oog

Hypnose en inbreken

Vreemde ogen dwingen

Het pakte anders uit dan de inbreker in Dantzig zich voorstelde. Hij dacht zijn slag te slaan in een onbewaakte woning. Voorzien van een grote koffer binnenkomen was geen punt. Doorgedrongen tot de halfdonkere slaapkamer ging het nog goed. Hij vulde de koffer met alles dat hij kon gebruiken, waardevolle voorwerpen, linnengoed en kleren. Toen sloeg de pech toe. Het huis bleek niet zo onbewoond als hij had gedacht.

Op een divan, die in een hoek van de kamer stond, sliep een Indisch student, die, door hét lawaai gewekt, opstond en op de dief toetrad.  In de half verduisterde kamer zag de inbreker plotseling een paar grote glinsterende ogen, die hem aanstaarden en in enkele seconden zijn wilskracht verlamden.  Hoewel de Indiër geen woord Duits sprak, wist hij de dief te hypnotiseren. Hij suggereerde hem de gedachte, om de ingepakte voorwerpen op de tafel terug te leggen.

De gehypnotiseerde voerde deze opdracht onmiddellijk uit. De ogen van de Indische student hielden hem zo in bedwang, dat hij niet eens een poging tot ontvluchten deed. Zonder een woord te zeggen liet hij zich naar de politie brengen. Nu heeft hij tijd achter slot en grendel over de geheimzinnige macht van hypnose na te dénken (Bron: Arnhemsche courant,12 mei 1926)

Inbreken en hypnose was een interessant combinatie in de eerste helft van de 20ste eeuw.

Zo meldden de kranten in september 1901 een succesje van de Parijse politie. Zij had de veelpleger Goirand weer opgepakt. Deze was al elf keer veroordeeld voor diefstal waarbij hij de hulp afdwong van dienstmeisjes. Dat deed hij door hen te hypnotiseren en te suggereren hem behulpzaam te zijn. Vervolgens drong hij de huizen binnen om zijn slag te slaan. Toen hij gearresteerd werd, verklaarde hij doodleuk dat hij stond te wachten op iemand die 10.000 francs bij zich had om hem die som door hypnose afhandig te maken. (Bron: De Haagsche courant, 26-09-1901)

Vooral vlak na de eerste wereldoorlog nam het aantal van dit soort insluipingen en woninginbraken opvallend toe. Dat werd toegeschreven aan uit de loopgraven teruggekeerde soldaten die zich zonder middelen van bestaan in leven moesten houden. Een bijzondere aanpak was de samenwerking met een dienstmeisje. De jongen papte aan met het meisje, bracht haar in hypnose en gaf opdracht te laten weten wanneer de familie des huizes niet thuis was. Het meisje moest op dat moment de deur een kier zetten. Vervolgens was het voor de jongen een kleine moeite het huis binnen te gaan en alles te pakken dat hij kon gebruiken. Niet zelden hielp het dienstmeisje gewillig mee om de buit naar buiten te dragen.

De exotische combinatie van inbreken en hypnose inspireerde menig schrijver. Ook de Engelse schrijver Herbert Jenkins liet zich niet onbetuigd. Zijn detectives werden vaak vergeleken met Hercule Poirot en Sherlock Holmes. Het Overijsselsch dagblad vond zijn verhaal ‘The Hypnotic Fiasco’ zo goed dat ze het in 1916 als feuilleton afdrukte met de titel ‘De gehypnotiseerd inbreker’

‘The Hypnotic Fiasco’

Herbert George Jenkins (1916)
Vertaling Overijsselsch dagblad  18-05-1929
Bewerking Johan Eland 1-1-2021

Visual gehypnotiseerde inbreker— Je moest je de ogen uit je hoofd schamen, zei vrouw Bindle opgewonden tot haar echtgenoot, die haar verwezen bleef aanstaren, je moest je dood schamen, jij grote lompe vlegel! Bindle nu bereikte nog lang de middelmaat niet wat gestalte en gewicht betreft. — Je laat me hier zelf mijn boontjes doppen, mij, een vrouw, en je staat er doodgemoedelijk bij te gapen verdraaid, ik zou nog liever gaan stelen, voordat ik zoiets deed. Daar!

Bindle hield zich met stoïcijnse kalmte op de achtergrond, nam pet en jas en onttrok zich door een snellen aftocht aan de dikke donderwolken, welke zich schenen op te hopen in het brein zijner eega. Joseph Bindle was niet alleen sjouwer van beroep, maar tevens filosoof. Gelijk Sócrates boog hij als een riet onder de wervelwind van die vrouwelijke toorn.

Hij had getracht alle karweitjes op te knappen, welke hij ook maar enigszins in de gaten kon krijgen, zonder dat zich maar één tel af te vragen, of hij er wel voor geschikt was, maar daar hij in geweten wist, dat hij, menselijker wijze gesproken, al het mogelijke had gedaan, trotseerde hij de publieke opinie met onverstoorbare kalmte.

Hij was klein van postuur, had een dik hoofd en een rode neus, maar een hart van goud. Er waren twee dingen, welke hij boven alles lief had: humor en bier… en toch liet hij niet toe, dat een van beide dingen zijn dagelijkse bezigheden beïnvloedde, behalve in zeer bijzondere omstandigheden. De niets ontziende woorden van vrouw Bindle drongen diep door in zijn verbeelding. Stelen! dat ene woord scheen nieuwe mogelijkheden voor hem te openen.

Een week later kreeg Bindle een dag-karweitje in West Kensington. Hij had een hartversterkend maal gebruikt en wandelde in de meest opgewekte stemming naar Walham Green. Het was nog vroeg (ongeveer negen uur) en zijn hele wezen snakte naar een avontuur. Dat idee van diefstal liet hem beslist niet meer los.

De verstandelijke gaven, waarover hij, naar zijn mening, beschikte, kwamen in dat hele verhuizingskarweitje helemaal niet tot hun recht, want daar werd alles gemeten met de maatstaf bij uitnemendheid: middelmatigheid. Een Napoleon onder de sjouwers, dat was ondenkbaar, maar een Napoleon der misdaad, ja zo waren er meer. Wanneer iemand toevallig genie bezat, dan was het immers niet meer dan billijk, dat hij met dat genie iets kon uitrichten.

Hij liep nadenkend over de North End Road en schopte plotseling tegen iets, dat rinkelde. Hij bukte zich en raapte twee sleutels aan een ring op, welke hij onmiddellijk naar zijn zak liet verhuizen, en toen liep hij door. Misschien was er wel iemand, die hem gadesloeg. Twee minuten later haalde hij zijn vondst te voorschijn, om te bekijken. Aan de ring hing ook nog een metalen plaatje met de woorden: „Deze sleutels behoren toe aan professor Sylvanus Conti, 13, Audrey Mansions, Queen’s club, West Kensington, W. Beloning aan de vinder: 2,6 sh. Die sleutels waren dus klaarblijkelijk van de gezamenlijke ingang van een etage; woning en van de deur van een der appartementen. Als hij ze terugbezorgde, kreeg hij twee shilling en zes pence en aldus zou zijn dagloon stijgen tot zeven shilling en zes pence. Als hij de sleutels integendeel bewaarde om…

Bindle’s blik viel op een reclameplaat van een etalage vol oude sloten en sleutels en waarop een elektrische lamp haar stralen wierp: „Sleutels worden vervaardigd, terwijl men erop wacht”. Resoluut nam hij de sleutels van de ring en gaf ze aan de eigenaar van de zaak. Hoeveel voor twee van die dingen, kameraad? De man nam ze aan, onderzocht ze vluchtig en antwoordde: Een shilling en drie pence, baas. Stel je nou maar voor, dat ik een knap meisje ben en doe het voor één shilling. De man keek hem doodsernstig aan. Draai je hoofd even om, zei hij, en ik zal het proberen. En hij begon de sleutels te maken.

Bindle dacht ondertussen na. Als hij de sleutels hield, zou men argwaan krijgen en de sloten misschien veranderen: als hij ze onmiddellijk terugbracht, zou de eigenaar er verder geen aandacht aan schenken. Nu verkeerde hij nog in het duister omtrent de motieven van zijn houding en toen hij tegen betaling van één shilling de vier sleutels terugkreeg, had hij nog geen besluit genomen.

Het verstand van Joseph Bindle werd altijd onvermijdelijk helderder na het gebruiken van enige glazen bier en toen hij dus een half uur later de bar ‘Het Roode Huis’ verliet, had hij zijn besluit genomen. Hij ontdekte vaag de hand van het toeval in dat vinden der sleutels van professor Conti en hij wilde niet, dat het toeval in hem, Joseph Bindle, een teleurstelling zou beleven.

Hij kocht dus eerst een goedkope elektrische lamp, die minstens twaalf a vier en twintig uur zou branden, hetgeen de eigenaar van de zaak niet bepaald zeker wist. Toen ging hij naar een apotheek en kocht er een rol verbandmiddelen. Hij ging met zijn aanwinst naar een zijstraat en begon zijn hoofd en het grootste gedeelte van zijn gelaat te omwikkelen, terwijl hij alleen ogen, neus en mond vrij liet. Hij trok zijn pet zorgvuldig over het verband, ging weer terug naar de hoofdstraat, nadat hij het overblijfsel van het verband rondom zijn linkerarm had gelegd. Zelfs vrouw Bindle zou hem niet hebben herkend, zo prachtig had hij zich vermomd.

Tien minuten later was hij bij Audrey Mansions. Er was niemand te zien en hij probeerde met grote vlugheid en handigheid de valse sleutels in het slot. De een deed het uitstekend. Hij klom tot de derde verdieping en stak de anderen sleutel in de deur nummer 13. Het slot ging gemakkelijk open. Hij was tevreden, borg de valse sleutels weer op en belde. Niemand antwoordde. Hij belde opnieuw en nog eens, maar zonder resultaat. Kookt zijn eigen potje, constateerde Bindle laconiek. Hij ging naar beneden, belde aan bij de portier en overhandigde hem de gevonden sleutels.

Bindle verliet de portier ineen enigszins opgewonden toestand door een verhaal over een botsing in de buurt, tussen een motorbus en een brandspuit, waarbij elf doden waren gevallen, met inbegrip van drie brandweerlui, terwijl niet minder dan dertig mensen verwond waren onder wie zes brandweerlui. Hij zelf had vooraan op de motorbus gezeten en had alleen enige builen aan het hoofd en enige verwondingen aan de hand bekomen.

II

Professor Conti bekeek zichzelf meewarig in de spiegel, terwijl hij zijn confectiedasje losknoopte en legde het zorgvuldig in de groene kartonnen doos op het toilettafel. In die dagen moest een das het een week doen met behulp van Fransche talkpoeier, om plooien en vouwen te verwijderen.

Professor Sylvanus Conti, die voor zijn moeder, mevrouw Wilkins, altijd Willie was geweest, verried in zijn trekken en spreken z’n Cockney afkomst. Hij was van middelbare gestalte, zwak van constitutie. Hij was een heel dapper mannetje geweest in zijn strijd met de tegenspoed. Jaren tevoren had het noodlot gewild, dat een doctor zijn pad kruiste, wiens hypnotische eigenschappen hem hadden   geruïneerd. Tommy Wilkins had bewezen, dat hij een geschikte leerling was en een schitterende roemrijke toekomst scheen voor hem te zijn weggelegd.

Hij had zich eerst toegelegd op de wetenschap, maar hij bespeurde dat zij niets anders was dan een grillige ondeugd, en tegen zijn neiging in zag hij zich gedwongen tot het geven van „seances”. Na enige tijd was de naam van professor Conti in de tweederangs gelegenheden bekend als een soort garantie voor ‘vermakelijke’ hypnotische prestaties.” Hij had één troost: hij gebruikte nooit trucs. Als hij er niet in slaagde iemand onder zijn invloed te brengen, kwam hij er rondweg voor uit. Hij bleef wetenschappelijk en geloofde in zijn kracht, zoals aan niets anders ter wereld. Hij had een soort archief aangelegd van zijn successen.

Het was niet wat hij had gehoopt, maar het ging betrekkelijk goed. Hij kon zich fatsoenlijk kleden en had een kleine vrijgezellenkamer (hij was vrijgezel, zoals alle selfmade mensen) in het plaatsje Kensington, buiten West Kensington. De professor maakte zich automatisch verder klaar voor de nacht. Hij wreef zich het donkere haar in met olie, borstelde zijn zwarte snor, trok zijn pyjama aan en stak tenslotte een sigaret op.

Hij dacht diep na. Zijn donkere, scherpe, kleine oogen flikkerden onheilspellend. Een cynische glimlach speelde in zijn mondhoeken, die half verborgen waren onder de borstelige snor. Die zelfde avond had hij voor het eerst vernomen, dat zijn concurrent Mr. John Gibson, de Mesmerist, een contract had weten te krijgen om op te treden in sommige gelegenheden waarin hij, professor Conti, tot nu toe alleen was opgetreden. Die Gibson had hem, Conti, reeds maanden tevoren in zijn vaarwater gezeten. De onbeschaamde brutaliteit van die kerel verhoogde nog de grimmige woede van zijn collega. Een Engelse naam te durven gebruiken voor hypnotische prestaties in muziekbars!…. Hij moest toch weten, dat hypnotisme, zoals de rij- en dresseerkunst immers, continentaal is, zonder uitzondering of kwalificatie. En toch, die man, John Gibson, de Engelse Mesmerist, had het aangedurfd, zich te meten met hem, professor Conti. Gibson immers nam zijn toevlucht tot ‘trucs’ die hem buiten de wetenschap stelden. Hij had medewerkers, die als heren onder het auditorium gezeten, geheimzinnige, wonderbare dingen deden en de roem uitmaakten van de Engelse Mesmerist.

En terwijl hij over de sombere toekomst nadacht en piekerde, wond de professor zijn horloge op, een fijn gouden horloge, dat hem drie jaren te voren was geschonken door enige „vrienden en bewonderaars” en hij legde het op een klein tafeltje naast het bed; toen doofde hij zorgvuldig zijn sigaret en ging naar bed. Het werd laat en hij was vermoeid. Het gevoel, dat hem onrecht werd aangedaan, hield hem langer wakker maar nadat het licht was uitgeknipt viel hij spoedig in slaap.

III

De professor ontwaakte plotseling uit een droom, waarin hij zijn concurrent de loef had afgestoken door het hypnotiseren van een olifant.

Bij instinct wist hij dat er iemand in de kamer was. Hij bleef stil liggen en luisterde. Maar zijn bloed dreigde van schrik te stollen. Een dun lichtstreepje dwaalde door de kamer en bleef rusten op het kleine tafeltje naast hem. Een seconde later hoorde hij een geluid, alsof twee metalen voorwerpen met elkaar in aanraking kwam. Hij wist, dat het geluid werd veroorzaakt, doordat het gouden horloge tegen de kandelaar had gestoten. Het angstzweet brak hem uit. Hij voelde zich klam van schrik en overdacht de toestand. Er was een inbreker in de kamer. Hij was bezig het hem, professor Conti, geschonken horloge te gappen.

De gedachte dat hij op het punt stond dit, zijn meest waardevolle, bezit te verliezen overtuigde hem dat hij snel moest handden Met een langzaam vastberaden gebaar bracht híj zijn hand aan zijn hoofdkussen, waaronder zijn revolver lag. Het duurde een eeuwigheid tot hij het koele metaal voelde. Hij trok het wapen voorzichtig weg. Hij hoorde hoe iemand op de tenen verder liep, heel zacht en steelsgewijs. Doch dat boezemde hem niet langer schrik in. Hij werd plotseling bezeten van een grimmig en bloeddorstig gevoel. Iemand had het gewaagd bij hem in te breken! De toestand werd onhoudbaar.

Hij zat rechtop en draaide het  bet elektrische licht op en trok de haan van zijn revolver over. Een ongearticuleerde toon, half schreeuw half gegrom, kwam uit de hoek bij de kleerkast. De achterkant van een hoofd lijkend op de kruin een aap veranderde plotseling in een wit ongeschoren gelaat met een dodelijk verschrikte ogen.

—Handen op of ik schiet!

De professor herkende zijn eigen stem niet. Hij begon plotseling te lachen. De potsierlijke uitdrukking op het bleke gelaat van zijn bezoeker, de onnatuurlijke houding, waarin hij zich bevond, het triomfantelijk gevoel van overwinnaar, alles was even belachelijk. Hij was nu heel kalm en zeker van zichzelf, alsof het ontdekken van een inbreker in zijn kamer een alledaagse gebeurtenis was. Er scheen niets vreemds in die toestand. Hetgeen hij nu moest doen drong zich natuurlijk en heel logisch aan hem op. Hij was zichzelf bewust van de dramatische mogelijkheden van het geval. Omdraaien naar de muur! Vlug’ riep hij.

Het bleke gelaat verdween en de kale schedel verscheen opnieuw. Professor Conti hield de ongelukkigen Bindle zorgvuldig onder schot, gleed uit bed en zonder dat hij een blik van hem afliet, ging hij naar een kist aan de anderen kant van de kamer. Hij opende ze en haalde er een paar handboeien uit, een der benodigdheden van zijn vak. Hij beval Bindle kalmweg, de handen op de rug te leggen en Bindle scheen er even over te denken tegenstand te bieden.

Hij keek even over zijn schouder maar toen hij de vastberaden blik zag in de ogen van de professor die nog steeds de loop van de revolver op hem hield gericht gehoorzaamde hij tam. De handboeien klikten en de professor lachte grimmig. Terwijl hij naar de muur stond te kijken dacht Bindle aan hetgeen vrouw Bindle wel zou zeggen als zij het nieuwtje zou vernemen

Het noodlot had hem een poets gebakken toen het hem bracht naar een woningen waar revolver en handboeien deel schenen uit te maken van het ameublement. Hij vroeg zich nieuwsgierig af, welke straf er tenslotte zou staan op diefstal voor de eerste keer.

Hij werd uit zijn overwegingen gerukt en uit de beschouwing van een werkelijk lelijk behang, door een scherp bevel om zich om te draaien. Hij gehoorzaamde en stond tegenover een potsierlijke, helemaal niet heldhaftige gestalte. Zijn overweldiger had een jas aangetrokken over zijn pyjama, een jas met astrakan kraag en dito manchetten. Onder de jas kwamen twee dunne stelten van benen uit, die eindigden in een paar rode kamerpantoffels. Bindle grinnikte toen hij de ander zag. Hij was nu veel meer op zijn gemak, omdat de revolver verdwenen was.

—Je bent een inbreker en je bent gesnapt!

De professor toonde zijn gele tanden onder het spreken. Bindle grinnikte.

— Je krijgt er vijf jaar voor, zei de professor bemoedigend.

Daarover was ik juist aan het piekeren zei Bindle kalmpjes. Je hebt geboft, vadertje, voegde hij er cynisch aan toe, dat je een revolver en handboeien bij de hand had. Dit kleine nest ontpopt zich als een Scotland Yard in miniatuur. Ik vermoed, dat je soms last van je zenuwen hebt en graag op alles voorbereid bent. Je zei daar net: vijf jaar. Ik dacht: drie. Je kunt gelijk hebben. Het hangt natuurlijk af van de ouwen heer op de rechterstoel!.

De professor was te zeer verdiept in een plotselinge gedachte, welke bij hem was opgekomen, dan dat hij zou hebben geluisterd naar de opmerkingen van zijn bezoeker.

Hij zag plotseling iets heel bijzonders in het geval. Tegelijkertijd zag Bindle op de kleerkast een van de kaartjes van de professor met de vermelding:

Visitekaartje ContiHij wendde zijn blik af van het kaartje zag, hoe de professor hem strak aankeek. De kleine oogjes van de professor boorden in de zijne alsof zij door zijn hersenen heen wilde kijken.

Bindle ondervond een zonderlinge dromerige gewaarwording. Hij herinnerde zich het kaartje, knipperde zelfbewust, likte de lippen, grinnikte zwak en sloot de ogen. Professor Conti trad vastberaden nader en hief langzaam de handen op, bewoog ze voor het gelaat van zijn slachtoffer en bleef hem strak aankijken. Een gedachteloze uitdrukking verscheen in de ogen van Bindle. En een triomfantelijke in die van de professor.

Na enige tijd nam de professor het woord.

  • Je bent een inbreker, herhaal dat!
  • Ik ben een inbreker echode Bindle toonloos. De professor vervolgde:
  • Je hebt gepoogd mij, Professor Sylvanus Conti, 13. Audrey Mansions Queen’s club West

Kensington, London W., te beroven doordat je vanavond inbrak in mijn kamer.

Bindle herhaalde de woorden op dezelfde toonloze manier.

Goed, mompelde Conti. Goed. Ga zitten. Bindle gehoorzaamde, terwijl een vage glimlach over zijn gelaat gleed, en de professor naar zijn stoel ging, tegenover dien waarop Bindle zat, op ongeveer een halve Meter afstand.

Met strakke blik zei hij op dreunende toon:

‘Je bent bij me binnengekomen met de vastberaden bedoeling, om mij te bestelen, misschien te vermoorden. Ik ben van plan een briefje te schrijven aan de politie dat je zelf zult overhandigen. Je zult wachten tot men je arresteert’ Herhaal wat ik heb gezegd.

Met mechanische, doffe stem gehoorzaamde Bindle. De professor  keek gedurende een volle minuut strak in de ogen van zijn slachtoffer, stond op, ging naar een klein tafeltje en schreef het volgende briefje.’

–=Ga nu en geef de brief af, zei Conti, terwijl hij zeer duidelijk de richting beschreef, waarin de politiepost lag.Inbrekersbriefje

Bindle ging langzaam naar de deur, toen de professor hem beval te blijven staan. Hij bleef plotseling staan.

— Laat me zien wat je in je zakken hebt!

Bindle gehoorzaamde, haalde horloge en ketting tevoorschijn, een gouden herenspeld, een paar gouden manchetknopen, drie gouden boordenknopen en een diamanten ring. De professor aarzelde een moment, scheen een plotseling besluit te nemen en beval hem de voorwerpen weer in zijn zak te steken

Toen stuurde hij hem weg.

Nadat hij de deur had gesloten ging professor Conti weer naar zijn slaapkamer. Hij bleef een half uur zitten in zijn niet te beschrijven gewaad en rookte sigaretten. Hij was op-en-top tevreden over het werk van dien nacht, Het lot had gewild dat men zou inbreken en hij, Syvanus Conti, professor in Hypnotisme en Mesmerisme had de gelegenheid aan gegrepen. Hij stelde zich Gibson voor, terwijl hij het relaas over de triomf van zijn rivaal las in de bladen. Hij zag de opschriften. Hij zou ze zelf opgeven: Professor Conti’s meesterlijke zet Een inbreker gesnapt en gedwongen zelf zijn schuld te bekennen. Een triomf voor de wetenschap.

Hij zag alles. Niet alleen diegenen, die hem in de steek hadden gelaten, zouden terugkeren, maar ook anderen zouden bij hem komen. Hij zag zichzelf als een van de grote sterren van de West End bars.

Hij zag nog veel andere dingen: faam, fortuin, een motorrijtuig en… In de verre toekomst, de verwezenlijking van zijn grootsten droom: een wetenschappelijke loopbaan. Feitelijk speet het hem wel een beetje, ter wille van de kleine inbreker….

IV

Bindle liep met de uiterste voorzichtigheid de drie trappen naar beneden tot aan de straat. Alles was duister en stil. Toen hij de buitendeur achter zich had gesloten, hoorde hij het vier uur slaan. Hij stapte vlug door. Hij wilde nadenken, maar hij had boven alles honger en dorst. Hij begon dapper te fluiten uit voorzichtigheid en om de oplettendheid der politie af te leiden. Niemand zou immer een man van inbraak verdenken, die uit alle macht een deurtje floot. Eens bleef hij staan en lachte, sloeg op zijn knie, floot opnieuw en liep door.

Als zijn hand toevalligerwijze in aanraking kwam met de zak aan de linkerzijde van zijn jas, gleed een uitdrukking van intense vreugde over zijn gelaat.

Hij moest nadenken en Bindle moest daarom stil kunnen blijven staan en dat durfde hij  niet te wagen, uit vrees het wantrouwen van anderen op te wekken. Niet helemaal toevallig

merkte hij de lichten van een logement op, waarheen hij dadelijk zijn schreden richtte. Onder het gebruik van een paar koppen koffie overzag hij de toestand en maakte zijn krijgsplan op.

Hij ging naar de politiepost. De dag begon te gloren. Toen hij iemand zag die op een arbeider geleek, begon hij hard te lopen. Toen hij nog een paar meter af was van de man, vertraagde hij zijn schreden en bleef tenslotte staan.

— Waar is de politiepost, kameraad? Vroeg hij schijnbaar hijgend van inspanning.

— De politiepost? Herhaalde de man nieuwsgierig. Recht door, de derde of vierde    straat links, dan….

—-Nog kilomaters ver? Hijgde Bindle

—-Halve Kilometer, hoogstens. Wat is er aan de hand?

—-Een halve kilometer en ik bloed dood!

—-Ik moet naar een dokter toe, vervolgde Bindle.

—-Toen, alsof hij een plotselinge ingeving kreeg, duwde hij de brief van Professor Conti in de handen van de verblufte man.

—In naam der wet, ik beveel u dien brief af te geven. Ik loop even naar een dokter. Vlug…

Het gaat over een inbraak…. Hier heb je een shilling voor je moeite.

Daarop liep Bindle weer terug. In zijn hart wensend dat geen enkele politieman hem mocht zien en hem nazetten.

De ander keek half verdwaasd naar de brief en de shilling in zijn hand en naar de verdwijnende gestalte van Bindle. Na een korte aarzeling liet hij het geldstuk in zijn zak glijden, bromde iets en durfde de wet niet te trotseren. Daarom maakte hij rechtsomkeert en ging langzaam in de richting van de politiepost.

V

Toen professor Conti op de morgen van de inbraak ontwaakte was hij werkelijk geschrokken. Aan al het rumoer buiten van toeteren en bellen hoorde hij, dat het reeds half negen was. Hij sprong snel uit zijn bed, schoor zich, waste zich, kleedde zich vlug aan en was reeds voor half tien in een telefooncel om de politiepost te bellen.

Toen hij hoorde dat zijn briefje was bezorgd, lachte hij zelfvoldaan in de hoorn. De agent, die hem te woord stond, kende hem gelukkig persoonlijk omdat hij toevallig als onderwerp had gediend  bij vorige experimenten van de professor. Na enig aarzelen stond hij toe, dat de aanklacht telefonisch werd gedaan, hetgeen niet geheel volgens de reglementen was.

—Hij heeft ons volstrekt geen moeite veroorzaakt, mijnheer, hij heeft gepraat over het afgeven van een brief, een gepleegde inbraak en een poging tot moord, zei de agent.

—Ha, ha, ha, lachte de professor

—Ha, ha, ha, lachte de agent en belde af.

Niettegenstaande dat lachen baarden de woorden van de agent de professor toch enige verwondering. De man moest toch nog steeds onder hypnose zijn. Maar kom. Hij was per slot van rekening gesnapt en er waren nu wel andere gewichtiger dingen waarmee hij zich moet bezighouden.

Hij riep een voorbij snorrende auto aan en liet zich naar een van de kantoren van The Evening News brengen. Hij gaf zij kaartje af met de woorden ‘belangrijk nieuws’ en werd onmiddellijk toegelaten bij de hoofdredacteur. Binnen tien minuten was de geschiedenis van de gehypnotiseerde inbreker verteld aan de stenotypisten. De politie had het bericht bevestigd per telefoon en het hele avontuur was wat men noemt ‘een sensationele primeur’.

Om half twaalf werden de bladen reeds verkocht in de straten en de professor was op weg naar de politierechtbank.

Men had hem verwittigd, dat het geval zou voorkomen vóór twaalf uur. Terwijl zijn taxi westwaarts reed, kreeg hij de middageditie van The Evening News in de gaten met de sensationele mededeling: ‘De Gehypnotiseerde Inbreker. Een verbluffende vangst’ en            ‘Inbreker gehypnotiseerd’. Hij lachte voldaan, terwijl hij zich de ontvangst van dien avond voorstelde in een van de muziekgelegenheden. Hij dacht reeds na over zijn honorarium en wie hij het eerst zijn diensten zou gunnen. Hij was besloten de titel aan te nemen: ‘De Napoleon der mesmeristen’. Hij lachte weer zelfvoldaan bij de gedachte aan de drie kolommen in The Evening News. Dat was nu werkelijk een inslaand succes.  

VI

De soezerige atmosfeer van de West-Londense politierechtbank beïnvloedde zelfs de gevangenen. Ze kwamen, luisterden en vertrokken, waren even hoofdpersoon in een drama, daarna opgeslokt door de vergetelheid. De magistraat was nijdig, de klerken waren hees en de politie zelf uiterst voorkomend, omdat een der hunnen nog diezelfde morgen een uitbrander had gekregen, wijl hij het verschil in uitwerking van laudanum en van whisky op het menselijk lichaam niet had kunnen vaststellen. Niemand stelde ergens belang in, omdat er niets was dat belangstelling verdiende, en er was minder opwinding dan naar gewoonte in het hof omdat de magistraat verkouden was. Het was een ellendige bezigheid, al dat uithoren en straffen van misdadigers.

—twintig shilling of zeven dagen, bromde de voorzitter.

Een stuk menselijk wezen dook op en verdween. Een ander volgde. De sergeant die het geval moest voordragen, schraapte zijn keel. De magistraat bracht zijn zakdoek aan zijn neus, de klerk nam zijn bril af om de glazen te reinigen, toen plotseling iets in het hokje der beschuldigden kwam gesprongen.

De magistraat bleef zitten met de zakdoek in de hand, de klerk liet zijn bril zakken, de drie reporters toonden levendige belangstellingen, het hele hof scheen plotseling te ontwaken uit zijn verdoving tot het besef van een hoogst dramatisch moment.

In het hokje der beschuldigden stond een man van middelmatige gestalte, met onbeschrijflijke gelaatstrekken, een dun zwart snorretje, grijs haar en wanordelijke kleren. Naast hem stond aan iedere kant een agent, die hem bij de arm hield. De gevangene, die verontwaardiging scheen te dampen uit alle poriën van zijn lichaam keek een woest rond, terwijl zijn adem met horten en stoten ging.

De klerk bukte zich naar zijn bril, de magistraat snoot heel hard om tijd te winnen, de reporters maakten zich gereed om notities te maken. Toen barstte de storm los.

—- Dat zal ik jullie betaald zetten, schreeuwde de man in het hokje, terwijl hij het hoofd vooruitwierp om zijn woorden kracht bij te zetten, omdat zijn armen stijf tegen zijn lichaam werden gedrukt. Ik, een inbreker, ik, Jem Willins?  snikte hij.

— Stilte, donderde de klerk, die, nadat hij zijn bril had gevonden, de aanklacht begon voor te lezen en beschreef hoe de inbreker was binnengekomen in nummer 13 Audrey Mansions, Oueen’s club, in de zeer vroege morgen. Hij was aan dergelijke dingen gewoon en onverschillig voor de woedende protesten uit het hokje.

De gevangene hijgde naar adem. De klerk beschreef, hoe, hij de eigenaar had gewekt doordat hij het gouden horloge wegnam van het nachtkastje naast het bed.

Met nog meer verontwaardiging barstte de gevangene weer los.

— Het is een leugen, het is een leugen en jullie weten het! Het is een complot! Ik ben… ik ben….

Hij vond geen woorden meer, snikken van machteloze woede schokten door zijn hele lichaam en tranen rolden over zijn wangen.

Juist op dat moment trad professor Conti binnen, vlug en met een glimlach op het gelaat. Hij keek snel naar het hokje, om te zien of zijn geval reeds was voorgekomen en hij voelde zich verlicht, toen hij zag dat ‘zijn inbreker’ er althans nog niet was.

Hij vreesde reeds, dat hij te laat was. De magistraat schraapte zijn keel en richtte zich tot de gevangene.

— U maakt uw geval nog erger door uw optreden. Als er een vergissing is begaan, hebt u niets te vrezen, maar als u zo doorgaat, zal ik verplicht zijn u weer naar de cel te laten brengen, terwijl uw geval wordt behandeld.

Hij wendde zich tot de aanklager en vroeg:

—Is de indiener van de klacht aanwezig?

De agent keek rond en toen hij professor Conti zag, knikte hij.

—Laat hem de eed afleggen, zei de magistraat.

Professor Conti hoorde tot zijn grenzeloze verbazing zijn naam afroepen.

Dat bracht hem in de war, maar hij ging toch de kant uit, waarheen men hem scheen te willen hebben. Hij legde de eed af, terwijl hij die pathetische gestalte in het hokje bleef aankijken, alsof hij erdoor gefascineerd was. Hij besefte plotseling dat die man het tegen hem had.

—Heb ik het gedaan…ik?  vroeg hij met horten en stoten.

—Stilte, riep de klerk.

De verschrikkelijkheid der situatie overviel de arme professor in een minimum van tijd. Het koude zweet brak hem uit, terwijl hij als versteend in de getuigenbank stond. Zijn toeleg was dus op de een of andere manier mislukt. Hij keek rond, hij dacht er aan de vlucht te nemen. Hij voelde dat hij de schuldige was en dat het hartstochtelijk, opgewonden wezen in het hokje zijn aanklager was.

—Ben ik de man?  Ben ik het?  hoorde hij de andere aandringen.

—N…neen, stamelde hij met een stem welke hij nauwelijks herkende.

— U zegt, dat de gevangene niet de man is die bij u inbrak in de vroege ochtenduren?  vroeg de magistraat.

–Neen, mijnheer, hij is het niet, zei Conti op ellendige moedeloze toon.

—Vertel wat er is gebeurd, beval de magistraat.

Conti gehoorzaamde. Hij vertelde hoe hij was ontwaakt, hoe hij op de gedachte was gekomen de inbreker te hypnotiseren en hem had willen dwingen, om zichzelf aan te geven.

De gevangene moest de eed afleggen en verteld, hoe men hem had bevolen de brief af te geven aan de politiepost in naam der wet: hoe hij dat had gedaan en dadelijk in arrest was gesteld, hoe hij zijn onschuld had staande gehouden, zonder enig resultaat.

De professor luisterde verwonderd naar dat verhaal en naar de daarop volgende opmerkingen van de magistraat, over allerhande dwaze praktijken. En toch was het pas toen hij het hof had verlaten, dat hij al de ellende van zijn toestand begreep. Toen hij een venter ontmoette met een groot plakkaat van de Evening News met de woorden: ‘Professor Conti’s grote hypnotische daad. Arrestatie van een inbreker.’ Toen besefte hij dat hij zijn reputatie had verspeeld, dat zijn geloof in zijn eigen kracht weg was en dat hij tevens voor vijftig pond aan kostbaarheden armer was geworden.

*

Joseph Bindle zat die avond thuis in zijn gemakkelijkste stoel en las met groot welbehagen het relaas van The Evening Post over het ‘Groote Hypnotische Fiasco’. De ‘Post’ was de grootste concurrent van de ‘Evening News’ en had het potsierlijke van het geval natuurlijk in een helder daglicht gesteld. Bindle trok voldaan aan zijn ‘tweepenny’-sigaar en genoot van de zo klare historie.

Maar er was niets dat hem meer voldoening gaf dan de slotrede van de magistraat, welke hij voor de vierde maal las:

“Professor zocht reclame, hij heeft ze gevonden. Ongelukkigerwijze heeft hij iemand ontmoet, die slimmer was dan hijzelf, iemand die veel weg heeft van een humorist… (Bindle glimlachte goedkeurend) Het gedrag der politie is hoogst laakbaar en zij is het aan de publieke opinie verschuldigde de werkelijke schuldige bij de kraag te pakken.

Bindle nam met een vastberaden gebaar de sigaar uit zijn mond, plaatste de wijsvinger van zijn rechterhand tegen de zijde van zijn neus en knipte met zijn ogen

Toen stond hij op, trok zijn jas aan en ging uit, om zijn gewoon glaasje bier te gaan drinken…

© Johan Eland, 2012

[/et_pb_text][et_pb_text _builder_version=”4.5.6″ _module_preset=”default”]

Geïnteresseerd in hypnose? Om meer te weten te komen over hypnose vanuit een algemeen belang of om een opleiding te volgen, meld je dan aan voor een gratis webinar