mensen massa

Massasuggestie uitgedrukt in een getal

Viruswappies?

Complottheorieën gaan razendsnel de wereld rond. Sociale media blijken minder sociaal dan ze pretenderen. Enerzijds verspreiden ze allerlei ideeën, anderzijds verwijderen Facebook, You Tube en andere sociale media teksten over (vermeende) complotten maar ook advertenties over verkiezingen.

Hebben we deze bedrijven wel nodig om ons te beschermen tegen dwaze, minder dwaze, of gewoon bijzondere en soms vernieuwende gedachten? Wordt in naam van de democratie niet het kind met het badwater weggegooid? Een ding is zeker, complottheorieën zijn er altijd geweest. Daar was geen Facebook voor nodig.

Vooral psychisch-hygiënisten bekend met hypnose en suggestie

De bewering dat corona een opzetje van de ‘elite’ is is niet nieuw. Mondkapjes-weigeraars en complottheorieën zijn van alle tijden. Bij de cholera-epidemie van 1832 dachten velen dat er geen sprake van een echte echte pandemie was maar een poging om de armen te onderdrukken. Door de Zwarte Dood (pest) in 1347-1351 stierf een derde van alle Europeanen. Bij gebrek aan goede medicijnen kregen de joden de schuld. Dat leidde tot pogroms waarbij 16.000 mensen werden gedood.

De verspreiding van complotgedachten en massasuggestie gaat al veel langer hand in hand.

Juist in onrustige tijden duiken allerlei moeilijk controleerbare ideeën op en vinden een volgzaam gehoor. Pandemieën, politieke onrust en oorlogdreiging blijken gunstige voedingsbodems voor het aanzetten van mensen tot ongewoon gedrag.

In 1915 schreef de Duits zenuwarts en vrouwenrechtenactiviste Helenefriderike Stelzner een artikel over massasuggestie met tal van nog steeds herkenbare elementen.

Niet voor niets waren het vooral psychologen en psychiaters die bekend waren met de invloed van hypnose en suggestie die waarschuwden tegen complotdenken en massasuggestie. In Nederland waren dat onder andere B. Stokvis, E.A.D.E. Carp, J.A.M. Meerloo en F.J. Soesman. Hun visie werd misschien het beste verwoord door Meerloo: ‘Het individu moet gemobiliseerd worden tegen zijn suggestieve labiliteit. Hij riep ‘psychisch-hygiënisten’ op tot deze langdurige pedagogische arbeid.’

 Al te laat?

Toen het eigenlijk al te laat was waarschuwden vlak voor de oorlog psychologen en psychiaters tegen de gevolgen van massasuggestie, massahysterie en vooral propaganda uit extreem rechtse-hoek.

Op 14 April 1940 gaf Dr. J.A. M. Meerloo, psychiater te ‘s-Gravenhage de lezing  ‘De beïnvloeding der publieke opinie’. Volgens hem was vóór de oorlog de belangstelling voor de publieke opinie vooral theoretisch. Nu is ze meer praktisch doordat het grote publiek in onmiddellijk contact met het wereldgebeuren staat en er niet meer afzijdig van te houden is. Een deel van de publieke opinie is te beïnvloeden; bepaalde meningen kunnen op het publiek worden geënt.

Suggestie bestuderen?

Meerloo vraagt zich af of wij nu de techniek van zulke suggesties moeten bestuderen om ze ook te gebruiken. Want het zijn niet alleen politieke stromingen die de werking der suggestie bestuderen.

Volgens hem gaat de enkeling in de massa terug naar het kinderlijk stadium van identificatie en sluit zich daardoor gemakkelijker aan bij gangbare meningen. De vorming van een gemeenschappelijke mening is sociaal belangrijk; die heft onderlinge agressie op.

Maar die identificatie remt de groei van de enkeling. Met suggestie is een snelle massale omslag van meningen mogelijk. Angst en schrik werken verlammend op de kritiek. Men raakt er door in een vicieuze cirkel van angst, achterdocht en verhoogde suggestibiliteit. De paniek is hiervan een sprekend voorbeeld. Uit de Eerste Wereldoorlog is bekend, dat volslagen onbelangrijke feiten massale angsten en vluchtneigingen konden uitlokken.

Angst en schrik hebben een incubatietijd, ze hebben tijd nodig om in te werken, voordat de gevolgen uitbreken. Angst werkt ook lang na, pas na jaren vindt het individu zichzelf terug en kan het zich weer op zijn normale wijze uiten.

Het is gemakkelijker agressieve instincten op te roepen, dan redelijke vredesmotieven te propageren. De vrede is niet gediend met massale hypnose. Oorlog brengt de irrationele affectieve elementen in de mens in beroering.

Daarom moeten, omdat vrede oorlog is tegen agressieve neigingen, ter wille van de vrede aanspreekbare vredesmotieven geplaatst worden. Het is niet voldoende de vrede te prediken; men moet de imaginatie en het gevoel van de individu in dienst van de vrede stellen. Propaganda en positieve beïnvloeding blijven voor de vrede een paradoxaal wapen. De vrede moet voornamelijk de individuen mobiliseren en hun persoonlijkheid activeren.

Omdat de openbare mening een zeer wankel bezit is, moeten de mensen geïmmuniseerd worden tegen agressieve infectie. Het individu moet gemobiliseerd worden tegen zijn suggestieve labiliteit. Meerloo roept om ‘psychisch-hygiënisten’ die deze langdurige pedagogische arbeid kunnen verrichten.

Op één punt had Meerloo ongelijk. Voor de Eerste Wereldoorlog was de belangstelling voor deze zaken niet minder en ook niet alleen theoretisch. De Duitse neuroloog en vrouwenrechtenactiviste Helenefriderike Stelzner (1861-1937) schreef in 1915 een artikel over massasuggestie waarin tal van nog herkenbare elementen zitten.

Ze vertelt wat er gebeurde in het dagelijkse leven vlak voor en tijdens het uitbreken van de oorlog, ze inventariseerde de meningen van deskundigen als Wundt en Bechterev en zocht een verklaring voor de gebeurtenissen.

Bechterev meende dat massasuggestie een soort over-enting is van een idee of zielstoestand waarbij de wil van de ontvanger omzeild wordt. Dat komt al aardig in de richting van hypnose als verklaring. Dat vind Stelzner ook al zegt ze erbij dat hypnose weliswaar de hoogste graad van suggestie is en voor een massabeweging eigenlijk niet bruikbaar. Ze ziet nog een oneindig aantal procedurele tussenstappen die weliswaar niet volledig zijn maar wel karakteristiek:

Suggestie is volgens Stelzner de invloed van één persoon of een groep individuen of bepaalde objectieve stimuli vanuit de omgeving op de psyche van één of meer individuen.

De gesuggereerde ideeën, inzichten en opvattingen moeten daarbij gekoppeld zijn aan een bepaalde begeerte of wens die tot dan toe min of meer vreemd voor de gesuggereerde is en toch wordt geaccepteerd.

Hulpmiddelen bij opzettelijke of onbedoelde suggestie zijn de blik, het mimespel, de gebaren, het gesproken en geschreven woord, het gedrukte woord en vooral het voorbeeld.

Op fysieke middelen gebaseerde beïnvloeding van het individu gebeurt via lectuur, kunstwerken, films etc. en wordt passief ondersteund door de afwezigheid van tegeneffecten.

De werking door het voorbeeld laat zich door drie hoofdmomenten verklaren:

  1. Door de neiging van het individu met de stroom mee te zwemmen;
  2. door elimineren van de eigen redeneringsvermogen en automatisch inzetten van de door  ..      velen gebillijkte zienswijzen en
  3. ten slotte door het respect en achting voor de activiteiten van eigen kring

Stelzner noemt als voorbeeld de claque. Die komt voort uit bezorgdheid dat onder het theaterpubliek onvoldoende mensen met een snel begrip en gevoeligheid zijn die niet of te laat lachen of tranen laten waardoor de clou van het toneelstuk onder tafel verdwijnt. Een groep mensen in het publiek geeft op het juiste moment de gewenste reacties die het gewone theaterpubliek ogenblikkelijk spontaan overneemt.

Beeld 2e wereldoorlog
13 juni 1936. Adolf Hitler zegent een marineschip. Het publiek juicht hem enthousiast toe met de Nazigroet. Iedereen op één man na. Hij weerstaat de groep-suggestie en blijft met zijn armen gekruist staan. Begin jaren ‘90 herkent zijn dochter Irene haar vader: August Landmesser. August weigerde zijn joodse vrouw en halfjoodse dochter in de steek te laten. Meerloo: De vrede moet voornamelijk de individuen mobiliseren en hun persoonlijkheid activeren.

Ook het succes van een spreker hangt er van af of er onder zijn gehoor een aantal medestanders is. Zijn grootste kunst bestaat eruit in een onverschillig of zelfs vijandig gezinde menigte een paar aanhangers te plaatsen. Hun reactie heeft dan een soepel effect op de rest. Napoleon was zo’n influencer. Sprak hij een van zijn generaals individueel dan had dat geen bijzondere uitwerking. Maar sprak hij grote menigten toe met daaronder een aantal lieden die zich lieten meevoeren in de dronkenschap van zijn woorden, gebaren en kreten van enthousiasme dan staken ze duizenden anderen aan die daardoor in vuur en vlam raakten. Ongetwijfeld zou Stelzner ook Adolf Hitler genoemd hebben als influencer.

Hoeveel beïnvloeding: zoals nu de sociale media het beste werken

Na een inventarisatie van de meningen van wetenschappers over massasuggestie concludeert Stelzner het met Wundt eens dat je de mate van massasuggestie kunt uitdrukken met een getal. Dat is de optelsom van alle krachten die altijd in elke individu aanwezig zijn plus de krachten die pas in wisselwerking met een voorbeeld vrijkomen en actief worden.

Volgens Stelzner is er wel verschil of iemand alleen theoretisch voor een idee gewonnen is of dat hij dat idee onweerstaanbaar in de praktijk brengt.

Iemand die meegaat in een gesuggereerd idee om te moorden moet van dat idee meer doordrongen zijn en het geestelijk veel meer verwerken dan een fanatieke massa om hetzelfde doel te bereiken.

Daarbij is immers een onvoorstelbare macht losgemaakt doordat alle remmingen – minder door de inwerking der gedachte dan door de kracht van het voorbeeld – verdwijnen.

Volgens Stelzner kunnen massasuggesties zelfs op vijandelijk terrein, à la minute tot uitbarsting komen. Toch gedijen ze het best op grond van langzaam voorbereide suggesties.

Niet eens is ze het met August Forel die zegt dat suggesties des te gemakkelijker worden uitgevoerd naarmate ze meer gebaseerd zijn op aangeboren of overgeleverde bodem. Volgens haar werken gesuggereerde ideeën ook als ze niet aansluiten op oude tradities maar door fascinatie voor het nieuwe en of absurditeit.

Zoals voor de acute inwerking van de suggestie vooral het openbaar gesproken woord de ontsteking en brandstof is, zo werken voor de chronische inwerking van de suggestie de van persoon tot persoon gaande boodschap en het drukwerk beter.

De pers, vlugschriften, zelfs wetenschappelijke werken doen het bijvoorbeeld goed, maar, zoals nu de sociale media het beste werken, noemt Stelzner het gefluister, het gemompel en de van mond tot mond praatjes als ideaal hulpmiddel om suggesties te verspreiden. Bij dat laatste wijst ze op de opstand van de Sepois in India. Die zou zijn voorafgegaan door de opbouw van zekere suggestieve waarden. Ook de geschiedenis van volkspsychosen biedt talloze gevalsbeschrijvingen.

Belangrijk is dat de uitgeoefdende suggestie sterker is naarmate het idee dat geaccepteerd moet worden wezenvreemder is voor de ontvanger. En omgekeerd evenredig aan de ontvankelijkheid voor psychologische of psychopathische eigenschappen door het individu.

Gezaghebbende invloeden en wisselwerkingen daarmee hebben een gemeenschappelijk effect. De gezaghebbende bepaalt welke kleppen opengaan en de wederkerigheid versnelt de handeling.

Het voorbeeld van gezaghebbenden werkt ook op weinig voorbewerkte mensen. Zaakvreemde voorbeelden laten zich zowel als chronische suggestie instellen als inzetten bij acute en massale bedwelming en verheerlijking. Ook dat leert de wereldgeschiedenis.

Zowel bij chronische als acute suggestie werkt het voorbeeld. Vallen in de menigte de remmingen weg en geloofd men eigen oren en ogen niet meer dan brengt het voorbeeld van duizenden anderen uitkomst. Ieder individu wordt zo beïnvloed.

Zij accepteren de mening van kranten, radio en televisie of andere sociale media kritiekloos en zien die als voorbeeld-mening waar ook anderen zich zonder meer achter aan lopen.

De kracht van het herhaalde voorbeeld gaat gepaard met een overdracht van de suggestibiliteit in perverse richting. Niet alleen intellectuelen of hoogstaande autoriteiten maar ook ongeschoolde, inferieure, paranoïde of anderszins mentaal ontregelde individuen op het hoogste niveau maken daarmee kritiekloze voorbeeldige satelieten.

Waar dit toe kan leiden: zout of wc-papier en paracetamol

In het voorjaar van 2020 verbaasden mensen elkaar door massaal wc-papier en paracetamol te hamsteren. Begin dit jaar blijken velen bereid anderen te filmen en aan te geven bij de politie als relschopper. Voetbalsupporters staan paraat om al dan niet vermeende relschoppers aan te houden om ze ‘een lesje’ te leren. Wat langer geleden werden er op Nederlandse stations door oplettende reizigers aan de lopende band verdachte pakketjes en tassen gevonden die door de explosievendienst ontmaskerd werden als vergeten sporttassen en pakketten boeken. Medereizigers die in de ogen van anderen exotisch uitzagen, veelal van noord-afrikaanse oorsprong, werden verdacht van aanslagen. 

Niets nieuws onder de zon? Koffie of bommen

Het is allemaal niet veel anders dan wat Helenefriderike Stelzner ruim honderd jaar geleden optekende. Zij zag in de grote gebeurtenissen in de laatste tijd een goede gelegenheid om suggestieve massabewegingen in eigen land, zelfs per grote stad, te bestuderen. Stelzner: “De grondslag daarvan is onbezonnen voorbereiding op de zo snelle en onverwachte uitbraak van de wereldoorlog. De volksziel was overvallen en dooreengeschud door verdeelde gevoelens. Deze opwinding zorgde er ook voor dat men tot meer in staat bleek. In de zomerdagen van juli en augustus 1914 verspreide het enthousiasme voor oorlog zich voor het eerst. Geraakt door de oprukkende vijand waren mensen meer dan anders geneigd als niet-strijder voor het vaderland in te grijpen. Vermeende uitgebreide spionage maakte de menigte zo fanatiek dat zij in iedere vreemd uitziende persoon een spion zag. Onschuldige thermosflessen werden voor bommen gehouden waarvoor de toch al overbelaste politie onnodig gealarmeerd werd.”

Spionitis

Theodor Lessing
Hoe het was om als spion versleten te worden ervoer de Hannoverse professor Theodor Lessing. Een groep oplettende burgers hield hem op straat staande omdat ze hem door zijn baard zagen als een Russische spion. Hij werd tijdig ontzet door een toeschietende officier die hem als voormalig student herkende.

Enkele dagen lang was er een Berlijns straatbeeld dat zich steeds herhaalde: een man, soms een vrouw, benadert een verdachte om vragen te stellen. De betreffende persoon probeert weg te komen  en wordt in de kortste tijd achternagezeten door een honderdkoppige menigte waarna de mythe zich dank zij deze persoon verder ontwikkelt! Dit fanatiek collectief nationalisme is later gemystificeerd als de “Augustus Ervaring”

Stelzner: “Het is niet nodig om om de rij zelf waargenomen voorbeelden uit te breiden want de psychologische kern is telkens dezelfde. Een creatieve, fantastische gedachte die op grond van gebrek aan kennis een onzinnige vorm van spionangst aanneemt en tegelijkertijd de mooiste illusies en hallucinaties creëert. In een geval werd een met conservenblikken gevulde afvalbak aangezien voor een uitgegraven kist met springstoffen en de mensen die de bak droegen voor buitenlanders, die natuurlijk, zo hoorde dat op dat moment, onmiddellijk beschoten werden.”

De filosoof Lessing schreef later: “Hoeveel misbruik, hoeveel kwaden, wraakhandelingen, bestialiteiten werden beoefend in deze verschrikkelijke dagen, niemand was zeker van zijn leven.”

Wolken worden vliegtuigen: aardappelen verotten

Nadat de spionnenjacht iets bekoeld was bracht een andere massasuggestie een nieuwe massabeweging voort. De angst voor een op handen zijnde hongersnood. Er volgde een onbegrijpelijke wisselwerking. Eerst een geleidelijke, dan grootscheeps opkopen van noodzakelijke voedingsmiddelen, vooral meel, zout en aardappelen. Dit liep uit op een massaal hamsteren in Berlijn, niet alleen door de lagere klasse, de beter opgeleide stand deed net zo hard mee. Karakteristiek is het volslagen onzinnige hamsteren van zout dat helemaal onafhankelijk is van oogstresultaten en zowel in eigen winkels als in Oosterijkse winkels verkrijgbaar is.

Door het massale opkopen werden de prijzen kunstmatig verhoogd wat een nieuwe welvaart bedreigende massasuggestie opriep. De plotselinge twijfel aan de betrouwbaarheid van de spaarbanken zette veel mensen er toe aan hun geld van de bank te halen.

Zonder aanwijsbare reden begon een stormloop op banken en spaarkassen. Uren voordat die de deuren openden stonden er rijen voor de gebouwen. Er werden zelfs

speciale verkeerregelaars aangesteld. Enorme kapitalen verlieten de banken ondanks dat de kranten grootscheeps berichtten dat ook in oorlogstijd het geld nergens veiliger was dan bij de banken. Het hielp niks.

De ‘verlichte’ Berlijners geloofden eerder de duistere geruchten die van oor tot oor gingen.

hongersnood
Stelzner: miljoenen mensen bereikten het tegengestelde van wat ze wilden. In 1916 was de hongersnood onder de bevolking een feit. Een vrouw in de rij voor een winkel raakt bewusteloos

Mensen wilden direct hun geld van de bank terug en droegen het zo veel mogelijk als lijfgeld bij zich. In die dagen liepen velen met een zware zak geld rond in afwachting van de gelegenheid het te besteden aan de kunstmatig duurgemaakte levenmiddelen. Dan kochten ze grote hoeveelheden meel en suiker. Vooral kleine huishoudens hadden te grote voorraden. Grote hoeveelheden aardappelen lagen in huishoudens weg te rotten. Door dit hamsteren ontstond juist schaarste.

Met deze gang van zaken was de oververhitte suggestibiliteit van het volk nog niet uitgeput. Een nieuwe veel langduriger epidemie diende zich aan: de goud-ellende. Werden eerder de spaarbanken bestormd, nu was het de beurt aan de Rijksbank. Dagenlang werd er doorgewerkt om geld en geldpapieren om te wisselen voor goud. Dit goud verdween volledig uit het financieel verkeer. Een beroep op de vaderlandsliefde om dit niet te doen mislukte volledig.

Stelzner wijst er op dat het hier gaat om doeloos en zinloos gedrag van miljoenen mensen waarmee ze precies het tegenovergestelde bereiken van wat ze willen.

De hier genoemde ziekelijk verhoogde massabewegingen van spionage-verdenkingen, de angst voor hongersnood, het wantrouwen in banken en de goudstormloop duurden niet lang. Dit speelde zich af in zo’n 14 dagen. De eerste drie snel en de goudrun langer.

Copyright Johan Eland

Literatuur

  • Carp, E.A.D.E. Over neurotische spraakstoornissen bij gemobiliseerden 1940, Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde,
  • Carp, E.A.D.E. Over geestestoornissen in mobilisatie- en oorlogstijd 1940, Mil. Gen. Tijdschrift,
  • Estabrooks, G.H. Hypnotism 1943, E.P. Dutton, New York,
  • Gudden, H. Ueber Massensuggestion und psychische Massenepidemien 1908, Verlag der ,Aerzlichen Rundschau, (Otto Gmelin),
  • Hoeven, H. Van der, De oorlog psychologie door het vergrootglas, 1908
  • Loewenfeld, L. Die suggestion in ihrer Bedeutung für den Weltkrieg, 1917, Verlag: Wiesbaden., J. F. Bergmann,
  • MacKaye, P. A potential Substitute for War, 1915, University of Northern Iowa, 719-726 pp., The North American Review Vol. 201
  • Meerloo, A.M. Atomic nerve war and the urge for catastrophe, 1947,.,333-344 pp.,
  • Meerloo, A.M. Psychische verdedigingsmiddelen, 1935, G. Naeff, ‘s-Gravenhage,
  • Meerloo, A.M. Total War and the Human Mind, 1944, George Allen & Unwin,
  • Smith, Grafton Elliot & Tom Hatherley Pear, Shell Shock and its Lessons 1918 / Longmans, Green & Co, London.
  • Soesman, F.J. Oorlogspsychologie, 1915, W.P. van Stockum & Zoon
  • Stelzner, H. (1915). Aktuelle Massensuggestionen. Archiv Für Psychiatrie Und Nervenkrankheiten, 55(2), 365–388.
  • Stokvis, B. Psychologie van individu en massa in paniekstemming, 1939, Ruys, Zutphen,296-310 pp., “Nederlandsch Tijdschrift voor Psychologie”