Oud boek

Hypnose en de wetenschap

Wat bij veel mensen onbekend is, is het feit dat hypnose en hypnotherapie onderwerp zijn in veelvuldige studies naar de werkzaamheid ervan. Een van de laatste veelomvattende studies “New directions in hypnosis research: strategies for advancing the cognitive and clinical neuroscience of hypnosis’ naar de stand van zaken omtrent hypnose geeft aan”1):

  • Hypnosebehandelingen hebben de werkzaamheid aangetoond voor een aantal aandoeningen.
  • Onderzoek geeft de rol aan van delen van de ‘anterior cingulate’ en de ‘prefrontale cortices’ ten aanzien van de hypnotische respons.
  • Er zijn drie aanbevelingen om het wetenschappelijk onderzoek ten aanzien van hypnose te verbeteren.
  • Onderzoekers op dit gebied zouden er goed aan doen om een manier te ontwikkelen om de gegevens van onderzoek beter te gaan uitwisselen.

De onderzoekers adviseren om niet langer middelen te stoppen in onderzoek dat uitgaat van ‘state’ en ‘non state’ modellen van onderzoek. (met andere woorden of hypnose een staat of een proces is).

In het artikel wordt aan relevant onderzoek gerefereerd. Hieronder een citaat vertaald naar het Nederlands.

Ten aanzien van neurofysiologische correlaties van de hypnotische respons geven de schrijvers het volgende aan: “Traditioneel hebben psychologen en neurowetenschappers een skeptische houding ten aanzien van hypnose en zijn wantrouwig ten aanzien van de subjectieve verslagen van deelnemers aan hypnose ten aanzien van de diepgaande veranderingen die zij rapporteren op grond van specifieke suggesties. Alhoewel de neurofysiologische mechanismen die ten grondslag liggen aan hypnose nog verklaard moeten worden, heeft neuroimaging consistent aangetoond dat er subjectieve veranderingen zijn in de respons ten aanzien van een suggestie geassocieerd kunnen worden met corresponderende veranderingen het bepaalde hersengebieden die betrokken zijn bij de specifieke psychologische functie. (Kosslyn et al. 2000; Derbyshire et al. 2004; Cojan et al., 2009; Demertzi et al. 2011; McGeown et al. 2012; Demertzi et al. 2015). Bijvoorbeeld deze en andere studies laten zien dat vergelijkbare corticale activeringspatronen tussen bepaalde ervaringen (bijv. pijnbestrijding) en de bijbehorende perceptuele staat en heeft verder aangetoond dat de effecten van suggestie duidelijk te onderscheiden zijn van verbeeldingskracht.”

De schrijvers geven verder aan:

“In aanvulling op het onderzoek vanuit de neurowetenschappen was er onder de onderzoekers (van het symposium) overeenstemming dat er belangrijke ontwikkelingen zijn ten aanzien van het begrijpen van de werkzaamheid van hypnose ten aanzien van een aantal clinische condities. Van dit onderzoek zijn een aantal invloedrijke systematische overzichten gemaakt en zijn weergegeven in metaaanlyses die sterke emperische ondersteuning geven voor de toepassing van hypnose bij pijn.” (Patterson and Jensen 2003; Hammond 2007; Tome-Pires and Miro 2012), prikkelbaredarmsyndroom (Schaefert et al. 2014), en het posttraumatische stresssyndroom (PTSS)(Rotaru and Rusu 2016).

1) https://hydra.hull.ac.uk/assets/hull:14526/content