Woman on bridge with world in background

Hypnose, kies een utopie

Tekening met beer in de maanIn november zijn er tweede Kamerverkiezingen. Traditioneel een tijd waarin duizenden kandidaten en miljoenen kiezers fantaseren over de meest gewenste samenleving. Fantaseren over de ideale staatsvorm is ouder dan de democratische staat en eerder dan er verkiezingen waren vertelden mensen elkaar over zulke wensdromen.

In dromen kun je veilig fantaseren over ideale samenlevingen in een ver land of in een toekomstige tijd. Misschien de bekendste politieke utopie is die van de Engelse humanist Thomas More. Uit onvrede met het Engeland van zijn tijd, waarin economische ongelijkheid en godsdiensttwisten de boventoon voerden verzon hij een staat die sterk doet denken aan het latere socialisme en communisme. In zijn boek ‘Utopia’ (1516) beschrijft hij een ideale samenleving, waar geen privébezit bestaat en religieuze tolerantie heerst.
Na More werden talloze utopieën beschreven. Hoewel het om verzinsels ging werd er toch vaak een middel bij verzonnen om de overbrugging van tijd en of ruimte aannemelijk te maken. Want te zeggen dat de geschiedenis gedroomd was verklaarde niet de intensiteit en de duur van de droom.
In de loop van de tijd veranderden de gedroomde staatsvormen én de manier hoe er te komen. Om de overbrugging van tijd en of ruimte te verklaren brachten technologische ontwikkelingen uitkomst.
In 1783 werd de luchtballon uitgevonden en vrijwel onmiddellijk ging de fantasie daarmee aan de haal. Nu was de maan bereikbaar.

Allersterkst sympatetisch gevoel zonder taalbarrière? Stem Kinker:

In vrijwel dezelfde tijd stond Mesmers dierlijk magnetisme volop in de belangstelling. Die combinatie sprak tot de verbeelding van Johannes Kinker. Hij fantaseerde in 1838 zijn ‘Christoffel *** of de zeldzame maanzieke‘.
Dat was een reis naar de maan met een luchtballon waarbij Mesmers magnetisme diende om de gedroomde reis aannemelijk te maken. Het verhaal wordt gefantaseerd in een somnambule droom. Eenmaal aangeland op de maan blijkt het magnetisme ook handig voor de communicatie met de maanmensen.

Portret Maanscha
MAANSCHE MENSCHDOM ALLERSTERKST ONDERLING DIERLIJK MAGNETISMUS
J. KINKER 1765-1845 (DOOR J.C. VAN ROSSUM, COLL. RIJKSMUSEUM) BRON WIKIPEDIA

In deze imaginaire reis becommentarieert Kinker eigentijdse gebeurtenissen en beschrijft hij zijn opvatting over hoe de maatschappij georganiseerd moet zijn. Om zijn visie leesbaar te houden verwerkt hij in zijn reisverslag elementen van een liefdesgeschiedenis en een spionageroman.
De hoofdpersoon, de maanzieke Christoffel is pleegvader van de ik-figuur, Ferdinand, die het verhaal vertelt. Christoffel is geobsedeerd door de maan:

  • Slechts voor eene enkele zaak moest men zich wachten: men moest met hem nooit over de maan spreken, en zelfs, zoo veel mogelijk, vermijden, den naam van dat hemelligchaam te noemen; dan werd er bij hem opgewekt, hetgeen mijn vader een vastgeworteld denkbeeld noemde; en waaraan de Franschen den naam van idée fixe geven; ten minste, mijn oude heer hield het er voor.
  • Er was nog wel een ander middel om hem te doen afbreken, maar dit hield mijn vader voor ongeoorloofd: dit bestond, namelijk, in hem op den toon van iemand, die ongeloovig is, te vragen: hoe hij dit alles wist, of konde weten. Dan viel hij plotseling in een magnetischen slaap, waaruit hij niet dan met geweldige stuiptrekkingen ontwaakte, en het gevolg daarvan was, meestal, eene ongesteldheid van eenige dagen.
  • Bij zulke gelegenheden verviel Christoffel in eene diepe en droefgeestige mijmering, of, als hij die luim overwon, hetgeen ook wel eens gebeurde, dan werd hij bovenmatig spraakzaam, beschreef met eene zeldzame kracht van welsprekendheid de lotgevallen, de gewoonten, zeden en gevoelens der met rede begaafde maanbewoners, hunne gevoelens over onze aarde en hunnen eigen bol, handelde breedvoerig over hunne dieren, planten, delfstoffen, enz., enz.’

De maan is voor de aanstaande maanreiziger geen onbekend terrein. In zijn somnambule slaap is hij er vele malen geweest. Als de vermoeide Christoffel aankondigt dat hij zijn middagslaapje gaat doen horen de aanwezigen hem mompelen- ‘Wegvliegen! – Wegvliegen.’
En als hij weg is, zegt Ferdinand:

  • Ik geloof, dat hij altijd doet, gedurende zijn middagslaapje, met nadere ontdekkingen zijne maankennis te vermeerderen’, waren aller oogen op den baron gevestigd, die, na lang in eene peinzende houding gezeten te hebben, en alsof hij er geene acht op sloeg, dat wij hem aanzagen, zich dus liet hooren. ‘Ik houd onzen voortreffelijken gastheer voor een halven god. Ik ben inderdaad niet meer dan een eerste beginner in de maankennis, wanneer ik mij bij hem vergelijk. Ik wist niet eens, dat er ongevleugelde menschen op de maan bestonden; en ik heb in mijne grootste geestverrukkingen mij nooit met andere dan gevlerkte maanbewoners kunnen onderhouden.’Een der aanzittenden: ‘Gij kent dus voorzeker hunne taal, en zult ons daaromtrent iets willen mededeelen?’
  • Wij geëxtasieerden behoeven in onze verrukking en magnetischen slaap slechts te denken; die gedachten worden verstaanbare woorden voor de maanbewoners in hunne taal, om het even in welke taal wij die denken; en op dezelfde wijze worden hunne gedachte antwoorden door onze verbeelding hoorbare klanken, in onze taal.

Vermoedelijk speelde Kinker al in 1787 met het idee van magnetische communicatie. Want hoewel niet ondertekend stonden opvallend gelijke ideeën over zulke magnetische communicatie in het tijdschrift ‘Janus Verrezen’ (1787) waar Kinker aan meewerkte.
Volgens een ‘recensent’ stond in de ‘Almanach Voor Gekken, door Gekken’ naast allerhande wetenswaardigheden over de maan ook:  …een staaltje van den smaak en stijl, waarin dezen fragmenten geschreven zijn (en), dient het volgende, doch verkorte, uittrekseltje.
— — — — De menschen in de maan, hebben eene geheel andere gedaante, dan hunne natuurgenooten (B), op onze planeet. Zij zijn rijzig van gestalte, doch maar alleen voorzien van een hoofd, een hals en een paar lange beenen. Hun figuur komt volmaakt overeen, met een tang; met dit onderscheid alleen dat zij dikker van hoofd zijn, en menschelijke gelaatstrekken bezitten. Tot hun onderhoud, voedzel en dekzel, hebben zij niets anders, dan de ruime lucht nodig. Hieruit kan men opmaken, dat hunne behoeften zeer weinige zijn. Met dit alles zijn zij voor de gezelligheid geschapen, en hun hoogste vermaak bestaat, in elkander hunne gewaarwordingen, opmerkingen, verkregen kundigheden, onmiddellijk medetedeelen.
‘Zij beminnen elkander, met eene warme en wederkeerige toegenegenheid. De hartstochten en driften van haat, nijd, afgunst, cumsuis, zijn er niet bekend: En de eenvoudige reden daarvan, bestaat alleen daarin — dat zij er geene reden toe hebben. — Er is ruimte, lucht en licht genoeg, voor hen allen, en meer behoeven zij niet. Dit Maansche menschdom bezit een allersterkst onderling dierlijk magnetismus of sympatetisch gevoel: alle aandoeningen, zoo smartelijke als genoeglijke, voelen zij gezamentlijk, gelijktijdig en in even groote maate. Als er een sterft, gaat zijn bestaan en existentie, door eene bijzonder “soort van desorganisatie, in alle de overblijvende over.’

Geëmancipeerd? Stem mademoiselle Philaminte de la Jardinière (22)

Soms waren de gedroomde samenlevingen voor de een een utopie en voor de ander een nachtmerrie. In 1870 drukte het tijdschrift ‘Het dompertje van den ouden Valentijn’ onder de titel ‘Geëmancipeerde vrouwen’ zo’n verhaal af.

  • Zonderlinge gedachten en droomen heeft soms de mensch. Verbeeldt u, wat mij dezer dagen gebeurde. Vermoeid van de bezigheden des daags, zat ik op een avond in mijn studeer-vertrek; mijn geest hunkerde naar een middelmatig soupeetje, ik poogde daarom een weinig te lezen in een onlangs verschenen brochure van prof. van Wyck over de opvoeding der vrouw; onder de lezing begon het mij echter meer en meer te schemeren, ‘t werd hoe langer hoe donkerder en door een gelukkig of ongelukkig toeval had Griet, mijn dienstmaagd, vergeten een katoentje in mijn lamp te doen…
    ‘Mijn grieksche goden, tafels, stoelen, étagère en verdere meubels zagen er intusschen verbazend smerig uit en waren zoodanig met stof overdekt, dat ik alle redenen had om te twijfelen of zij sinds Priamus’ en Troyes’ val nog wel met een vrouwelijken boender of stofdoek in aanraking waren geweest. Verstoord over zooveel smerigheid en wanorde stoof ik driftig op. ‘Griet!’ schreeuwde ik, ‘Griet! Meent ge, dat uw heer in zulk een vuilen boel verkiest te zitten. Haal den raagbol, meid, en neem de spinnewebben weg! De vloer geschrobt, de tafel afgestoft!” Doch hoe ik ook schreeuwde en gilde, mijn geroep bleef te vergeefs.’

Mijmerend over het boekje van prof. Van Wyck:

  • “…Wat zal de invloed wezen, die deze zelfde studie op de meer zwakke hersenen der zenuwachtige en van natuur tot overspanning zoozeer geneigde vrouw moet uitoefenen? Hoe zal zulk eene savante de plichten der moeder en der huishouding vervullen? Kom, alle gekheid ter zijde, Griet, laat uwe mathematische bespiegelingen varen en maak mij ‘t ontbijt klaar. Ik heb nog veel te werken en ge weet dat het spreekwoord zegt: “eerst leven en dan philosopheeren”.
    Vol verontwaardiging keerde mijne verstoorde dienstmaagd mij den rug toe en mompelde, dat de mannen der toekomst de rollen der vrouwen behoorden over te nemen.

De dromer besluit er op uit te trekken maar:

  • Nauwelijks opende ik de deur om uit te gaan, daar had ik weder eene andere vertooning. Eene vrouw bood mij een strooibiljet aan. Ik las: Kiezers en kiesters. Begeeft u bij de aanstaande verkiezing voor een lid der Tweede Kamer gezamenlijk als één man en ééne vrouw naar de stembus!
  • Twee candidaten worden u voorgesteld. De een is de oude snorrebaard, de generaal-majoor van der Pluim.
  • Mannen en vrouwen des volks, de candidaat, dien de partij van den vooruitgang u aanbeveelt, is de twee en twintigjarige mademoiselle Philaminte de la Jardinière.
    Hoeveel bekoorlijker klinkt zulk een naam dan dat ouderwetsche woord: baron van der Pluim.
    ‘Kiezers en kiesters! kunt gij zelfs een oogenblik in uwe keuze weifelen. Waar mlle Philaminte het woord zal voeren, zal geen mannelijk lid der Kamer ongalant genoeg zijn, om haar te wederstreven. En mocht een der dames volksvertegenwoordigsters zulks wagen, dan zullen de debatten onze litteratuur met proeven van welsprekendheid verrijken waarbij de woordenrijkheid der kamerleden van vroegere eeuwen slechts kinderspel zal zijn.

De dromer zoekt zijn heil in een koffiehuis:

Hier zaten eenige dames de rookwolken eener cigaar uit te blazen, grogjes te drinken en zich te verheugen, dat door de moderne vrijheden der vrouw ‘haar leven niet meer geleek op een dorre en zandige woestijn’ daar stond een troepje huismoeders met een billartkeu in de hand geestige zetten te doen en zich te beroemen, dat de vrouw thans zich zelven amuseeren kon en niet meer  ‘gelijk vroeger slechts een Amusirvogel’ is, bestemd om de beminnelijke speelgenoot van het mannelijk geslacht te zijn; eenige dames aan een speeltafel dreven de politieke beschouwingen, die zij uit de verschillende dameskranten hadden.
Zulke vernedering aan de eer van het sterke geslacht aangedaan, scheen mij te groot, ik sloeg met de hand op tafel, verwenschte de dwaasheid der emancipatie, schreeuwde en gilde zoo hevig, dat ik er zelf wakker van werd. Het verhaal eindigt met een commentaar van de huishoudster: ”Dat moet dan wel een akelige toestand zijn, wanneer zij zulke nare droomen kan verwekken, hernam mijne dienstmaagd nieuwsgierig. Akelig en belachelijk tevens,” hervatte ik, „is gewis die toestand, maar er leeft eene Voorzienigheid die waakt, dat zulke droomen nimmer geheel zullen worden verwezenlijkt.”   

H. van Peene verwerkt in 1859 over vrouwen soortgelijke opvattingen in zijn blijspel ‘De wereld binnen duizend jaer’.
Zijn hoofdpersoon verblijft in Siberië en wordt na een vermeende affaire met de vrouw van een stamhoofd voor straf ingevroren. Als blok ijs wordt hij naar Frankrijk teruggehaald waar hij in 2857 ontdooit, ‘in eene stad genaemd Centralis, zich uitstrekkende van de plaets waer voor dien tyd Parys stond tot aen de oevers van den Rhyn.’
Een van de verworvenheden in die tijd zijn instellingen waar men zich kan laten magnetiseren voor gezondheidsklachten en kennelijk ook andere doelen. De hoofdpersoon vraagt aan een inwooner van Centralis. Mynheer, ik heb eene vrouw die dezen morgen met een luchtbal naer Amerika vertrokken is, om eenen kosyn te gaen bezoeken, zoudt gy my niet kunnen zeggen waer er een etablissement van magnetismus is? Ik zou my geerne laten magnetiseren om te zien wat myne vrouw verrigt.

Zoals Kinker in zijn utopie het magnetisme combineert met de pas uitgevonden luchtballon doet Jan Holland dat met bijna alle moderne zaken van zijn eeuw: de natuurwetenschappen, vooral de evolutieleer, maar ook moderne techniek, de spoortrein, het lichtgas, heel het fabriekswezen, de sport, de parlementaire democratie en de vrouwenemancipatie moesten het ontgelden. In 1882 schreef hij een pamflet ‘Moderne heksen’, ter bestrijding en bespotting van de ontaarde vrouwen, die kiesrecht begeerden. De ironie van het lot wilde, dat in zijn eigen huis zo’n moderne heks opgroeide: zijn dochter Sophie Bronsveld-Vitringa werd een van de eerste vrouwelijke Tweede Kamerleden.

Vrije teeltkeus? Stem Jan Holland

In 1876 verscheen Hollands Darwinia. Dat verhaal speelt zich af in een alternatieve dimensie waar de evolutietheorie van Charles Darwin leidend is en een religieuze sekte de macht heeft. De hoofdpersoon reist naar deze dimensie en ontdekt dat de primitieve bewoners van Darwinia, worden onderdrukt door religieuze leiders. De ik-figuur probeert de bewoners te helpen hun onderdrukkers te verslaan en hun eigen evolutie te sturen. Vooral Darwins ‘teeltkeus’ moet het bij Hollland ontgelden. De onderdrukkers ontbinden alle bestaande huwelijken en keuren alleen nieuwe verbintenissen goed als die volgens ‘de heren van het comité’ passen in de modelstaat. Hun bedoeling is verschillende kasten te vormen, zoals langarmigen, groothandigen, kromruggigen, groothoofdigen, naar gelang die kasten soldaten, landbouwers, lastdragers of geleerden moesten voortbrengen. Tegenstribbelenden worden eenvoudig en vlug met een flinke dosis strychnine afgemaakt.

En tegengestribbeld wordt er:

  • Wel trilde hij van toorn en inspanning. Maar toch verscheen oogenblikkelijk een grijnslach op zijn gelaat en stiet hij uit hijgende borst de woorden: Sexual selection!
  • Sexual selection, herhaalde Knöff, wat heeft de keurlezing door middel van ‘ t paren met dit moordtooneel te maken?
  • De sterksten krijgen de beste vrouwen, hernam de man. De zwakken delven het onderspit en worden gedood of moeten zich met de minste vrouwen behelpen. Op deze wijs krijgt gij een forsch en veredeld ras.
  • Heb ik ieder dan niet zijne vrouw toegewezen?
  • Jawel! Maar de vrouwen waren met die huwelijken niet tevreden. Zij zeiden, dat zij zelven wilden kiezen. Er was geen huis meer met haar te houden, en de heele boel liep als wilde beesten door elkander. De man kreeg wel tien vrouwen en andere hadden er er geene. Zoo is de strijd begonnen.

Op de tegenwerping dat ook verliefdheid kan meespelen is het antwoord: Hebt gij een verliefd paar wel eens in den maneschijn bespied? Volslagen atavismus, mijnheer, terugval in de manieren van onze aapachtige voorouders!
Holland gebruikt het magnetisme om een slapend medium het verhaal te laten vertellen:

  • Ik heb een vriend, die zeer sterk magnetiseur is. De man stelt, wat bij lieden van zijn slag lang niet altijd het geval is veel belang in wetenschappelijke onderzoekingen. Hij geeft zich echter niet de moeite om er lang over te peinzen. Och neen, als hij iets wenscht te weten, brengt hij met een paar streken zijne somnambule in slaap en laat haar uit verleden en toekomst vertellen wat hij wil. ’t Ware te wenschen, dat meer magnetiseurs van dezen edelen dorst naar kennis brandden en zoover t’huis waren in de tobberijen der wetenschap, dat zij bepaalde vragen tot hunne helderziende dames konden richten. Dit laatste voeg ik er uitdrukkelijk bij, omdat anders de hoogst eenvoudige methode van onderzoek hun niet veel zou baten.
  • Want ik vermoed, dat, als de magnetiseurs van ‘ t gewone allooi eens op den inval kwamen om wetenschappelijke quaesties op het tapijt te brengen, de slapende juffrouw en de onder hare orders staande schimmen zeer ter snede het spreekwoord zouden kunnen toepassen, dat één gek in staat is om meer te vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden. Mijn magnetiseerende vriend echter bezit het bij lieden van zijn vak zeldzame vermogen van gepaste vragen te kunnen stellen. Hij weet derhalve oneindig veel meer dan al onze professoren en geleerde genootschappen samen. Daarbij weet hij alles spoedig, bijna oogenblikkelijk. ..”
  • Ik heb een zwak vermoeden, dat de somnambule, die de geschiedenis aan mijn vriend den magnetiseur opdischte, hier eene interpellatie uit hare geestenwereld heeft gehad, die zij in hare ideale stemming tusschen ‘t verhaal inlaschte. Ik voor mij ten minste vind het gesprek tamelijk onzinnig en verban dergelijke dwaasheden met een gerust geweten naar het nevelenland van ‘t spiritismus.

Utopieën waren er niet alleen om de ideale economieën te beschrijven. Nogal wat verhalen verschenen met een meer spiritistisch-utopisch perspectief. Zoals ‘Goëtia’ (1893) van Frits Lapidoth en ‘Uit de geestenwereld, Spiritistische roman’ (1886) van Aug. Streckfuss en ‘Wat geen oog heeft gezien Roman uit het leven hiernamaals’ (1924) door Willem van Hasselt.

Progressief? Kies hypnotisme

Opmerkelijk is dat utopieën die het magnetisme gebruiken vaak conservatieve ideeën uitdragen. Dat veranderde toen uit onvrede met de maatschappij het socialisme opkwam. In dezelfde tijd ontwikkelde zich de hypnose. Zoals eerder technische ontwikkelingen in utopieën gecombineerd werden met het magnetisme zorgde de combinatie socialisme en hypnose ook voor een opbloei van de utopische verhalen.
Een van de bekendste is Looking Backward (1889), vertaald als ‘Terugblik uit het jaar 2000’ (1890 en ‘Gelijkheid voor allen’, 1938) van Edward Bellamy. De hoofdpersoon in dit verhaal, Julian West wil van zijn slapeloosheid af en consulteert een hypnotiseur. Die brengt hem in een diepe slaap. Terwijl hij slaapt brandt zijn huis af en men veronderstelt dat Julian West is omgekomen. Op dezelfde plaats wordt 113 jaar later een nieuw huis gebouwd voor dokter Leete. Tijdens graafwerk wordt de kelder ontdekt waarin Julian al die tijd in een soort comatoestand heeft gelegen. De dokter vertelt voorzichtig dat het inmiddels 2000 is en neemt hem op in zijn gezin. Daar ontstaat het vraag- en antwoordspel over hoe het vroeger was en vooral hoe het ‘nu’ is. Hoe de armoede is opgelost, de economische ongelijkheid is verdwenen, de achterstand van de vrouw opgeheven.
In Bellamy’ visie is de mens bevrijd van het kapitalisme. In plaats daarvan is er een maatschappij met economische gelijkheid voor iedereen. Het hele leven wordt geregeld door de centrale overheid. Land, fabrieken, andere kapitaalgoederen en communicatiemiddelen zijn eigendom van de gemeenschap.
De hypnotische slaap blijkt ook goed voor de terugreis: Ik was in mijn onderaardsche kamer. Het gele licht van de lamp die altijd brandde als ik er sliep, verlichtte de bekende muren en meubelen. Naast mijn bed, met het glas sherry in zijn hand dat Dr. Pillsbury altijd voorschreef bij het ontwaken uit den hypnotischen slaap, om de sluimerende levensgeesten op te wekken, stond Sawyer. »Drink dit maar gauw op, mijnheer, zeide hij terwijl ik hem wezenloos aanzag; u ziet er betrokken uit, mijnheer, u hebt het noodig. Ik verzwolg den drank en ik begon te begrijpen wat met mij gebeurd was. Het was natuurlijk heel duidelijk. De twintigste eeuw was alles een droom geweest.”

Fabrieken gemeenschappelijk bezit? stem Vrijland

Een paar jaar na Bellamy’s ‘Terugblik uit het jaar 2000’ schreef Dr. Theodor Hertzka ‘Een Droombeeld van de Toekomst’ (1891). Een roman over een utopische samenleving waarin mensen leven in Vrijland, een coöperatie waarin grond en andere productie-middelen gemeenschappelijk eigendom zijn.
In Vrijland wordt iedereen gelijk behandeld, er is geen armoede of ongelijkheid en iedereen heeft toegang tot onderwijs en gezondheidszorg. De roman is bedoeld om een alternatief te bieden voor de bestaande kapitalistische maatschappij en stelt dat een socialistisch systeem beter is om de mensheid te organiseren.
De verteller slentert langs de boulevards waar eene brochure in een boekwinkel mijne aandacht tot zich trok: ‘Over de natuur van den slaap’ door Jules Raymont.
Ook vindt hij een vreemde losse tekst van Raymont: zijn eigenhandig schrift op het stuk viel niet te loochenen. De stof waaruit het papier vervaardigd was mocht ik al heel vreemd noemen. Het zag er uit als heel dun papier, maar was zoo taai en dicht als men dat daarbij nooit aantreft; men kon het tusschen de vingers kreukelen zonder dat er ook maar een enkele vouw in kwam. De inhoud luidde woordelijk, als volgt: 

HOOFDSTUK I.

Ik ontwaakte en wreef mij den slaap uit de oogen. Werktuigelijk tastte ik naar mijn horloge op het beddentafeltje om te weten hoe laat het was, maar aanstonds zag ik dat het stilstond.… Vroeg kon het niet meer zijn, daarvoor stond de zon al te hoog en na een kort beraad ging ik nu geheel overeind zitten. Blijkbaar was ik nog niet goed wakker – de kamer toch scheen me zoo vreemd, zoo geheel veranderd ik was zeker niet op mijn eigen kamer. Vreemdsoortige meubels en huisraad, zooals ik nog nooit gezien had!”
Er volgt een gesprek met de bewoners van het huis dat uitmondt in een gedachtenwisseling over hypnose. Wel twintig keer vraagt hij waar hij is en evenzoveel luidt het kalme antwoord ‘Parijs’. Verwarring ontstaat door een nieuwe jaarteling het op dat moment het jaar 175 is.

  • Ge telt dus het jaar 175 en wilt het jaar 1893, volgens mijne tijdrekening, als het ware in het diepst verleden terugdringen?
  • Gij verbeeldt u, gisteren, 23 Mei 1893, naar bed te zijn gegaan niet in een zeker oord Parijs, dat een herdersdorp van 2000 zielen is, maar in de ongeveer drie millioen inwoners tellende schoone hoofdstad van Frankrijk.
  • In elk geval zou ik het verstandig van u vinden, u eerst dan bezig te houden met het doorgronden van uw toestand en de veronderstelling dat alles, wat ge nu om u heen ziet gebeuren, slechts een droombeeld mocht zijn, wanneer ge, te eeniger tijd, uit dezen droom weer tot de u bekende werkelijkheid van voor twee honderd jaar, zult ontwaken. Zoolang dit niet gebeurt, zou ik u aanraden, maar rustig en gezellig in ons midden te blijven en onze tijdrekening aan te nemen. Deze eigenaardige stoornis van verstand strekt zich echter niet uit tot alle kleinere toestanden van het alledaagsche leven.
  • Leonard, de zoon, en professor Renaud voerden strijd voor hun meening, dat de lotgevallen welke mij waren overkomen vóór den 24sten Mei niet op werkelijkheid gegrond waren, maar mij op de eene of andere manier waren opgedrongen door suggestie, dat is door in den slaap voorgekomen beelden. Volgens die opvatting was ik dus wel degelijk een kind van de tweede eeuw na de revolutie, ten naastenbij in het midden daarvan geboren; ik zou daarna eene hypnotische proef op mij hebben laten nemen, of, omdat ik niet geheel onervaren was in de kennis van de natuur van den mensch, die proef zelf op mij hebben genomen en zou dus alles wat ik als vroegere beschrijving van mijn leven tot op den morgen van mijn ontwaken in Parijs vertelde, niets anders zijn, als een hypnotische droom. Deze uitleg was eenvoudig, niet gezocht en als man van het vak kon ik niet anders doen dan er mede instemmen. Dat ik me niets zou herinneren van de zaak zelve van het hypnotiseeren, zou niets vreemds zijn geweest, daar dit vergeten, door het hypnotiseeren zelf, kon zijn veroorzaakt. Hoe, wanneer ik, in slaap gebracht door professor Archibald, eens weer ontwaak zooals ik destijds geweest ben? Ontzettende gedachte! In elk geval zal ik trachten, aan den proefnemer de voorwaarde te stellen, dat hij mij doodt, zoodra hij mocht bespeuren, dat zijn proef dit ten gevolge heeft. Mijn hoofd duizelt. En opwinding is me nog wel zoo ernstig verboden. Kom, dan maar naar mijne beminde, haar kalmte zal mij steunen! Maar luister! Is dat niet het ruischen van vliegmachines?”

Geld afschaffen? Stem op Bellamy

Terwijl voorgaande utopische verhalen geen andere gevolgen hadden dan al dan niet lovende recensie verging het de socialistische utopieën anders. Zowel de ideeën van Bellamy als van Hertzka inspireerden lezers tot actie. Bellamys ideaalwereld waarin de productiemiddelen gemeenschappelijk bezit zijn en productie naar behoefte belangrijker is dan winst leidt tot de oprichting van de Bellamy-beweging.
In Nederland ontstond de Bellamy-beweging in 1927 in Rotterdam, vijf jaar later gevolgd door de oprichting van de Internationale Vereniging Bellamy (IVB). De Nederlandse beweging telde eind jaren dertig zo’n 10.000 idealisten in 117 afdelingen in het hele land.  Van partijpolitiek hield de beweging zich afzijdig. Deze opstelling ondervond echter nog voor de Duitse inval weerstand bij een deel van de aanhang.   Mede doordat de IVB door de Duitse bezetter verboden werd ontstond het plan om na de oorlog niet alleen propaganda voor het Bellamy-ideaal te maken maar daadwerkelijk invloed te krijgen op de Nederlandse politiek. Dat moest gebeuren door mee te doen aan de verkiezingen. Al op 30 mei 1945 richtten zes IVB-leden in Groningen de Nederlandse Bellamy-Partij (NBP) op. Het doel van de partij was de ‘Bellamy-economie in de praktijk te brengen, op basis van ‘volstrekte naastenliefde’ en zo de depressie te stoppen. Afschaffen van het geld kon daarbij helpen.
Helaas haalde de partij geen zetels in de Kamer en hief zich kort daarna op.
De Bellamisten waren behalve socialistisch ook pacifistisch georiënteerd. Daarom werden veel oudleden lid van de SDAP en stapte een deel in 1957 over naar de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) die in 1992 met andere partijen het huidige GroenLinks vormden.

Krantenknipsel👈   Ook de ideologie van Hertzka blijft niet bij theorie. De schrijver nam zelf het initiatief om een Vrijland te stichten. Hij zette een Europese organisatie op om geld en medestanders te werven met de bedoeling in een ‘vruchtbaar en gezond deel van Oost-Afrika eene kolonie stichten, waarin men geheel en al volgens de staathuishoudkundige beginselen der wetenschappelijke sociaal-democratie zal leven.’(Algemeen Handelsblad 18-6-1893)

Ook in Nederland werd opgeroepen om    👉Krantenknipsel

de erbarmelijke levensomstandigheden te ontvluchten en het ideaal te verwezenlijken. (Provinciale Drentsche en Asser courant 09-03-1894)

Krantenknipsel👈In 1893 is het zover en vertrekken zeventig pioniers richting Kenia (Het vaderland 22-12-1893)

 

Frederik van Eeden voor zijn huis
FRED. VAN EEDEN VOOR ZIJN HUT OP WALDEN. MET DANK VOOR TOESTEMMING VOOR PUBLICATIE AAN
ALLARD PIERSON, UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM, COLLECTIE FREDERIK VAN EEDEN-GENOOTSCHAP, HS. XXIV E 25.

Intussen is hypnosepionier Frederik van Eeden geïnspireerd door Bellamy’s 👉
‘Looking Backward’ en Hertzka’s ‘Freiland’ én het boek ‘Walden Pond’ van Henry David Thoreau (1854) om 1898 bij Bussum de boerderij-kolonie Walden op te richten. Gebaseerd op de gedachte, dat de arbeidersklasse alles produceert en dus ook op alles recht heeft dijt de commune uit tot ongeveer veertig personen. Dat waren onder meer sociaaldemocraten, christendemocraten en communisten. Ook voormalige leden van de Vrijland-beweging zagen hier een nieuwe kans om hun ideaal te verwezenlijken

Afschaffen van verkiezingen? Stem somnambuul

Sommigen zagen helemaal niets in een parlementair systeem om een eerlijker samenleving te krijgen. Zij vonden verkiezingen maar niks.
In 1850 schreef een onbekend gebleven Helderziende het verhaal ‘Het dierlijk magnetismus toegepast op het verkiezen van een nieuw gemeentebestuur, of een raadsheer van den nieuwen stijl door een helderziende’.
De verteller van dit verhaal wordt door zijn doctor gemagnetiseerd die zegt dat: “Uwe kwaal, die blijvende steek in de zijde, het gevolg van verstoppingen, alles wederom het noodlottig gevolg van zittende levenswijze en te sterk denken.”
De patiënt stelt voor dat ze nu toch aan het magnetiseren zijn hem in slaap te brengen en ‘de politieke staatkunde te onthullen en te waarschuwen voor vooroordelen en valse theorieën. ’De dokter gaat akkoord en brengt hem in somnambule staat.
De patiënt becommentarieert in slaap allerhande zaken die met de verkiezingen te maken hebben. Over een kandidaat zegt hij:

  • Wat dribbelt ons daar te gemoet? het is een Adspirant Raadsheer van den nieuwen tijd, van naderbij verbeeldde ik mij eerst dat het een kind was met een waterhoofd, een preparaat dat uit de flesschen van het muzeum ontsnapt was; doch daar dit vollemaansgelaat met een bril gewapend is, zoo schijnt het eerder een karrikatuur.

Ook dagbladen moeten het ontgelden:

  • SOMNAMBULE. Ba ik ril, ik huiver voor den chaos van tegenstrijdigheden, voor den Babel van verwarring, welke de bestanddeelen van dit blad mij aanbieden. Weg van mij dit blad, hetwelk noch koud noch heet, heden onder genen, morgen onder dien vlag vaart, dan deze, dan gene kleur voert, heden naar knoflook, morgen naar kamfer riekt, dat de slaaf is van den woeker, en door mannen gedirigeerd wordt, die voor goud alles veil hebben en aan dien moloch de algemeene rust opofferen.

Verbaasd vervangt de dokter de krant en vraagt aarzelend of die beter is:

  • “SOMNAMBULE. O ja, in het nog eener misleide en bedrogene menigte, die naar den schijn oordeelt en zich door magt spreuken laat bedwelmen. Niets dan klatergoud en venijn

Andere kranten blijken olie op het vuur en verergerden het kwaad nog heviger. Bij het ontwaren der Tijd, Noord-Hollandsche Courant, zwol zijn gelaat op als van een pad, zijne oogen puilden uit hunne kassen
Na ontwaken zegt hij:
Doch gij spreekt daarvan dat ik geslapen zoude hebben, maar dit is mis vriend, ik heb niet geslapen maar gedroomd en wel heel akelig gedroomd.
..”… toen mijne oogleden zwaar begonnen te worden en ik mij als in eene andere wereld verplaatst vond. Ik zag niets dan nevelen en duisternis om mij heen dwarrelen. Plotseling klonk er een kreet in mijne ooren, die als uit den afgrond opsteeg. Ik zag de Monarchen op hunne troonen verbleeken en sidderen, ik zag de volken, somber en verslagen, zich vast aaneensluiten, om door eendragt magt te maken en zich scharen om den troon, die voor hen het Symbool is van orde en rust, want die kreet klinkt hun in de ooren als eene leus van wanorde.
Doch ik zag ook andere volken door den tuimelgeest wedegesleept, orde en wet met voeten vertrappen en zich als kannibalen in het bloed hunner broederen rondwentelen. Naast den tempel der rede zie ik een anderen verrijzen, met de tooverspreuk: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. De god die hier gehuldigd werd, heette menschenmoorder; het is eene gelijkheid en broederschap der duivelen, of kan er broederschap bestaan, onder menschen (100 dacht ik op dit gezigt) bij menschen, die elkander haten, die elkander benijden, die elkander wantrouwen, elkander uitzuigen, verdringen, betwisten wat zij kunnen, die allen hetzelfde op hetzelfde oogenblik begeeren, gelijkheid en broederschap tusschen menschen die elkander laten en verslinden?

Na dit relaas zegt de dokter:

  • Helaas! hetgeen ik u zal mededeelen bevestigt uw profetische droom maar al te zeer. Er is in dien tusschentijd al heel wat gebeurd, een nieuw stelsel heeft veel bijval gevonden, het is het Kiesstelsel, uitgebroeid uit de onnatuurlijke omhelzing van Satan en van eenen Jezuït, is het een kind der hel en als zoodanig, kan het niet anders dan angst en verwarring kweeken. De Heilige Schrift heeft de tijden die het bewerken zal voorspeld, het ondermijnt de grondslagen van het maatschappelijk gebouw, het is erger dan de ergste plagen die uitgaan over de aarde. De geheele wereld staat in lichte laaije vlam, ik geloof dat die uit uwen tempel waarvan gij gedroomd hebt, is uitgebarsten, doch wie zal die vlam blusschen?

Als eind 19e eeuw de oude standenmaatschappij uiteenvalt en de greep op de mensen door kerk en staat vermindert wil men weten hoe die nieuwe groepen en klassen ontstaan, functioneren en bovenal wie er de baas is en wat de plannen zijn. Twee nieuwe wetenschappen gaan daarmee aan de slaag. Enerzijds is er de criminologie die aan de hand van aangeboren fysieke eigenschappen mensen wil determineren zodat op voorhand vaststaat wie misdadig is. Zij ontdekt ook dat sommigen een verhoogde aangeboren vatbaarheid hebben voor misdadige hypnotische suggesties.
Daarnaast onderzoekt de nieuwe ‘sociale psychologie’ hoe nieuwe klassen – menigten -zich gedragen en hoe ze beïnvloed kunnen worden zoals Scipio Sighele (1894) en Gustav Le Bon (1895). Zij zien in de gedragingen van menigten een vorm van massa-suggestie en hypnose. Gustav Le Bon beschrijft in zijn ‘Psychologie van de massa’ haarfijn hoe menigten samenkomen, functioneren en hoe ze in beweging gezet kunnen worden.

Een dystopie? Stem dictator

Le Bons boek blijkt een cadeautje voor lieden die hun eigen utopie wilden realiseren door anderen voor hun karretje te spannen. Terwijl de utopisten van Bellamy en Hertzka zelf de hand aan de ploeg sloegen zien dictators als B. Mussolini, J. Stalin en A. Hitler Le Bons boek als een handleiding om menigten te manipuleren. Hun utopieën pakken uit als dystopieën.
Wellicht het meest ijverig bestudeerde Adolf Hitler het boek van Le Bon. Na zijn mislukte staatsgreep in 1923 zit hij een poos in de gevangenis waar hij zijn Mein Kampf, schrijft.  Daarin noteert hij lange passages als eigen verzinsels die letterlijk terug te voeren zijn op Le Bon. Ideeën die hij waarschijnlijk al in zijn redevoeringen voorafgaande aan de mislukte staatsgreep leek te oefenen. Tips van Le Bon als boodschappen aan het volk zonder veel argumenten of variatie veel te herhalen zijn daarin vaste ingrediënten. Ook meent hij dat het monotoon benadrukken van de boodschap de basis van zijn succes is. In Mein Kampf omschrijft hij die visie aldus:

  • Het bevattingsvermogen van de grote massa is maar zeer beperkt, het begrip gering, de vergeetachtigheid is daarentegen [zo] groot […] dat iedere propaganda, die doeltreffend wil zijn, zich tot enkele, zeer weinige punten dient te beperken, om deze punten dan als leuzen overal en op alle manieren te benutten, tot men de zekerheid heeft, dat ook de laatste man en de laatste vrouw aan een dergelijke leus, aan een dergelijk idee de betekenis hecht, die men eraan gehecht wil zien.
  • Iedere propaganda moet populair zijn, en haar intellectueel peil instellen op het begripsvermogen van de meest achterlijke onder diegenen, tot wie zij zich wenst te richten. Daarom moet haar peil, zuiver intellectueel gezien, des te lager worden gehouden, naarmate de te bereiken massa groter is. Is het echter de bedoeling, om een geheel volk te beïnvloeden, zoals bij de propaganda, om in een oorlog tot het laatste toe vol te houden, dan kan men in het geheel niet te voorzichtig zijn bij het vermijden van denkbeelden, die al te hoge intellectuele eisen stellen aan het publiek.

Hoe geringer dan haar wetenschappelijke ballast is, en hoe meer zij uitsluitend berekend is op het gevoel van de menigte, des te groter en intenser zal het succes zijn.

Opmerkelijk is dat in de originele Duitse versie het woord hypnose niet voorkomt. Toch wist Hitler heel goed van hypnose en de mogelijkheden. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog raakte hij blind door een Britse gasaanval. Korporaal Hitler werd opgenomen in het militair hospitaal te Pasewalk en behandeld door psychiater Edmund Forster. Diens diagnose was niet mals. Hij noemde Hitler een paranoïde hysterische hypochonder met een labiele persoonlijkheid. Forster behandelde de hysterische blindheid met hypnose en suggesties en hield de patiënt voor dat hij misschien door God was uitverkoren voor een bijzondere opdracht:

  • “ Forster: ‘Misschien heb je zelf de zeldzame kracht die maar eens in de millennia voorkomt om een wonder te verrichten… voor een persoon met een uitzonderlijke wilskracht… er zijn geen grenzen! In ieder mens is een deel van God. Dat is de wil, de energie! Verzamel al je kracht. Wat zie je nu?’
  • Hitler: ‘Ik zie je gezicht… je hand en de zegelring… je witte jas… de krant op tafel en de briefjes over mij’
  • Forster: ‘Neem rust. Je bent genezen.’”

De diagnose hysterie was natuurlijk niet echt heldhaftig – eerder een kwaal voor zwakke vrouwen- dus begrijpelijk dat Hitler daar niet aan herinnerd wilde worden.
De Nederlandse vertaler van Mein Kamp, NSB-er Steven Hagen, wist daar natuurlijk niets van en vertaalde er lustig op los: Hitler was afgunstig op de succesvolle propaganda van de sociaaldemocraten en beschrijft wat hij daarvan leerde:

Ich begriff den infamen geistigen Terror, den diese Bewegung vor allem auf das solchen Angriffen weder moralisch noch seelisch gewachsene Biirgertum ausiibt, indem sie auf ein gegebenes Zeichen immer ein formliches Trommelfeuer von Liigen und Verleumdungen gegen den ihr am gefahrlichsten erscheinenden Gegner losprasseln laBt, so lange, bis die Nerven der Angegriffenen brechen und sie, um nur wieder Ruhe zu haben, den VerhaBten opfern. Allein die Ruhe erhalten diese Toren dennoch nicht.
Das Spiel beginnt von neuem und wird so oft wieder holt, bis die Furcht vor dem wilden KOter (Kat? JE.) zur suggestiven Lahmung wird.

Zijn Nederlandse geestverwant maakt er van:

Ik begreep de schandelijke geestelijke terreur, die deze beweging vooral op de bourgeoisie uitoefent, welke tegen zulke aanvallen noch moreel, noch door kracht van overtuiging opgewassen is, een terreur welke hoofdzakelijk hierin bestaat, dat op een gegeven teeken altijd een formeel trommelvuur van leugen en laster los barst tegen dien tegenstander welke als het gevaarlijkst wordt beschouwd, wat dan zoolang wordt voortgezet, tot de zenuwen van de aangevallenen het begeven, en zij, alleen om maar weer rust te hebben, dien grooten vijand der heeren marxisten in den steek laten.
Het spel begint opnieuw en wordt zoo dikwijls herhaald, tot de vrees voor den boozen boeman tot een hypnotische verlamming leidt… 

Waar Hitler een tactiek van repeterende suggesties uiteenzet die moet leiden tot een gesuggereerde verlamming lijkt de vertaler te denken dat het gaat om de ‘heeren marxisten’ bang te maken met de ‘booze boeman’ tot er een hypnotische verlamming optreedt.

© Johan Eland

Literatuur

  • Anoniem, ‘Geëmancipeerde vrouwen’, ‘Het Dompertje van den ouden Valentijn’, 1870
  • Bellamy E., Gelijkheid voor allen, E. & M. Cohen, Amsterdam, 1938
  • Bon, Gustave le, De psychologie van de massa, 1e Parijs 1895/ Succesboeken 2022
  • Helderzienden, Een, Het dierlijk magnetismus toegepast op het verkiezen van een nieuw gemeentebestuur, of een raadsheer van den nieuwen stijl door een helderziende, W.J. van Bommel van Vloten, Amersfoort, 1851
  • Hitler A., Mein Kampf, Zentralverlag der NSDAP, 1939
  • Hitler A., Mijn Kamp, De Amsterdamsche Keurkamer, 1939
  • Holland Jan, (pseud. A.J. Vitringa) Darwinia, Een roman uit een Nieuwe Wereld, W. Hulscher, Deventer, 1876
  • Horstmann B., Hitler in Pasewalk Die hypnose und ihre folgen, Droste Verlag, Düsseldorf, 2004
  • Kinker Joh. Christoffel *** of de zeldzame maanzieke, de Recensent, ook der recensenten, van 1838 en 1839.
  • Kinker Joh., (Anoniem) Janus Herrezen, Nr. 95, januari 1787
  • More Th., Utopia, Rotterdam, Donker, 1990
  • Peene H., van, De wereld binnen duizend jaer, Gent, 1859
  • Sighele Scipio, De menigte als misdadiger 1e Rome 1892/ Wereldbibliotheek, Amsterdam ca. 1906