogen van het kind…?
  • Maar lieve beste Ellida, ik verzeker je, dat was niets dan verbeelding van je. Het kind had precies dezelfde soort van oogen als andere normale kinderen.
  • Neen, dat had het nietl Dat jij dat niet zien kon! De oogen van het kind veranderden van kleur met de zee. Lag de fjord in kalmen zonneschijn, dan waren ook de oogen zoo.
  • (toegevend). Hm…. laat het dan zoo zijn. Maar al was het zoo? Wat dan nog?
  • Ellida (zacht en dicht bij hem). Ik heb zulke oogen nog eens vroeger gezien.
  • Wangel . Wanneer? En waar?…
  • Buiten op den Bratthammer. Tien jaar geleden.
  • Wangel (doet een stap terug). Wat moet dat.…!
  • Ellida (fluistert bevend). Het kind had de oogen van den vreemden man!

Het verhaal onderzoekt de thema’s verlangen, vrijheid, persoonlijke vervulling en het conflict tussen individuele verlangens en sociale verplichtingen. Ook Ibsen confronteert zijn personages met de beperkingen van sociale conventies en de verwachtingen van anderen en worden ze uitgedaagd om hun eigen pad te volgen en hun eigen vrijheid te vinden. Daarbij zijn magnetisme of hypnose beurtelings bedreigend of helpend.

De vraag of lezers de verborgen ideologie van Ibsen wel zien beantwoordt J.H. Rössing in een artikel over het toneelstuk (1888). Hij concludeert:

  • ‘Het hypnotisme doet met De Vrouw der Zee voor goed zijn intrede in de litteratuur, en wel onder den sterksten vorm: het posthypnotisme. Ellida handelt geheel als de knaap, die, een vorigen dag door den magnetiseur bevolen zijn broeder een slag in het aangezicht te geven, dit den volgenden dag juist op het afgesproken uur deed. De slapende is geheel niet willelooze werktuig van den operateur. Het ‘inslapen wordt vaak verwekt door het staren op een mat glinsterend voorwerp. Van welk een beteekenis is daarom de doekspeld in De Vrouw der Zee! Ellida is door haar zenuwachtigheid een uitmuntend medium. Weinige oogenblikken starens zijn voldoende “in den slaap over haar te doen komen…”

Ook in Nederland verschenen romans met zulke verborgen ideologieën. Waren Kleist, Goethe en Ibsen mannen met gezag en vernieuwende denkbeelden, voor vrouwelijke schrijvers was het wat moeilijker. Vooral in christelijk-conservatieve kringen lagen magnetisme en hypnose slecht in de markt en ideeën over meer vrouwelijke zelfbeschikking maakten een schrijver ook niet populair. Daar had onder meer Elisabeth Hasebroek, zus van dominee Jonathan Hasebroek, mee te maken. Mede op aandringen van haar broer, die vreesde dat haar vrouw-zijn tot haar nadeel zou kunnen strekken publiceerde zij in 1838 haar eerste roman ‘Te laat’ anoniem.
In dat verhaal is de vrouwelijke hoofdpersoon, Angelique van Lindau, bang dat zij haar geliefde, Willem van Stralenheim in zijn ontwikkeling belemmert en laat hem daarom in de steek. Als het uiteindelijk toch nog goed komt, is het ‘te laat’: ze sterft aan tuberculose.
Anoniem verwijst Hasebroek naar krachtige mannen met magnetisme:

  • Het was niet te ontkennen, dat hij de magneet was geweest, die ook Elisabeth in de nabijheid harer vriendin had gebracht: het had haar toch wel een weinigje gehinderd, dat een man volgens haar ideaal, een krijgsman, vol stoute geestdrift,….
  • Verrukkelijk was het voor hem, mevrouw Van Lindau in het midden van al de haren te zien, …..; terwijl hare liefde in geen enkelen plicht te kort schoot, en evenzeer tranen voor Angelique als (hetgeen meer was) lachjes voor Wilhelmine overhad; terwijl hare zielskracht allen beheerschte, en evenzeer de leidsvrouw van den mannelijken Stralenheim als de steun van den zwakken Baron was.

Ook in de romans van Hasebroek is het belangrijkste thema de verhouding tussen de seksen, en in het bijzonder de zielsverwantschap die zij nodig vindt voor een gelijkwaardige verhouding tussen man en vrouw. Hoe ze dat laatste weet te rijmen met de ongelijkwaardige ‘magnetische krachtsverhoudingen’ komt aan de orde in haar boek ‘Twee vrouwen’ (1840) Daarin zet zij twee typen vrouwen tegenover elkaar: de volgzame, zachtmoedige vrouw tegenover het type vrouw dat zich geestelijk wil ontplooien – iets dat onverenigbaar lijkt met het huwelijk. Een kenmerkende passage is:

Afbeelding portretfoto van E.J. Hasebroek
E.J.HASEBROEK: OOGEN VAN HOUT WIKIPEDIA
  • Maar er zijn oogen in de wereld, die zoo veel magnetische kracht in zich hebben, dat men van hout moet zijn, om er niet door aangetrokken te worden. Oogen, wier invloed men niet meer kan ontwijken, als men ze eens heeft aangezien; oogen, waardoor men het bijgeloof van sommige volken aan den kwaden blik begrijpt, die men weert en toch zoekt. Oogen, die… maar het laat zich niet beduiden aan dengenen die nooit zulke oogen zag, en die ze gezien hebben, zullen lagchen om mijn poging om ze te beschrijven.
    Een kwartier zeker hield MARIE het toch uit, de hare nedergeslagen te houden, al scheen er iets de blanke oogleden telkens te willen omhoog trekken. Doch daar eindigde de finale. Het gansche gezelschap stond op, om rond te zien; nu waagde zij een verstolen blik – het hoekje was ledig, en de donkere gestalte verdwenen.

Hasebroek was ook bekend met het dierlijk magnetisme en somnambulisme door haar vriendschap met schrijfster Elize van Calcar-Schiötling. Als bekend schrijfster en propagandist van magnetisme en spiritisme maakte die daarvan in haar romans geen geheim.

Recensies

Zagen tijdgenoten ook de verborgen ideologieën zoals van Betsy Hasebroek? In een boekbespreking schrijft C.D. Busken Huet:

  • Doch datzelfde magnetisme, waartegen men teregt inbrengt, dat het zoomin de moraal als de wetenschap tevreden stelt, bewijst de schrijfster aan den anderen kant uitnemende diensten. Hare heldinnen zijn dit niet slechts krachtens het spraakgebruik, dat de vrouwelijke hoofdpersoon van elken roman eene heldin noemt. Zij koesteren werkelijk heroieke gevoelens en plegen heroieke daden. Het ontwaken der liefde in haar gemoed geeft aanstonds aan geheel haar leven eene wijding. Zij hun keren niet naar een man om getrouwd te zijn, om kinderen te krijgen, om tot eene maatschappelijke positie te geraken, of uit de dienstbaarheid van het ouderlijk huis verlost te worden.
  • Zeide ik te veel, toen ik het heroieke in Jufvrouw Hasebroek’s heldinnen prees? Door, eigenlijk en overdragtelijk, zonder andere verschooning dan de kracht van het magnetisme der oogen, zich den mannen naar het hoofd, neen voor de voeten te werpen, gaan deze jonge en schoone vrouwen het boekje der huis- en der katechisatie-kamer te eenemaal te buiten. (C.D. Busken Huet 1880)

 Vrouwen die anoniem of onder pseudoniem wel openlijk over magnetisme en hypnose schreven waren Via Della Pace (‘Het gezin van Lord Trueheart, of de invloed van het geloof en het hypnotisme’,1889) en Ernestine met het verhaal ‘Het dagboek eener jonge vrouw’ (1848). Daarin schrijft ze: “ik ben niet zonder schroom voor de wonderen van het magnetismus, en men verhaalt er zulke vreemde dingen van, dat ik mij telkens geneigd gevoel om het getal der geloovigen te vermeerderen.”

 The Detection Club

Het is bijna onvoorstelbaar dat in 1887 de Franse recensent Paul Copin nog kon beweren dat er zo weinig romanschrijvers hypnose in hun werk deden. Volgens hem zijn Balzac met ‘Ursule Miruet’, Alexandre Dumas met ‘Joseph Balsamo’ en Jules Claretie met ‘Jean Montas’ welliswaar niet de enige maar toch wel de belangrijkste schrijvers die nu het magnetisme bevrijd is van bijgeloof en fouten het onder de naam hypnose in hun romans aanbieden aan het publiek en aan bezorgde artsen en filosofen.

In 1909, nog geen 22 jaar later, klaagt de Nederlandse dokter D. Stigter over de misvattingen die zijn patiënten over hypnose hebben en geeft de schuld daarvoor aan de literatuur:
‘Enkele groote en zelfstandige geesten uitgezonderd, ziet men de literaire schrijvers van verre de resultaten der wetenschap volgen en dan nog meestal op leekemanier. Vandaar dat menig schrijver van dragelijk talent zich meester heeft gemaakt van het, wat we zouden kunnen noemen hypnose-nieuws om zijne phantasie te hulp te komen’.

Stigter denkt dat de mensen een genezing in een ondiepe slaap waarin de patiënt alles kan volgen niet genoeg vinden.  ‘neen dat is te weinig schokkend: Doch deze toestand gebruikt om door onvoorzichtigheid of boosaardigheid eene ziel te vermoorden, dát geeft een disch, waarmee men het publiek en zichzelf dient’. ’.. en het wordt gelezen en met graagte, vergiftigend met valsch vooroordeel’. ’Tijdschriften, krantjes en kranten geven met graagte hunnen kolommen voor romans, waarin een gemeen sujet (Dikwijls een dokter) een patiënt (Meestal een patiënte), door hypnose, tot zijne willooze volgelinge maakt op zijn weg van hartstocht en misdaad’.

Stigter stond niet alleen. Ook de Engelse letterkundige Dorothy Scarbourough schreef in 1917 dat hypnotisme grootscheeps de moderne fictie was binnengekomen. Volgens haar had die toename te maken met zowel de voortschrijdende wetenschap als aan het nog bestaande geloof aan tovenarij uit het verleden.
Ook in Nederland gaat rond 1900 een snelgroeiende groep schrijfsters met magnetisme en hypnose aan de slag. Zij willen niets weten van ouderwetse magnetische mannenover-heersing en proberen die verwijzend naar de moderne suggestie-hypnose openlijk aan de kaak te stellen. In tegenstelling tot Elisabeth Hasebroek en Ernestine publiceren zij wel onder eigen naam en benoemen openlijk hypnose en suggestie. Onder meer Catharina Alberdingk Thijm, Jo van Ammers Küller en Emilie Weggeman Guldemont ruimen in hun boeken plaats in voor hypnose. Jeanne Reyneke Stuwe laat een studente in ‘Vrije kracht uit het leven van Odilia Berhem, medisch studente (1909) vrijmoedig de professor voorstellen hypnose te gebruiken:

— De professor keek haar aan, alsof hij dacht, dat zij dit zonder hem óok wel kon weten.
— ‘n Mensch, zooals u of ik, dat wordt hij natuurlijk nooit, zei hij. Dat begrijpt u wel. Maar daarmee zeg ‘k niet, dat d’r niet veel aan z’n toestand te verbeteren valt.
— Bijvoorbeeld door hypnose?
— Och, met hypnose zou ‘k maar niet beginnen; waar is ‘t einde, als u daarmee begint. Nee…

Sinds de constatering van Paul Copin dat er zo weinig hypnoseromans verschenen ontwikkelde zich een nieuw soort populaire roman: ‘De detective”. Jaarlijks verschenen wereldwijd honderden boeken, pulpuitgaven en korte verhalen met talloze slachtoffers van post-hypnotische suggesties. Het waren er kennelijk zoveel dat de schrijvers zelf probeerden een halt toe te roepen aan het hypnosegebruik daarin. In 1930 richtte schrijver Anthony Berkeley Cox de ‘The Detection Club’ op, een vereniging van Britse schrijvers van mysterieromans. Aspirant-leden leggen een eed af waarin zij beloven hun rechercheur de misdaden te laten oplossen met zijn verstand en geen goddelijke openbaring, vrouwelijke intuïtie, bedrog, toeval of welke daad dan ook te gebruiken. Ook moest de kandidaat zweren nooit een essentiële aanwijzing voor het de lezer te verbergen en bij het oplossen van de misdaad zo weinig mogelijk gebruik te maken van onder meer bendes, samenzweringen, doodsstralen, Chinese mensen, gekken, geesten en hypnose.
Agatha Christie was lid van 1930 tot haar dood in 1976 en ondanks haar enorme productie hield ze zich keurig aan haar eed om terughoudend te zijn met hypnose. Nog voor haar lidmaatschap schreef ze The Under Dog (1929) Hierin helpt Miss Lemon, de secretaresse van detective Hercule Poirot, met hypnose een getuige een belangrijk detail te laten herinneren en helpt ze Poirots assistent Kapitein Hasting een hole in one slaan met golf.

Je gaat het pas zien als je het doorhebt

krantebericht met titel Nieuwe RoansDe uitgever van Vera van Catharina Albedingk Thijm prees het boek aan met de mededeling dat ‘…Deze roman berust op een der groote vraagstukken onzer dagen, namelijk het volbrengen van den wil van een ander door het hypnotisme. Het verhaal is ontleend aan een ware gebeurtenis…’
Wie denkt na deze aanprijzing een boek te kopen waarin om de haverklap de woorden suggestie en hypnose opduiken komt bedrogen uit. Eigentijdse lezers van Vera zullen waarschijnlijk eerder sporen van hypnose bespeuren maar de moderne lezer die minder bekend is met de verborgen hypnoseaanwijzingen moet doorlezen tot bijna aan het eind van het boek voordat hij uit de droom geholpen wordt:

  • “Op zekeren avond dat zij met eenige andere families in een der salons van het hôtel bijeen waren, daar het veel te slecht weer was om in de lucht te zijn, stelde hij voor eenige kleine proeven van magnetisme en biologie te geven. Zooals altijd vond dit gevaarlijke spel veel bijval, en Vera die vermoeid was van eene lange wandeling en nog onder den indruk verkeerde van een zwaar onweder dat hen in de bergen overvallen had, geraakte onmiddellijk onder zijn invloed.
    Zij was geheel en al zonder eigen wil en zou alles verricht hebben wat hij haar bevolen had; maar zijne proefneming had hem genoeg gezegd en hij wenschte haar dien dag niet verder door te zetten, want niemand mocht haar daar later mee kunnen verontschuldigen.
    Twee- of driemaal daarna, als zij een oogenblik alleen waren, herhaalde hij plotseling zijne proef, en de gravin beschouwde het als eene ware verluchting voor haar gemoed toen hij eindelijk sprak van vertrekken. Hij ging ook werkelijk van daar en het leven ор de badplaats scheen Vera thans volkomen gelukkig en rustig toe, al bleef haar ook een zonderling onbestemd gevoel bij, dat haar het een of ander onheil wachtte.

Hee, kijk, de keizer loopt in zijn ondergoed!

Het toeschrijven van de enorme toename van hypnose-romans aan voortschrijdende wetenschap zoals Scarbourough deed verklaart onvoldoende waardoor de verholen vermelding van magnetisme en hypnose plaatsmaakte voor het openlijk en uitbundig gebruik van (post-) hypnose en suggestie. Die verklaring zit waarschijnlijk in de vrijere opvattingen over relaties en vrouwelijke zelfbeschikking. Rond 1900 zette, mèt de overgang van het oude fluïde-magnetisme naar moderne suggestie-hypnose, het denken over individualiteit en de vrouwenemancipatie grote stappen. Talrijke publicaties over suggestie en massasuggestie gaven velen zicht op hoe zij in een ondergeschikte rol gehouden werden. Machtsverhoudingen bleken geen stabiel natuurverschijnsel en konden ook anders. De emancipatiebeweging en vrouwelijke romanschrijvers waren daarvan belangrijke uitingen.
De ontwikkeling van magnetisme naar hypnose zoals afgespiegeld in de oude romans is bijna onherkenbaar geworden. De versluierde verwijzingen naar dierlijk magnetisme en somnambulisme zijn bijna vervaagd. Het modernere ‘suggestie’ dreigt ook die weg te gaan. Rond 1900 was het begrip suggestie zeer algemeen. In romans maar ook dagbladen was een verwijzing daarnaar voor de meeste mensen voldoende.
Juist met de moderne communicatiemiddelen, reclame en kunstmatige intelligentie is daaraan nu behoefte. Hoe de kunst om het woord suggestie te gebruiken in de loop van de tijd is verschraald blijkt uit ook uit de vele verfilmingen en afbeeldingen in sprookjesboeken waarin de keizer uit ‘De nieuwe kleren van de keizer’ vaak nog wel ondergoed draagt.

Literatuur

  • Alberdingk Thijm, Catharina, Vera, 1889
  • Ammers Küller, Jo van, Vrouwenkruistocht, 1930
  • Balzac, H.de, Ursule Mirouët, 1841 
  • Busken Huet, C.D. in Litterarische, Fantasien en Kritieken, Negende deel, 1880
  • Calcar-Schiötling, Elize van, ‘De Tweede Pinksterdag. Roman Uit Het Dagelijksch Leven’ 1891
  • Claretie, Jules, Jean Montas, 1885
  • Copin, Paul Magnetisme en hypnose in de roman, Door Mr. Paul Copin, 1887
  • Christie Agartha, The Under Dog, 1929
  • Christie Agatha, Droom, 1938
  • Dumas Alexandre, Joseph Balsamo ook bekend als herinneringen van een geneesheer of Cagliostro, 1846
  • Ernestine, Het dagboek eener jonge vrouw, 1848
  • Goethe, Wolfgang von., Zielsverwanten, 1809
  • Hasebroek, Elisabeth, Te Laat, 1838
  • Hasebroek, Elisabeth, Twee vrouwen, 1840
  • Ibsen, Henrik, De vrouw van de zee,1888
  • Kleist, Heinrich von, Kätchen von Heilbronn, 1810
  • Meuleman, B.A., Ibsen en Nederland, Critische en bibliografische gegevens in chronologische volgorde bijeengebracht, 1931     
  • Rössing, J.H. N. v. d. Dag, 28 Jan 1888
  • Scarbourough, Dorothy, The Supernatural in Modern English Fiction,1917
  • Stuwe, Jeanne Reyneke, Vrije kracht uit het leven van Odilia Berhem, medisch studente, 1909
  • Via della Pace.  Het gezin van Lord Trueheart, of de invloed van het geloof en het hypnotisme, 1889
  • Weggeman Guldemont, Emilie, De roman van een student, 1920
  • Winsemius, Pieter, Johan Cruijff: Je gaat het pas zien als je het doorhebt Over Cruijff en leiderschap, 2017