Leeuwen en hypnose met toeschouwers: De filmers van het incident met de jachtluipaarden in safaripark Beekse Bergen worden niet strafrechtelijk vervolgd. Justitie bestudeerde de beelden en zag geen strafbare feiten.
Franse toeristen stapten eerder deze maand met hun kindje uit hun auto in de buurt van de jachtluipaarden.
Het filmpje verscheen op YouTube en werd bijna 7 miljoen keer bekeken. Het leidde wereldwijd tot verontwaardiging. Die was er ook over de filmers, want waarom deden zij niks? Kennelijk waren de toeschouwers gebiologeerd door de actie van het Franse gezin. Sinds mensenheugenis mogen we graag griezelen bij de combinatie weerloos en roofdieren. Circussen en dompteurs brengen al eeuwen hun publiek in opwinding door de dieren te tarten en zichzelf of anderen in gevaar te brengen. In de 19e eeuw kwam daar een dimensie bij. Met de opkomst van de hypnose bedachten dompteurs en hypnotiseurs als extra attractie om slapende proefpersonen, liefst onschuldige jonge meisjes te confronteren met de alles verscheurende roofdieren.
En dat ging ook wel eens mis zoals The Illustrated Police News berichtte op 18 Januari 1890. De avond tevoren traden leeuwentemmer Redenbach en professor in het hypnotisme Dornay op in de dierentuin van het Franse Béziers. In de leeuwenkooi bracht Dornay zijn lieftallige assistente juffrouw Sterling in hypnotische slaap. Ze moest op de vloer van de kooi liggen waarna de leeuwen over haar heen konden springen. Een van hen, Nancy, was die avond wat opstandig en sprong niet over maar òp juffrouw Sterling en sloeg een klauw in haar been.
Professor Dornay lukte het de aanvaller af te leiden en de zwaargewonde juffrouw Sterling wist met hulp de kooi uit te kruipen. De toeschouwers volgden het tafereel ademloos maar nu het slachtoffer buiten gevaar was barstte een ovationeel applaus los voor de dompteur en de hypnotiseur. Want, zo meende het publiek, dankzij hun koelbloedig optreden was juffrouw Sterling verder leed bespaard. Niettemin moest haar been geamputeerd worden.
Dit soort voorvallen wilde de Belgische regering in 1862 nu juist voorkomen. Want ook in België traden showhypnotiseurs op in theater en dierentuinen. Vooral Alfred Edouard d’Hont met de artiestennaam Donato was populaire. Met een vast ‘subject’, de somnambule Mademoiselle Lucile, wier echte naam Augustine Marty was trad hij op in talloze theaters in België, Frankrijk, Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Duitsland en Nederland. Niet alleen verbaasde hij zijn toeschouwers met zijn theatervoorstellingen. Ook wist hij zijn publiek te boeien met lezingen en publicaties over de wetenschappelijke stand van zaken van de hypnose. Hij gaf een eigen tijdschrift ‘Le Magnétisme’ uit. Donato was een omstreden figuur door zijn voorstellingen en ijveren voor vrijheid van optreden. Toch greep de Belgische regering niet hem aan maar de Franse hypnotiseur De Torcey om een wet uit te vaardigen tegen openbare optredens van hypnotiseurs. De Torcey sloot zijn jonge somnambule, juffrouw Lucia, op in een kooi met drie leeuwen. Terwijl ze in een schijnbare slaap was, sprongen de dieren over haar heen en duwden haar omver. Na gewekt te zijn leek ze verbaasd zich in het midden van een leeuwenkooi te bevinden. Ook hier waren het niet de toeschouwers die ingrijpen eisten. Het was de Brusselse pers die opriep tot een verbod op dergelijke spektakels. Ze vonden het de schaamteloze uitbuiting van de nerveuze zwakte van dergelijke subjecten. Net als in het buitenland verwezen voorstanders van een verbod op publieke voorstellingen naar de morele, medische, criminele en politieke gevaren waartegen de toeschouwers van de spektakels beschermd moesten worden. Hypnose werd daarbij geassocieerd met een verlies van de vrije wil en de morele capaciteiten van het individu, met verhoogde gevoeligheid voor waanzin, zeker bij vrouwen, en met de beïnvloedbaarheid van mensenmassa’s.
Niet alleen De Torcey zorgde voor ergernis. Ook de Luikse hoogleraar wijsbegeerte en psychologie Joseph Delboeuf riep weerstand op. Hij was de enige Belgische – niet medische -academicus die al in het midden van de jaren 1880 hypnoseonderzoek verrichtte. Hij experimenteerde, debatteerde met Franse collega’s en vertelde het Belgische publiek over zijn bezoeken aan de Salpêtrière en de school van Nancy. Als strijdend vrijzinnige noemde hij ook graag de stigmata van Louise Lateau als voorbeeld van autosuggestie. In 1887, net nadat de Franse neuroloog J.M. Charcot opriep tot een medisch monopolie op hypnose, vertelde Delboeuf in een lezing voor de Koninklijke Academie voor Wetenschappen over zijn experimenten die hij met collega’s van de universiteit van Luik had uitgevoerd. Daarmee toonde hij de helende werking van hypnose bij de genezing van brandwonden aan. Ook nu schuwde Delboeuf de polemiek niet. Het artikel, waarvan ook samenvattingen in de pers verschenen, bevatte een eerbetoon aan al wie de wetenschap van de hypnose had ontwikkeld, ondanks het scepticisme van het medisch establishment. Ook magnetiseurs zoals Donato behoorden daartoe: ‘Men kan niet loochenen dat zij meer voor de zaak hebben gedaan dan alle faculteiten Geneeskunde van Frankrijk en Italië samen.
Delboeuf mocht dan wel benadrukken dat Donato’s voorstellingen instructief en ongevaarlijk waren, in de debatten die na 1888 in de Academie voor Geneeskunde en het Parlement werden gevoerd, kreeg hij steun van maar twee artsen. Zij wezen er op dat er zich in België nooit problemen hadden voorgedaan met hypnoseshows. Liet men zich niet al te zeer opjagen door weinig gefundeerde, paniekerige reacties in het buitenland? Oogarts Pierre Nuel, die Delboeuf had bijgestaan bij diens experimenten met brandwonden, beklemtoonde ook Donato’s verdiensten. Het was deze magnetiseur die met experimenten op zijn toeschouwers iedereen – artsen weliswaar als laatsten in de rij – ervan overtuigde dat hypnose geen misleiding was.
Aparte discussie was er tussen hypnotiseurs en magnetiseurs. Hoeveel respect de magnetiseurs ook voor hypnose-man Donato hadden, hun campagne richtten zij liever op het behoud van het recht van magnetiseurs om hun therapeutische praktijken verder te zetten. De Belgische magnetiseurs slaagden in hun opzet: anders dan de minister had voorgesteld, voorzag de uiteindelijke wet de mogelijkheid voor niet-artsen om via een individuele toelating ook op geesteszieken en kinderen hypnose uit te oefenen. Aan het door de minister voorgestelde verbod op publieke voorstellingen werd niet getornd.
© 2018, Johan Eland