visual vrouw in meerdere persoonlijkheden

Ingebeelde metgezellen: Fantasie van dokters of schrijvers

foto wespSommige planten en dieren kunnen op een afstand het gedrag van mensen veranderen. Er hoeft maar een wesp boven een zomers terrastafeltje te hangen of er breekt een lichte paniek uit. Wie op blote voeten door de tuin loopt en een distel of brandnetel ziet doet al gauw een stapje opzij.
Sommige organismen doen het niet op afstand maar kruipen op of zelfs in mensen of dieren om hun gedrag te veranderen.
De eencellige Toxoplasma gondii infecteert kleine knaagdieren en zorgt van binnenuit dat de eekhoorn of het muisje onvoorzichtig wordt. Dat gaat soms zo ver dat ze zich aangetrokken voelen tot de geur van kattenurine. Door die twee gedragsveranderingen lopen ze meer kans om door een kat opgegeten te worden en dan heeft Toxoplasma gondii zijn doel bereikt want die wil graag de kat als definitieve gastheer.

Kracht zwakte balans

De meest gebruikelijke aanpak door parasieten is om gedragsreacties teweeg te brengen door een wisselwerking met het immuunsysteem van de gastheer. Daarin maken ze neuro actieve stoffen om de gewenste gedragsrespons te ontlokken. Zo wordt de een sterker en verzwakt de ander.
Moderne parasitologie ontwikkelde zich vooral in de 19e eeuw met nauwkeurige observaties. Onderzoekers en clinici ontdekten hoe eencelligen zich in darmen en lever vestigen en hoe muggen nematodenwormen bij de mensen naar binnen werken om daar de olifantsziekte veroorzaken. Ook grotere organismen dringen binnen zoals de lintworm die meterslang wordt en de menselijke gastheer aanzet tot meer eten. Ook hier wordt de een sterker en de ander zwakker.

In ongeveer dezelfde tijd waarin de parasitologie zich ontwikkelde groeide de belangstelling voor psychologische verschijnselen. Fenomenen die later dissociatieve identiteitsstoornis werden genoemd, zoals meervoudige persoonlijkheidsstoornis of multipele persoonlijkheidsstoornis bestaan, eruit dat de patiënt afwisselend twee of meer van elkaar te onderscheiden persoonlijkheidstoestanden beleeft.
Ten minste twee van deze persoonlijkheden nemen regelmatig het gedrag volledig over. Vaak heeft de patiënt gaten in het geheugen die niet door vergeetachtigheid te verklaren zijn. Meestal weet de oorspronkelijke persoonlijkheid niets van de andere persoonlijkheden. De nieuwe persoonlijkheden weten soms wel af van de oorspronkelijke identiteit en van elkaar.
In de middeleeuwen werden personen met een meervoudige persoonlijkheid gezien als door de duivel bezetenen.
Mede dankzij mannen als Balthasar Bekkers en Johannes Wiertz is die verklaring  losgelaten.
Met de opkomst van dierlijk magnetisme van F. Mesmer en het somnambulisme van Markies A.M.J. de Chastenet de Puységur, leefde de belangstelling voor ‘andere’ persoonlijkheden bij één mens weer op. Het magnetisch fluïde zou mensen en dieren op afstand kunnen beïnvloeden.
Die ontwikkeling zette door tot de moderne hypnose die het fluïde afwees.
Talloze gevallen van meervoudige persoonlijkheden werden beschreven door onder meer J.M. Charcot, Pierre Janet, E. E. Azam, H. Bourru & P. Burot.

Dat de verschijnselen zich voordeden was niet langer te ontkennen maar hoe ze materieel ontstonden was vooralsnog een raadsel. Duivelse bezetenheid, en magnetisch fluïde werden gezien als een product van de verbeelding. Wat de verklaring dan wel was werd speelbal van de fantasie. Die fantasie kwam vooral van romanschrijvers. Puttend uit de parapsychologie, in die tijd een populair onderzoeksterrein was van academici, werden ook varianten van telepathische hypnose gebruikt. Enorm populair waren verhalen van Edgar Allen Poe, Mary Shelley (Frankenstein) en Robert Louis Stevenson (Strange Case of Dr Jekyll and Mr Hyde).

Ook de arts en schrijver sir Arthur Conan Doyle liet zich niet onbetuigd. Al tijdens zijn carrière als scheepsarts en later als huisarts legde hij zich toe op schrijven. Zijn creatie Sherlock Holmes maakte hem onvergetelijk. Maar ook zijn decennialange studie en experimenten met parapsychologische verschijnselen als telepathie zijn opmerkelijk. Conan Doyle gebruikte die kennis en ervaringen ook in zijn toneelstukken, romans, poëzie, non-fictie, en historische novellen. Minder bekend werd zijn novelle ‘Parasite’ (1894).

Het idee van parasieten hield Conan Doyle kennelijk bezig want in zijn artikel ‘Life and Death in the Blood’ (1883) vertelt hij wat er in het bloed gebeurt (leukocyten, virus, vaccins) en wat wetenschappers daarover ontdekten.

Hij zag de parasitaire eigenschappen terug in menselijk gedrag: in zijn boek ‘Micah Clarke’ (1889) heeft hij het over ‘hypocriete parasieten’ en in ‘The Doings of Raffles Haw’ (1892) zegt iemand: ‘Hij is veranderd van een student in een nietsnut, en wat erger is, vrees ik, in een parasiet. /. En‘Verander arbeiders in nietsnutten, tevreden mensen in hebzuchtige parasieten.’ In zijn verhaal Rodney Stone (1896) bestaat ‘de bemanning uit eersteklas parasieten en kemphanen.’

boekomslag The Parasite A. Conan Doyle
Bandontwerper onbekend
Uitgeverij A. Constable & Co.
Artist series (1898)

In de novelle ‘Parasite’ wil Professor Austin Gilroy, een rationalistische fysioloog onderzoeken of hypnotiseur Helen Penclosa werkelijk bijzondere krachten heeft. Austin is sceptisch en wil zelf proefkonijn zijn. Penclosa doet verschillende seances met hem en wordt verliefd op hem. Maar Gilroy is al verloofd en wil niets meer weten van Penclosa. Zij pikt dat niet en laat hem op afstand dingen doen die hem in de problemen brengen. Gilroy noteert in zijn dagboek: “…Deze vrouw kan, volgens haar eigen verklaring, mijn nerveuze organisme domineren. Ze kan zichzelf in mijn lichaam projecteren en er de controle over nemen. Ze heeft een parasietziel; ja, ze is een parasiet, een monsterlijke parasiet. Ze kruipt in mijn gestel zoals de heremietkreeft dat doet in de schaal van de wulk. Ik sta machteloos.”

Afbeelding organisme
In de science fictions film-serie ‘Stargate’ draagt de Goa-uld ‘Teal’c’ een symbiont in zijn lichaam. In de biologie is een symbioot een organisme dat leeft met of van een ander organisme dat voordelen ontvangt en/of geeft.

De parasietziel vormde met de eigen persoonlijkheid van Gilroy een dubbelpersoonlijkheid. Doyle’s zieleparasiet was een voorloper van soortgelijke verzinsels. Het was een manier van de romanciers om de invloed op de slachtoffers te beschrijven. Niet ideaal maar er was niets beters voor handen. Niet de romanschrijvers kwamen met een betere verklaring voor de meervoudige persoonlijkheid. Het waren hypnoseonderzoekers die hen een nieuw idee aanreikten voor de persoonlijkheidsverdubbeling. De vele experimenten- met post-hypnotische suggesties, breeduit vermeld in talloze verslagen, werd dankbaar aangegrepen door romanciers.

Alsof het dierlijk magnetische fluïde en de zieleparasiet nooit bestaan hadden stortten ze zich op de post-hypnotische suggestie. Ze overstroomden de wereld met honderden wellicht duizenden romans en korte verhalen waarin met post hypnotische suggesties misdaden, liefdesaffaires en ander vreemd gedrag worden bewerkstelligd.

Portret Eufemia von Adlersfeld-Ballestrem
Eufemia von Adlersfeld-Ballestrem (voor 1905) Een van de eerste succesvolle schrijfsters die onder eigen naam durfde te publiceren

De Duitse veelschrijfster Eufemia Von Adlersfeld-Ballestrem publiceerde in 1896 haar befaamde ‘Weise Rosen’, een ‘adelkrimi’ waarin de jonge gravin Iris door haar jaloerse zus Sigrid met hypnose tot zelfmoord gedreven wordt. De roman is meer keren verfilmd en werd tot 1940 maar liefst 140 keer herdrukt.

Slachtoffers van hypnose op afstand zijn vooral te vinden in de boeken van Franse schrijvers als Jules Claretie (L’Obsession-Moi et l’autre, (1908) en Jean Mornas (1885) Adolphe Belot, (Alphonsine, 1887).

Zij kwamen niet onbeslagen ten ijs. Wie op het beroemde schilderij ‘Une leçon clinique à la Salpêtrière ‘(1887, André Brouillet) bekijkt waarop Charcot zijn hypnose experimenten demonstreert ziet Jules Claretie onder de toeschouwers.

Ook de arts, parapsycholoog en Nobelprijswinnaar Charles Richet wist waar hij het over had. Hij liep stage in het Salpêtrière-ziekenhuis in Parijs, waar hij het werk van Jean-Martin Charcot met “hysterische” patiënten van dichtbij meemaakte. Richet publiceerde onder het pseudoniem Charles Epheyre talloze fictiewerken waarin vrijelijk wordt gespeeld met dubbele persoonlijkheden. Zoals ‘Soeur Marthe’ (1889) waarin de jonge dokter Laurent Verdine beweert dat gehypnotiseerde mensen een reeks persoonlijkheden in zichzelf hebben. Hij wordt gefascineerd door de jonge non, zuster Marthe. Als hij voor haar Gounod’s Ave Maria speelt wordt ze ‘Angèle de Mérande’. Dat is een agressievere vrouw die voorspelt dat Marthe zal sterven. Laurent belooft ervoor te zorgen dat Marthe blijft leven, maar dit betekent dat Angèle moet ‘sterven’. Dat lukt natuurlijk, hoewel de verliefde dokter er weinig aan heeft want Marthe blijft toch maar liever in het klooster.

De Nederlander Frits Lapidoth die veel in Parijs verbleef, schreef in zijn Zielemoord (1895) hoe de nerveuse onderwijzeres juffrouw van der Weel slachtoffer is van de door haar geconsulteerde dokter Woudman:
“U voelt mijn wil op U inwerken, nietwaar?”. “Daarom ben ik zo bang … “
“Toen heb ik hem verteld met hoeveel inspanning ik had geworsteld om mijn vrijheid te erlangen; maar hij vroeg me of die vrijheid me gelukkig had gemaakt. Ik heb hem gesmeekt mij te zeggen of ik spoedig –- of ik ooit weer buiten de invloed van zijn wil zou kunnen komen; maar hij heeft om die vraag geglimlacht. Het was me al terstond duidelijk dat hij een sujet van me maken wilde..”
“Binnen een paar weken, lag de afdruk zijner persoonlijkheid in mijn wassen Ik. Zijne lievelingsdenkbeelden hoorde hij door mij verkondigen. Onbewust, deed ik hem na in alles;”

Als ze hem smeekt haar te laten gaan doemt er een nieuw probleem op:
“..En nu sta ik alleen. Wellicht komt mijn wezen onder de macht van een ander, nog minder nauwgezet hypnotiseur, misschien moet ik het slachtoffer worden van de eersten de besten man, die mij wil onderwerpen en gebruik maken van mijn willoosheid. Maar, als niemand mij wil beheersen en ik aan mijzelf overgelaten word, zal de waanzin komen, wie weet hoe vroeg reeds. Nu, bedwelm ik mij zoveel mogelijk. Het Pravaz-spuitje jaagt dagelijks morfine door mijn bloed. Het valt me reeds moeilijk mijn lessen te geven. Nog één schrede verder naar het Niet en, als mij daartoe maar wilskracht overblijft, zal ik mij laten glijden in het lauwe water, tussen hoogbloeiende waterlelies en grote, groene bladeren die, dodijnend deinend, mijn afzichtelijk gestorven lichaam zullen bedekken, opdat geen lieve vogels ervan schrikken en geen enkel kozend paar erdoor worde ontzet ….”
Duidelijk is dat Lapidoth geen oplossing weet voor de hypnotische overheersing. Juffrouw van der Weel smeekt om vrijgelaten te worden maar blijft daarna twijfelen en vrezen dat ze misschien toch…..

In 1908 heeft Jules Claretie zijn inzichten verder ontwikkeld. In zijn ‘L’obsession: moi et l’autre’ schrijft hij “Ten derden male vroeg hij toen: «mevrouw, wie bent u? «André, ken je me dan niet, ik ben je vrouw!” «Mijn vrouw!’ Lang en teder-medelijdend keek hij haar aan.”

Het echtpaar besluit dokter Klipper te raadplegen, die constateert:
«Je zou liever sterven dan zo voortleven dat begrijp ik, foei! Foei! Foei! Die toestand is onhoudbaar. . .” Het was dokter Klipper die dat tegen hen zei in zijn werkkamer.. »Je mag niet langer bloot staan aan de dwingelandij van een ander,” zei Klipper ernstig. »Er is een zeker middel, je moet hem doden.”
»lk heb dikwijls aan zelfmoord gedacht, dokter, maar met het oog op mijn echtgenote zie ik er tegen op,” »Ik spreek niet over zelfmoord,” zei de kleine man driftig, »u moet alleen uw dubbelganger te doden. U moet uzelf ervan overtuigen dat de persoon die telkens zich laat voelen in uw hersens leeft en woelt zoals een worm in de ingewanden. Hij moet gedood om u rust te geven.”
Claretie verwijst hier nog wel naar een parasiet maar biedt ook een begin van een verklaring en zelfs van een therapie die ergens doet denken aan de afscheidsrituelen van prof. O. Van der Hart
Tegenwoordige is de behandeling gericht op het vergroten van het geïntegreerd functioneren. De alter ego’s zijn geen vijanden meer maar worden zoveel mogelijk samengevoegd tot een geheel. Of zoals de richtlijnen van de International Society for the Study of Trauma and Dissociation luiden: “Een wenselijk behandelresultaat een werkbare vorm van integratie of harmonie tussen alternatieve identiteiten is”.

Het syndroom van Ekbom,

Blijven over de fictieve personages die door een vreemde indringer bestuurd worden. Parasitisme kwam in de negentiende eeuw herhaaldelijk voor als literair motief, hoewel de mechanismen, biologisch of anderszins, niet altijd in detail worden beschreven. Soms met een vage verwijzing naar hypnose. De gelijknamige Kever in The Beetle van Richard Marsh, 1897, is bijvoorbeeld parasitair en castreert symbolisch de menselijke hoofdpersoon. Bram Stoker’s Dracula uit 1897 begint als een schijnbaar menselijke gastheer, die gasten bij hem thuis verwelkomt, voordat hij zijn parasitaire vampiernatuur onthult.
Veel van zulke verhalen leenden zich uitstekend voor suggestieve verfilming waardoor een groot publiek ermee kennismaakte. Geen wonder dat sommige mensen overtuigd raakten werkelijk door een parasiet belaagd te worden. Dat viel neuroloog Karl-Axel Ekbom (1907-1977) ook op. Hij beschreef in 1938 de waan en noemde het parasietenwaan, ook wel infestatiewaan.  Het is een waanstoornis en een psychotische aandoening waarbij de lijder ten onrechte overtuigd is van een (onderhuidse) besmetting met parasieten, insecten of beestjes. Het gaat vaak gepaard met tactiele hallucinaties en formicatie, ofwel het gevoel dat er beestjes onder de huid kruipen. De patiënt voelt en ziet de beestjes zelf wel, maar andere mensen zien ze niet.

Literatuur

  • Von Adlersfeld-Ballestrem,  Eufemia, ‘Die Weissen Rosen Von Ravensberg’, 1897
  • Belot, Adolphe, Alphonsine, 1887
  • Claretie, Jules, Jean Mornas, 1885
  • Claretie, Jules, L’Obsession (Moi et l’Autre) (Paris: Lafitte, 1908
  • Conan Doyle, Arthur, The Parasite, A Story, 1894
  • Epheyre, Charles, Sœur Marthe, 1889
  • Hart, O. v.d., J. Ebbers e.a., Afscheidsrituelen in psychotherapie, 1981
  • Lapidoth Frits, Zielemoord, S.C.van Doesburgh,Leiden, 1895

©2022 Johan Eland, tekst & Harry Eland, Illustraties