Vrouw in hypnose

In hypnose of onder hypnose?

Veurstell’n in zenuwsloap

Verliefd stelletje op pentekening verliefd
Twee zielen, één taal, samen één verhaal Prentbriefkaart USA, ca. 1925 Eigen collectie

Zou het wat uitmaken of je praat over ónder hypnose’ of ‘in hypnose’?
Je zou zeggen van wel want zeker in de hypnotherapie gaat het om subtiele suggesties en is het dus belangrijk wat je zegt en hoe je het zegt.
De taal als genezend medium is al eeuwen oud. Denk aan genezende woorden, variërend van het zachte gefluister van een oma tot de suggestieve woorden van een therapeut. In de Nederlandse traditie is de kunst van ‘belezen’ al honderden jaren een onderdeel van de volkscultuur. Deze praktijk lijkt een voorloper van gestructureerde moderne technieken zoals hypnotherapie, neuro-linguïstisch programmeren en het actuele comfort talk.
‘Belezen’ verwijst naar een vorm van volksgeneeskunst die vooral in het noorden, zuiden en oosten van Nederland werd en hier en daar nog wordt beoefend. Het bestaat uit het al dan niet fluisterend opzeggen van spreuken of gebeden om kwalen te genezen, zoals het wegnemen van wratten, het verminderen van koorts of als bescherming tegen ziekten en andere onheil.

Op het platteland was de oorspronkelijke taal gangbaar en werd dialect gebruikt in behandelingen waardoor de persoonlijke band met de patiënt werd versterkt.

In Nederland ontwikkelde het belezen zich als een mengeling van pre-christelijke en christelijke rituelen.Hoewel de moderne medische wetenschap deze praktijken als bijgeloof bestempelt, werden belezers in veel gemeenschappen gerespecteerd en gezocht voor hun vermogen om te helpen bij kwalen waar de traditionele geneeskunde geen antwoord op had.

De kracht van regionale variaties

De spreuken en gebeden die belezers gebruiken, variëren per regio en zijn vaak geworteld in het lokale dialect. Een bepaalde spreuk in het Gronings kan sterk afwijken van een soortgelijke spreuk in het Twents.Veel mensen zijn overtuigd dat het lokale dialect de kracht van een bezwering of spreuk versterkt.
Als je iets hoort in je eigen taal, voelt het vaak vertrouwder en overtuigender aan waardoor het belezen beter werkt
Dat geldt ook voor de spreuken en gebeden die de patiënten zelf uitspreken. Alleen al tegen de hik zijn er vele tientallen bekend. In Over-Flakkee zegt men bij een hik-aanval:
‘Hik, hik, sproe,
Ik geve den hik an joe,
Ik geve den hik an Mêster Jan,
Die en goe verdräge kan.’
Vaak spelen plaatselijke omstandigheden een rol. In kustgebieden wordt de hik vaak aan de zee meegegeven. Aan de Vlaamse zeekust zegt men:
Ik en snik
Gaan over zee
Ik zien ik weer
Maar snik niet meer
(Drie maal)
En in Noord Holland, ook aan zee:
Ik en de snik
Gingen over de zee
Ik kwam weer
En de snik bleef deer,
Rotterdam is vooral bekend om zijn vele grote overslaghavens:
Ikke pikke prou
Ik geef de hik aan jou
Ik geef de hik aan een anderman
Die de hik verdragen kan
Antwerpen, eveneens een havenstad, kent hierop meerdere variaties waarin de hik overgegeven wordt aan een ander die er beter tegen kan.
Vaak moet je de spreuk drie maal opzeggen; soms alleen vlug en soms zonder te hikken.

De vroege jaren van hypnotherapie in Nederland

De late 19e en vroege 20e eeuw waren een keerpunt voor de hypnotherapie in Nederland. In deze periode ontstonden er twee benaderingen: de wetenschappelijke en experimentele in de stedelijke gebieden en de traditionele, vaak diep in de volksgeneeskunde gewortelde aanpak op het platteland. Daarbij speelden de taal maar ook andere regionale culturele gebruiken een rol.
In steden, vooral Amsterdam en Den Haag, werd hypnotherapie gezien als een nieuw en opwindend veld binnen de geneeskunde. Dr. A.W. van Renterghem en Frederik van Eeden met hun hypnotherapeutisch instituut in Amsterdam, en dr. Arie de Jong in Den Haag waren voorlopers van die moderne beweging. Was Van Renterghem als plattelands huisarts gewend aan de Zeeuwse dialecten, in Amsterdam kreeg hij te maken met algemeen beschaafd Nederlands of zelfs Frans en Duits.

Autoritaire taal?

Met de ontwikkeling van de Nederlandse hypnotherapie ontstond ook de vraag hóe je de suggesties het beste kon formuleren en uitspreken.
Door hun verschillende mens- en maatschappijvisie leidde dit tot discussie tussen de jonge klassebewuste van Eeden en de ervaren patriarchale huisarts Van Renterghem. De mannen hadden van Liébeault en Bernheim de autoritaire zg.           commando-suggestie geleerd. Van Eeden meende dat deze wijze van suggereren nuttig was voor het behandelen van onbeschaafden, kinderen en gedweeë individuen maar dat zij niet werkt bij meer beschaafde mensen. Die willen niet gekommandeerd worden en niets aannemen op gezag meende de Bussummer.:’Op hen kan men alleen indruk maken door hen eerst een klaar idee van de zaak te geven’. Begrijpelijk want van Eeden vond zijn patiënten vooral in de ontwikkelde schrijverswereld en onder de medebewoners van zijn Walden-kolonie.
Hij dacht dat onder de beschaafde stand de psychotherapie impopulair was omdat die de zaak niet goed begrijpt en dus niet vertrouwt. Zij beschouwen haar niet als een kwestie van gezag en willen als onafhankelijke mensen niet gecommandeerd worden. Van Eeden wilde het systeem van gezag en overwicht verlaten en leren suggestief te genezen zonder verhoging van de suggestibiliteit. Hij had het meeste succes bij de ‘onontwikkelden’ en bij de zeer intelligenten en verklaarde dit doordat:  ‘De eersten gelooven in de meerdere wijsheid van den geneesheer en dit vertrouwen maakt gezag overbodig, de laatsten overtuigt men door hen een begrip te geven van suggestie, van ideoplastie.’ Volgens van Renterghem kon dat allemaal wel zo zijn maar behoren de meeste mensen nu eenmaal niet tot een van deze twee categorieën en is de therapeut daarom vooral aangewezen op zijn mensenkennis en tactvol optreden: “Mijne ervaring leert mij dat het vertrouwen van en gevolgelijk het gezag over den patiënt het beste te winnen is door hem de noodige sympathie te toonen met zijn lijden, door hem rustig aan te hooren en als men door een zorgvuldig onderzoek overtuigd is dat genezing of verbetering mogelijk is, hem dit naar mate van zijn begrip duidelijk te maken, hem bemoedigend toe te spreken.” ‘Bovendien’ zei van Renterghem, “zijn onze meeste patiënten oude gevallen, zenuwlijders die al van alles geprobeerd hebben en als laatste redmiddel hun heil bij de hypnotiseur zoeken. Bij velen zijn de ziekteverschijnselen van autosuggestieve aard en hun ongeloof in de geneeskunde groot.Daarom is het ondoenlijk hen langs psychische wijze te genezen zonder de hulp van de suggestieslaap of met andere woorden de suggestibiliteit te verhogen.” Daarom streefde hij naar een zo diep mogelijke slaap hoewel ook bij lichtere slaaptoestand goede resultaten bereikt werden.
Van Renterghem: “Verreweg de meeste patienten komen met het vooropgezette idee dat ze alleen kans op genezing hebben als ze in een diepe hypnose komen en daarom is het nuttig hen te wijzen op het grote aantal patiënten dat langs suggestieve weg genas zonder ooit het gevoel van hypnotische slaap te hebben gehad.”

Stokvis (1937) benadrukt dat suggestie het best werkt als zij samengaat met aandacht voor persoonlijke presentatie: ‘Dat omvat niet alleen uiterlijke zorg zoals kleding en lichaamsverzorging, maar strekt zich ook uit tot houding, gedrag, gezichtsuitdrukking, oogcontact, stemgeluid en gebarentaal. Ook de keuze van woorden en spreekvaardigheid spelen een rol. Specifieke fonetische nuances, zoals een monotone of levendige spraak, intonatie, uitspraak en ritme, evenals dialect en accent, dragen allemaal bij aan de werkzaamheid van suggestie.’
Daarnaast waren er ook andere culturele verschillen tussen platteland en stad zoals de vergoeding voor de hypnotische behandeling. Van Renterghem vertelt in zijn autobiografie dat hij in ca. 1878 in Heinkenszand en omstreken een ziekenfondsje oprichtte voor ‘de kleine luiden, winkeliertjes arbeiders enz.’ In ruil voor de fondspenningen gaf hij geneeskundige hulp en medicijnen: ‘hierdoor wist ik te beperken eene gewoonte van den dokter te betalen met voedingsmiddelen als aardappelen, erwten, boonen, hammen en worsten, in plaats van in geld. Betalingen met ambachtsproducten, handwerk of andere diensten waren op het platteland eveneens gangbaar.
Ook de kwalen en behandelingen waarvoor de patiënten kwamen verschilden.
Terwijl stedelijke hypnotiseurs zich vaak bezighielden met neurotische symptomen, stress of psychosomatische klachten, was de focus op het platteland vooral gericht op fysieke kwalen zoals pijn, slapeloosheid of spijsverteringsproblemen.

De taal van therapie

De moderne therapeut moet tijdens de therapie navigeren door culturele en regionale verschillen. Met de gestage stroom van migratie en regionale variaties in Nederland, wordt het voor hypnotherapeuten steeds uitdagender om duidelijk te communiceren. Het begrijpen en waarderen van de culturele achtergrond van zowel de patiënt als de hypnotherapeut is essentieel voor het slagen van de therapie. Culturele waarden, overtuigingen en normen beïnvloeden de manier waarop individuen pijn, ziekte en genezing ervaren. Ze kunnen ook een rol spelen in hoe graag iemand meedoet aan bepaalde therapieën en wat hij of zij ervan vindt.
Als de therapeut geen inzicht heeft in de culturele overtuigingen en waarden van zijn patiënt, kan dit leiden tot misverstanden, weerstand en een falende behandeling.

Een cartoon met een agent die een slaapwandelaar aanhoudt
Nieuwe Haarlemsche courant 04-02-1931

Dat bleek toen een jonge Afghaanse man, onlangs verhuisd naar Amsterdam, daar hulp zocht bij een hypnotherapeut voor zijn angstklachten. De man heeft dingen meegemaakt in de oorlog en moet zich ook aanpassen aan een nieuwe manier van leven in een ander land.
De Afghaanse cultuur kent overtuigingen rond geestelijke gezondheid en genezing, die kunnen afwijken van westerse inzichten. Tijdens hun eerste ontmoeting leert de therapeut over het mogelijke stigma rondom geestelijke gezondheidszorg in Afghanistan en de culturele interpretaties van trance en dromen. Met deze kennis past hij zijn technieken en taalaan. Zonder deze culturele gevoeligheid zou de patiënt zich mogelijk onbegrepen en niet op zijn gemak voelen, waardoor de behandeling minder goed werkt.

Taal is het primaire instrument waarmee de hypnotherapeut en de patiënt zowel bewust als onbewust communiceren.
Een patiënt die een trauma opliep bij een schipbreuk heeft weinig aan de therapie als de therapeut woorden of zinnen gebruikt, zoals ‘veilige haven’ of ‘kalme wateren’, om een gevoel van veiligheid en rust op te roepen tijdens de sessie. Daarentegen kan een patiënt wiens moedertaal Fries is, het gebruik van enkele Friese woorden of zinnen tijdens de sessie vertrouwdheid en comfort bieden. Culturele en regionale verschillen in taal en uitdrukking kunnen leiden tot misverstanden of verkeerde interpretaties. Wat in de ene cultuur of regio als een geruststellende uitdrukking wordt beschouwd, kan in een andere context volledig anders worden gevoeld.Dat is van alle tijden. Ook klassenverschillen bepalen de wederzijdse taal en daarmee de mate van begrip en acceptatie door de patiënten. Mooie voorbeelden daarvan zien we in de oudere letterkunde. Daar waar de hypnose nog vooral de gegoede lieden bediende waren de somnambules of slaapsters vooral in de mindere buurten van de grote steden actief. S. Abramsz schets in zijn verhaal ‘Medisch advies’ (In Levende beelden, schetsen uit de hoofdstad, ca. 1909) zo’n seance waarin een moeder zich zorgen maakt over haar dochtertje. De somnambule stelt moeder en kind op hun gemak:

“…kindertjes motte vroolijk weze. En gane we nou s same rije? Met de spoorwage? Nou, daar gane we, hoor: Sch … sch … sch … sch … sch …  Sch net as de lokkemetief, hè ? … Sch … sc sc . sch We benne d’r. Nou terug: Sch … sch …sch “… sch … sch … pentekening vrouwen met kind en zieke vrouwsch …. Zoo nou benne we weer bij m’frouw. Lekker, meisie? Lollig, kindje ? Nog is? Sch … sch … sch … sch … ho-o-o-o! Och, gossie ‘t is zoo’n krentebolletje, zoo’n lekker kriemeleboutje ….»
Maar dan, plotseling ernstig. «Zoo, juffrouw; wil uwe nou maar ‘s weer ‘t kindje vasthoue ? Nee, u niet; de moeder zellef; dat ‘s beter voor de magnetische stroom, ziet u? En nou gane we tot de werrekzaamhedens over. U zal zien, as dat ik ‘t heelemaal zonder magnetiseur doe. Ik maak me eige zeilevers in slaap. Hè ‘k me in geoefend, weet u. Gaat nèt zoo goed. Mot u goed kijke, as ‘k slaap, of ik ook ‘n receppie schrijf; ziet u, dat wordt me dan as ‘t ware ingegeve … Nou, we beginne …»
Zelfs in satirische verhalen komt het taalverschil voor. Donkersloot benadrukt het bestaan ervan:
“De heer Dorus, vroeger lijfmagnetiseur van den Pacha van Egypte, maakt aan zijne geëerde stad- en landgenooten bekend, dat hij een overeenkomst heeft getroffen met de, door alle doctoren en professoren hooggeroemde slaapster Madame Tobeia, wier onvergelijkelijke helderziendheid reeds aan zoo menigen zwaren, zelfs ongeneeslijken lijder de gezondheid heeft teruggegeven. Dagelijks te spreken; en kan de patiënt zelf niet komen, dan is een beslapen muts ook goed. Brieven franco.”

De somnambule in kwestie vraagt zich af hoe Dorus aan de gaven van een magnetiseur is gekomen en hoe zijzelf ineens helderziend is geworden.:

“Ik heb in de wereld heel wat beleefd en ben, zoo als men dat noemt, voor geen klein geruchtje vervaard, maar toch, toen ik de krant las, werd het mij groen en blaauw voor de oogen
Wanneer was Dorus, die twintig achtereenvolgende jaren voortdurend in Utrecht had gewoond, in Egypte geweest, een land dat misschien niet eens meer bestaat ? Hoe kunnen die docters en prefesters van mijn helderziendheid spreken, daar ik nog nooit op de proef was gesteld ? Welke ‘pasenten’ heb ik toch genezen, daar niemand ooit mijn hulp had ingeroepen? En waarom mij Madam te noemen, daar ik nog geen eens ‘jufvrouw’ was? Ik deed al deze vragen aan mijn compagnon, die mij met het antwoord afscheepte: dat ik nog wel vreemder dingen zou hooren, eer ik op de hoogte was der kunst.
Het moeijelijkst van al viel het mij , om de magnetische taal te leeren, d. i . om mijn meester goed te verstaan, als hij mij, wanneer ik sliep, vragen deed, en wel vragen, waarin mijn antwoord te gelijk lag opgesloten.
Onmogelijk kan ik hiervan veel vertellen, doch eenige voorbeelden wil ik u toch geven: Madam was maag, madam was darmen, To was oog, beia mond, Tobeia hoofd, scherp zien was pijn, een paar stampen met den voet was hartklopping….”

Verhalen over magnetiseurs en somnambules komen voor in de meeste Nederlandse dialecten voor. Achter den Waaldijk (1938) speelt in Tiel en gaat over Boer Geurt en zijn knecht die een optreden bijwoont van de toneelhypnotiseur Bert Astron.:

Geurt was ‘n fiksche, vooruitstrevende boer, die met z’n tijd meeging, en van dien ‘duvelskunstemoaker’ het zijne eens wou hebben. “.— Mar Piet, zijde meschiens ök onder hipnosie gewies’?
— Onder hipnosie, Verechtig boas, doar hedde ‘t. Nou ‘k êt goed prakkezeer, die kjêl het mijn ök van die kunste’ loate’ moake’ noadat-ie mijn êrs zoo strak ha oangekeke’, en noadien zij ‘k aldeur soezerig in de kop gewies’. ‘k Zij ‘t êrs kwijt gerak toe ‘k zoo temee m’n kop onder de pomp hiew.’
— Onder hipnosie! Gij, die eergiester zün groote moei ha dat da nie’ beston’, en die wou vertelle’ da ‘k oe mar wa wijsmoakte…? Dus nou geleufde gij d’r toch óók an?’
— Of ik ‘r an geleuf? ‘t Is meer as schaand da ze zükke kjêls los loate loope’, da zeg ik. Opsluite’ moste ze ze in ‘t gevang of op Meerenberg, want ‘t is regelrechte toverij wa zün kjêl mit ‘n mins üthoalt! En a kan ‘k er ök vijftig gulde’ mee verdiene’, mijn krijge’ ze noot van z’n léve’ meer d’r nar toe as zün kjêl weer optrèèjt, da za’k oe wél vertelle’.”

In De Fryske Thyl Ulespegel of De wonderlike libbensskiednis fan Hantsje Pik (1872), is ook sprake van magnetiseurs:

“….. En as ‘t wier dat it ding oan ‘e gong rekke, en dy magnetiseur to Sloppegea kaem, den achte ‘k it in béste saek, dat Jitse net by de wirken wier. Hwent .yn myn each wier ‘t in ding fen great bilang, dat alles buten him omgyng. 240 Welmoed sei, hja scoe alles for hjar seis halde en hjar der op bitinke ho ‘t bést klear to spyljen wier om Jitse foart te krijen, as dat wêze moast. Do sprieken wy óf, ik scoe myn wirk er fen meitse om dy magnetiseur yn Ljouwerd op to siikjen. En as ik it mei him klear hie, den scoe ‘k hjar mei in letterke kennis jaen honear hja üs to forwachtsjen hie…”

Succesvol was het toneelstuk van onderwijzer P. Duynhoef ‘Sjappie Een spel uit de Bossche achterbuurten.’(ca. 1930-1950) Hierin komen duidelijk de klassen- en taalverschillen tot uiting: De hoofdpersoon, Sjappie raakt in de gevangenis door Zwarte P. die doet alsof hij kan hypnotiseren:

 “…Kat (De derde jongen).”: Ja, ja, ja ik had tege mijn moeder gezeed, dat de Zwarte mijn altijd hiepetezeerd  …”

Meer hypnose in dialecten is te vinden in ‘De kracht van het mesmerisme, Het Texelsch Volksleven, (1865); ‘Geesten’ (1907, Rotterdam); ‘Te Laat!’ (1870, Katwijk) Keetelaar Oarend Spook (1894 Zutphen e.o.); Oaver ’t Magnetisme en ’t Bijgeleuf En vertellingsken van Meister Maorten Baordman (1847, Harfsel/Gorsel Gelderland:)

Terugkerend naar de vraag ‘in hypnose’ of ‘onder hypnose’.

Veel van de verwarring en onbegrip rond hypnose komt voort uit miscommunicatie. Hoewel de termen ‘onder hypnose’ en ‘in hypnose’ oppervlakkig gezien vergelijkbaar lijken, dragen ze in de praktijk verschillende gevoelswaarden.
Hypnose wordt vaak vergeleken met slapen en het maakt duidelijk hoe groot het verschil is als een alledaagse zin als ‘in slaap vallen’ verwisseld wordt met ‘onder slaap vallen’. Voor veel mensen suggereert de uitdrukking ‘onder hypnose’ een vorm van overheersing of beïnvloeding van buitenaf, terwijl ‘in hypnose’ actieve deelname en een persoonlijke ervaring impliceert.
In hypnotherapie draait het erom dat je mensen helpt zichzelf sterker te voelen en meer controle over hun eigen leven te krijgen. Als we zeggen ‘in hypnose zijn’, dan lijkt het alsof je zelf actief meedoet aan een speciale manier van denken of voelen. Dat is anders dan ‘onder hypnose zijn’, wat klinkt alsof je gewoon iets overkomt en je er niet echt iets aan kunt doen.”
Dergelijke taalkundige nuanceringen kunnen de beleving van een cliënt aanzienlijk beïnvloeden. ‘Onder hypnose’ kan angsten voor controleverlies, verkeerde verwachtingen of een passieve houding tijdens sessies veroorzaken. Taal en heldere communicatie zijn niet alleen cruciaal voor het voorkomen van misverstanden, maar bevorderen ook het succes en de kwaliteit van de therapeutische relatie.
In bepaalde dialecten kunnen de termen ‘onder hypnose’ en ‘in hypnose’ zo sterk regionaal gekleurd zijn dat ze bijdragen aan misverstanden of stigmatisering van de hypnotherapiepraktijk. In sommige culturen kan ‘onder hypnose zijn’ gezien worden als een zwakte of vatbaarheid voor externe invloeden, terwijl ‘in hypnose’zijn als meer neutraal of zelfs positief kan worden ervaren.
Sommige woorden kunnen zelfs leiden tot volslagen onbegrip. Het westerkwartiers, een dialect dat gesproken wordt in het zuidwestelijk Groningen kent geen hypnose maar spreekt van zenuwsloap. Een suggestie heet in het westerkwartiers een ‘veurstel’ en suggereren is dus ‘veurstell’n’.
De folkloreonderzoeker J. Rasch tekende in 1935 een volksgezegde over zelf-suggestie op dat zegt: ‘De verbeelding is erger dan de derdedaagsche koorts’. Met die mening zal een hypnotherapeut weinig bereiken als hij zijn patiënt aanmoedigt zijn verbeelding te gebruiken!
Het Nederlands is verre van homogeen. De grote variatie valt al op als we de keurigste vormen van ‘het’ Nederlands in Nederland en in Vlaanderen beluisteren. Het Meertensinstituut telt honderden dialecten met vele eigen woorden. Het noteerde de volgende varianten voor het woord psycholoog: psycholooch (Fries); spycholoog (Leids): spiegeloog (Evergems); spiecholoog (Kaatsheuvels); zedenpreker (Amsterdams); Zieleknieper (Hoogeveens); spiegeloog (Utrechts)
Een hypnotherapeut zou als het gaat om dialecten het best eerst vragen welke woorden of uitdrukkingen iemand prettig vindt. Op die manier voelt de therapie meer vertrouwd voor de patient en hem enthousiast maken. Enkele voorbeelden zijn:

  • Fries: “Mei hokfoar wurden of útdrukkings fiele jo jo better? Fiele jo jo better by ‘ûnder betovering’ of ‘ûnder suggestje’?”
  • Westerkwartiers: “Mit welke woorden of oetdrukkens voulst die beter? Voulst die beter bie ‘in zenuwsloap’ of ‘onder zenuwsloap’?”
  • Brabants: “Welke woorde of uitdrukkinge vuulde gij oe goed bij? Vuulde gij oew eige beter bij ‘betoverd zijn’ of ‘bezetenheid’?”
  • Twents: “Met welke woorde of zinnekes vuul ie oe ‘t beste? Vuul ie oe better bie ‘in hypnose’ of ‘oonder hypnose’?” (Geen specifieke Twentse term bekend)
  • Gronings: “Mit welke woorden of oetdrokken vuulst die ‘t beste? Vuilst die beter bie ‘in hypnose’ of ‘onder hypnose’?” (Geen specifieke Groningse term bekend)
  • Limburgs: “Wo bös te ‘t leefs mit: ‘in hypnoze’ of ‘ónger hypnoze’?
  • Straattaal: “Met welke woorden of zinnen chill je ‘t meest? Chill je meer met ‘in trance’ of ‘onder trance’, weet je?”

Literatuur

Abramsz, S.   Medisch advies in: ‘Levende beelden Schetsen uit de hoofdstad’
z.j. (ca. 1909), P. van Belkum, Zutphen,
Baordman, Maorten   Oaver ’t Magnetisme en ’t Bijgeleuf  En Vertellingsken van Meister Maorten Baordman
1847, Geldersche Volksalmanak, 1 ed.
Brusse, M.J.   Geesten
1907, W.L. & J. Brusse, Rotterdam, 1 ed.
Buysse, P. Te laat!  uit Leunemaet, De dorpsschipper en zijne twee huwelijken                             1870, Gebr. V.d. Hoek, Leiden
Donkersloot, N.B.   Uit het dagboek van een slaapster  z.g. somnambule
1871, J.C. Loman Jr., Amsterdam
Doorne, J.H. van & J. Feith,    Achter den Waaldijk Humor van het platteland
1938, A. van Loon, 1 ed.
Duynhoef, P.   Sjappie  Een spel uit de Bossche  achter-buurten in vier bedrijven
g.d., Tooneelfonds, Kinheim, 1 ed.
Dykstra, Waling,    De Fryske Thyl Ulespegel, of De wonderlike libbensskiednis fan Hantsje Pik
1862, T.Telenga, 1 ed.
Keetelaar,    Oarend Spook   Novelle
1894, Zutphensche courant
Rasch, J. Nederlandsche Folklore Gebruiken Gewoonten Volksgeloof Uitdrukkingen
1935, Kluwer
Renterghem, A.W. van  Autobiographie 2 delen
1993, BTTE Zeeland Gazet, 2 ed., ca.1600 pp., Oorspronkelijke (10 ex.) 1924-1927.
Stokvis, B. Hypnose in de geneeskundige practijk
1937, De Tijdstroom, Lochem

©2023, Johan Eland