Angstige vrouw

De hypnotiserende angst voor ziekte

Angst voor ziekte

Angst voor ziekte is zo oud als de mensheid. Die angst én slechte levensomstandigheden activeren de suggestiviteit. Sommige mensen beelden zich in zelf de ziekte te hebben die ze vrezen. Dat gebeurt onder meer bij cholera, hondsdolheid en tbc.

Zelfsuggestie bij Cholera

Behangersknecht: ik heb de cholera!
Met verwilderde blikken liep in het Parijs van 1883 een behangersknecht door de straat roepende: ‘ik heb de cholera, ik heb de cholera, de Engelsen hebben haar hierheen gebracht.’ De man meende dat zijn dood nabij was en bezwoer de omstanders hem te wreken door de Engelsen de oorlog te verklaren. De behanger werd met de diagnose ‘plotselinge verstandsverbijstering door de vrees voor de cholera veroorzaakt’ in het ziekenhuis opgenomen.
Dr. Huyvenaar schrijft (1853) in een ingezonden stuk in de Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche courant dat alleen al in München tijdens de dan heersende choleraepidemie meer dan 12000 diarreegevallen behandeld zijn bij mensen die niet besmet waren met cholera. De dokter adviseert alles te vermijden dat tot diarree kan leiden en
dat men bij het ontstaan van diarree, tijdens epidemieën zoals in dit geval cholera zich niet moet inbeelden met de cholera besmet te zijn. In plaats daarvan moeten juist alle voorzorgmaatregelen genomen worden om te voorkomen dat je door die lichte ongesteldheid besmet wordt met cholera.
Ook in de jaren 90 van de 19e eeuw woedde de cholera in Europa. Welke gevolgen besmetting kon hebben op de geestesgesteldheid van psychiatrische patiënten vertelde de Franse dr. Camuset.: “..In de zomer van 1892 in het Parijse krankzinnigengesticht ‘Bonneval” waren 60 verpleegden opgenomen voor cholera. Van hen leden er 22 aan manie. Bij al deze mensen verdween tijdens hun cholerabesmetting de manie. Dat gebeurde bij zowel degenen die er al jaren aan leden als bij hen die pas manisch waren.

Zelfsuggestie bij tbc

Tuberculosepatiënt als een soort imbeciel.
Nog geen 75 jaar geleden maakte de ziekte die ooit vliegende tering heette alleen al in Nederland onder minder dan tien miljoen inwoners jaarlijks zo’n tienduizend slachtoffers. Logisch dat er veel onderzoek gedaan werd. Meer dan in andere groepen zouden er onder tbc-patiënten, genialen, hyperseksuelen, en opscheppers zijn die hun ziekte erger voorstelden dan ze was. Ook zouden tbc-patiënten suggestibeler zijn en een beter concentratievermogen hebben. Een wijd verbreide gedachte is dat tbc-patiënten zeer beïnvloedbaar over de ernst van hun ziekte zijn. Köhler en Behr (van Helsdingen) onderzochten de suggestibiliteit van patiënten die met tuberculine-injecties behandeld werden. Normaliter kregen ze na die injectie koorts. Als ze ingespoten werden met een fysiologische zoutoplossing kreeg 25 procent toch koorts. Mathieu kondigde met veel ophef een nieuw medicijn tegen tbc aan: ‘antiphymose.’ Ook die injecties met fysiologische zoutoplossing verminderden koorts en zweten en zorgden voor gewichtstoename.
Van Helsdingen vindt dat deze proeven net zoveel suggestibiliteit aantonen als bij gezonde mensen. Jessen en Schlapper zijn dat met hem oneens. Volgens hen is de suggestibiliteit van tbc-patiënten zo sterk dat alleen al het binnenkomen van een arts een longbloeding kan stoppen. Dat tbc patiënten zo suggestibel zijn komt volgens Kloos door hun katathyme (gevoelsmatig) denken: “Als je slechts een affectief werkzame formule zou uitspreken zou je de patiënt al kunnen laten geloven wat je maar wil.”
Van Helsdingen wijst er op dat bij deze testen natuurlijk ook het bevattingsvermogen, geheugen, inprenting en aandacht een rol spelen. Dat wil niet zeggen dat de patiënt niet suggestibel zou zijn: “Hij is dit evenzeer als de gezonde mens, die in 60-70 procent der gevallen in hypnose te brengen is.” “Bovendien is elke patiënt, met elke ziekte, afhankelijk van zijn dokter. Die is immers degene die zijn lichamelijke toestand kan beoordelen en een prognose kan geven. De patiënt is geneigd wat de arts zegt als waar te accepteren. Dit is geen suggestibiliteit maar vertrouwen”, meent van Helsdingen. En de dokter kan dit vertrouwen gebruiken of misbruiken. Maar al te graag aanvaardt de zich ziek voelende patiënt opwekkende toekomstbeelden, die zijn arts hem voorspiegelt. Ook hier is de wens de vader van de gedachte. De tuberculosepatiënt is éven suggestibel als elke andere zieke, die hoopt beter te worden”. Hij vindt het daarom een goed idee om van die suggestibiliteit een psychotherapeutisch gebruik te maken. Met suggestie kunnen sombere gedachten en slechte voorgevoelens veranderen in opgewekte gedachten en een hoopvolle stemming. De activiteit en de genezingswil worden aangezet, wat via het autonome zenuwstelsel de genezing bevordert. Maar waarschuwt van Helsdingen: “Suggerere men geen onmogelijkheden, doch slechts de gunstigste mogelijkheden! De, in de phtisiologie (longtuberculose, J.E.) zo doorknede, tuberculosepatiënt betrapt de arts in het eerste geval al spoedig op onwaarheden, hetgeen tot vertrouwensverlies leidt. Het is daarom volmaakt onjuist om met Grethe Cohen de tuberculosepatiënt als een soort imbeciel te beschouwen, die men wijs kan maken wat men wil. Alle ziektesymptomen moeten als “juist gunstig” worden geïnterpreteerd. Hoe zieker de patiënt, hoe enthousiaster de arts!”.
Van Heldingen vindt de kennis die mensen hebben van de door hen gevreesde ziekte in combinatie met de suggestibiliteit de ideale voedingsbodem om de juiste symptomen van de gevreesde ziekte te vertonen zonder besmet te zijn. Andersom zijn ze dank zij hun suggestibiliteit de ideale patiënten om met hypnose te genezen van hun ‘besmettelijke’ ziekte.

Angst maakt suggestibel

Van Helsdingen illustreert de invloed van emotie op tuberculose met de gevolgen van een fel bombardement vlakbij het sanatorium Hoog-Laren op 25 en 26 november 1944. Toen verergerde bij een aantal patiënten de ziekte. Bij 20 procent van alle patiënten waren reacties te zien in het bloedbeeld, de bezinkingssnelheid, op röntgenfoto’s of in klinische verschijnselen.
De meesten, zo’n 71 procent, schrokken en bleven wekenlang overstuur. De andere patiënten die na het bombardement even ziek bleven of vooruitgingen waren alleen maar geschrokken.
De lange duur van de psychische reactie komt volgens van Helsdingen door een reactivering van levensproblematiek zoals problemen met godsdienst, geld, andere mensen, ongeneeslijk ziek zijn, blijvende invaliditeit enz. Hij meent dat de langdurige reactie waarschijnlijk een neurotische verwerking van de levensproblematiek is.
”Al deze patiënten waren ervan overtuigd, dat hun achteruitgang kwam door de psychische reactie op het bombardement: Als men echter de invloed van emotie op het verloop van tuberculose aanneemt, dàn is het zeker, dat schrik alléén geen nadelige invloed uitoefent, maar dat elke langer durende psychische nawerking (bv. door reactivering van de levensproblematiek) zeer nadelige werkt op de genezing van tuberculose. Van Helsdingen: “Dit onderzoek tracht bovendien een pleidooi te zijn voor de wenselijkheid van psychotherapie bij tuberculosepatiënten, welke niet alleen in het algemeen de genezing zal bevorderen, doch ook de psychogene complicaties, waaraan dit onderzoek gewijd is, zal kunnen voorkomen.”

Zelfsuggestie bij hondsdolheid:

Blaffende vrouwen & kinderen
Een andere veelvoorkomende ziekte is rabiës (hondsdolheid of watervrees: waterphobia) Hondsdolheid wordt veroorzaakt door een virus en wordt via een beet, krab of lik van een geïnfecteerd dier overgedragen op mensen. De ziekte begint meestal met rillingen, koorts, braken en hoofdpijn. Daarna volgen ergere spierkramp en stuipen waardoor het hele lichaam begint te schokken. Ook volgen vaak verlamming, problemen met slikken, ademhaling en angst voor water. Uiteindelijk leiden complicaties tot de dood.
Rabiës wordt al sinds de middeleeuwen in Noord-Europa gemeld maar tot de 19e eeuw was er geen nauwkeurige diagnose bij mens of dier en ontbraken medicijnen. Tijdens de epidemie in Duitsland rond 1427 veranderde de angst voor hondsdolheid in regelrechte paniek (Van Helsdingen: Meyer en Pakur, 2002). In de 16e eeuw volgde in Europa weer een grote epidemie en honderd jaar later was Duitsland opnieuw het toneel van deze verschrikkelijke ziekte. Nu werden behalve honden ook wolven en vossen ziek. Uit beschrijvingen door natuurkenners, artsen en historici blijkt dat hondsdolheid voorkwam in elke eeuw.  (Blaine,1834). [Weliswaar wist men al sinds de oudheid dat de ziekte zich verspreidde door de beet van besmette dieren maar men dacht ook eeuwenlang dat de ziekte ook spontaan kon uitbreken door honger, dorst, ongunstige weersomstandigheden, enz. (Raschke,1923; Hamann, M. 2004)] De vos was in de middeleeuwen verre van populair. Als belangrijkste drager van hondsdolheid en werd hij ook gezien als de verpersoonlijking van de duivel. Vossen richtten veel schade aan en konden zeker op het platteland hongersnood veroorzaken wat als mogelijke oorzaak van de hondsdolheid werd gezien. Beide oorzaken vinden we terug in het epos Van den Vos Reinaerde. De auteur was negatief over Reynaert. Zo beweert hij dat ‘Hi hadde te hove so vele mesdaen, dat hire niet dorste gaan. Die hem beschuldich kent, ontsiet!’: “Hij had al zóveel kwaad gedaan en had zó een slechte naam dat hij zich niet meer durfde tonen op de hofdag van de koning. Toen iedereen verzameld was, was er niemand – behalve de das – die niet kwam klagen over Reynaert.

Anthonius Luijten schrijft in 1847: “Wij zien veel ziekten bij de mens, die lijken op hydrofobie (watervrees, hondsdolheid), maar die overeenkomsten zie je vooral als sprake is van ‘een verstoring van den geest’. In die gevallen ontstaat na een verwonding een zenuwziekte met de inbeelding met hydrofobie te zijn besmet. Het is voor een arts moeilijk een juiste diagnose van zo’n ingebeelde ziekte te geven maar Luijten geeft een paar tips;
“De eerste aanwijzing zie je bij het ontstaan. Wanneer zo’n inbeelding ontstaat direct na de verwonding kun je vermoeden dat geen hydrophobie aanwezig is want ook deze smetstof heeft evenals andere smetstoffen, een infectietijdperk nodig om de ziekte op te wekken. Uitzonderingen op deze regel zijn onbetrouwbaar.”
Een tweede belangrijke aanwijzing is de samenloop van de overige symptomen van hydrophobie. “Dat zijn onder meer de ‘opgewekte toestand der geslachtsverrichtingen’, de angst en benauwdheid op de borst, de heese stem en het verschrikte gezicht. Dikwijls komen in zenuwziekten en dus ook bij watervrees deze verschijnselen niet of afzonderlijk voor. Bij echte hydrophobie komen ze allemaal tegelijk.”
Een derde aanwijzing om ingebeelde watervrees van de echte besmetting te onderscheiden ziet Luijten in het oordeelsvermogen van de patiënt. Bij echte hydrophobie houdt de zieke een gezond oordeelsvermogen. Hij wil zich graag voegen naar de raad van de dokter. Hij probeert, meestal tevergeefs, op diens verzoek vaker wat te drinken en doet dat ook af en toe uit eigen beweging. Vaak tot eigen teleurstelling lukt dat niet omdat de afkeer van water heviger is dan hij vermoedt.
Luijten staat niet alleen in zijn opvatting over ingebeelde hondsdolheid. Hufeland (1817) zegt dat ook de beet van een niet dolle hond tot watervrees kan leiden en het tijdschrift De Vlaamsche School (1867) verwijst in haar artikel ‘De kracht der verbeelding’ naar verschillende door honden gebeten personen die erg ziek werden, doordat zij dachten dat die dieren razend waren. Zij vreesden ook zelf ziek te worden of waanden zich al ziek.
De koninklijke maatschappij van wetenschappen van Montpellier meldt in 1730 dat twee broers door een dolle hond gebeten waren. Een broer vertrok naar Holland en kwam na tien jaar terug. Toen hoorde hij dat zijn broer door de watervrees gestorven was stierf hij zelf razend door de angst hetzelfde lot te ondergaan.
Niet minder zonderling is het verhaal over een hovenier die droomde dat hij door een grote zwarte hond gebeten werd. Eenmaal wakker kon hij geen bijtsporen aanwijzen en zijn vrouw, die bij zijn eerste hulpkreet was opgestaan, verzekerde hem dat alle deuren goed dicht zaten en geen hond binnen kon. Niets hielp; de gedachte aan de grote zwarte hond werkte doorlopend in op zijn verbeelding; onophoudelijk zag hij hem. Zijn slaap en eetlust gingen verloren, hij verzwakte en kwijnde zichtbaar weg. Zijn vrouw die in het begin met al haar kracht maar tevergeefs probeerde hem gerust te stellen en hem van zijn waan te genezen begon nu te geloven dat er iets waars zat in de gedachten van haar man. Ze concludeerde dat zij misschien, slapend naast haar man, ook gebeten was. Dat veroorzaakte bij haar dezelfde symptomen: neêrslachtigheid, afgematheid, vrees en slapeloosheid. De dokter, ziende dat de zijn gewone hulpmiddelen tegen deze ziekte der verbeelding niets vermochten, raadde hen aan, op een toon alsof hij verzekerd was dat daarmee genezing een feit werd, een bedevaart naar St-Huibrechts te doen. Van dat ogenblik af waren de twee zieken geruster; zij gingen naar St-Huibrechts, onderwierpen er zich aan de daar gebruikelijke behandeling en kwamen genezen thuis. Luijten: ‘En het was evenwel niets anders dan een belachelijke droom die al die wanorde in de gezondheid van twee sterkgebouwde personen teweegbracht’.

Imitatie van blaffen

Hoe sterk de zelfsuggestie werkt zien we bij al dan niet ingebeelde hondsdolheid. De Perzische arts Ibn Sina (Avicenna, 11e eeuw) meldt dat patiënten met rabiës blaffen als honden en ertoe neigen andere mensen te bijten. Magnetiseur Jodocus Meijer behandelde in 1823 een blaffende hondsdolle vrouw. In 1859 vermeldde Briquet dat ”Een paar dagen op het platteland genoeg was voor een hysterisch meisje om tijdens haar aanvallen het blaffen te imiteren van een grote waakhond en een paar kleine honden die ze daar had gezien. Als ze helemaal opging in haar aanvallen liet ze een wonderlijke reeks van allerlei onvrijwillig blaffen horen. Dat Briquet dat verschijnsel niet uit zijn duim zoog bewijst deze moderne versie.
Ook hypnosepionier Frederik van Eeden maakte gevallen van vermeende hondsdolheid mee. In zijn opstel ‘de psychische geneeswijze’ schrijft hij: “..Vaak gebeurt het, ik heb er zelve een voorbeeld van gezien, dat personen die door een hond zijn gebeten, zeer duidelijk de eerste symptomen van hondsdolheid gaan vertoonen, en wel die symptomen die zij kennen en vreezen, terwijl later blijkt, dat van dolheid geen sprake kon zijn.”
De Franse arts Ferrier verhaalt dat een patiënt door die vrees veertien dagen op bed lag, krampen kreeg, bang was voor water en zo ziek werd, dat zijn leven in gevaar kwam. Ferrier genas hem, door te zeggen dat het geen dolheid kón zijn, omdat hij in dat geval al lang dood zou zijn. Toen stond de man op en was helemaal beter. Ferrier is er van overtuigd dat als hij aan het denkbeeld van de patiënt had toegegeven deze aan hydrophobie zou bezweken zijn.

Genezen van suggestie-ziekten

Duivel zonder vos
Beroemd werd Achille, de patiënt van Pierre Janet, die dacht door de duivel bezeten te zijn. Pogingen om hem te hypnotiseren mislukten. Janet noteerde daarover: “..Bij monde van Achille maakte de duivel zich vrolijk over mijn onmacht..; Vroeger was dat net zo: als de arts de duivel vroeg stil te zijn, antwoordde laatstgenoemde brutaal: ‘Je zegt me te zwijgen, maar ik wil niet zwijgen.’ Janet nam zijn toevlucht tot een truc die leek op de aanpak van Gassner. Hij daagde de duivel uit om zijn macht te demonstreren door Achille zijn linkerhand te laten optillen zonder dat hij dat zelf besefte. Toen dat lukte vroeg Janet de duivel om Achille in slaap te laten vallen zonder dat hij weerstand zou bieden. Achille viel in een diepe slaap en vertelde gebeurtenissen waarvan hij zelf in waaktoestand geen weet had maar die wel licht wierpen op zijn ziekte. ”Nadat Charcot en Dutil – chef de clinique – mij het geval hadden toevertrouwd, constateerde ik allereerst alle symptomen van bezetenheid, zoals die zijn beschreven bij de epidemieen in de middeleeuwen.” Eerder meldt Janet dat de ouders en dorpsgenoten van Achille tamelijk bijgelovig zijn en er zonderlinge legendes over hen de ronde deden. Men beschuldigde zijn vader ervan dat hij alle zaterdagen bij een oude boom met de duivel zat te praten en een zak vol geld van hem kreeg.

Wonderlijker is de genezing van gesuggereerde besmettelijke ziekten

Genezing van Cholera
De Nederlandse magnetiseur Jodocus Meijer genas cholerapatiënt en en gaf zelfs les in zijn methode: “Ik moet hier ten slotte nog bijvoegen dat ik mij in Augustus 1832 te Rotterdam bevindende, ten einde aldaar onderrigt te geven in de aanwending van het dierlijk magnetismus , tegen de heerschende cholera..”

Geld slaan uit suggestibiliteit

Dat sugestibiliteit ook geld in het laadje kon brengen wist de Sequah Company in Amerika. Die zond over hele wereld vertegenwoordigers uit om haar olie tegen rheumatiek aan de man te brengen. In 1892 adverteerde zij dat die olie nu ook hielp tegen cholera. De verkoop ging gepaard met een overdaad aan suggestief vertoon dat de pers in geuren en kleuren beschreef: “Elken dag trekt Sequah, tot groot vermaak van de straatjeugd, in een vergulden wagen, met een electrisch lampje voor zijn voorhoofd, en een orgel als orkest, naar zijn spreekplaats. Daar worden de patiënten onder de oogen van het publiek door hem behandeld, en worden dagelijks een duizendtal fleschjes door hem verkocht, hetgeen aan de Sequahmaatschappij een bedrag van circa 2000 gulden per dag oplevert.”
Een Anglikaansche zendelinge in Birma veroorzaakte gratis en ongewild een zonderlinge vereringsrite. Tijdens een van haar rondreizen, kwam zij in een dorp, waar cholera heerste. Zij had een grote hoeveelheid van een ‘beroemd, pijnstillend middel’ bij zich en ging van huis tot huis om de zieken iets van dit geneesmiddel te geven. Ook liet ze flesjes achter om na haar vertrek te gebruiken. Toen zij een paar maanden later in dat dorp terug kwam, werd zij ontvangen door het hoofd van die gemeente die haar verheugde door te vertellen: «Lerares, wij zijn allen naar uw kant overgeheld; het medicijn heeft ons zoveel goeds gedaan, dat wij tot uw God zijn overgegaan”. Blij ging zij met hem mee en toen hij een raam opende, zag zij haar medicijnflesjes op een plank staan met een hoop mensen er om heen die de flesjes vereerden.

Zelfhulpsuggestie bij cholera

De Russische journalist Guilarowsky gebruikte (1892) om van cholera af te komen een middel, dat hij van de Kalmukken afkeek: een galoprit te paard. Hij volbracht een rit van elf wersten (11,7 km.). Toen hij afsteeg was bij beter; de cholerasymptomen waren verdwenen. Guilarowsky beweert, dat een rit op een tweewieler dezelfde heilzame uitwerking zal hebben.

Genezing van hondsdolheid

Dr. Pijper vertelt in 1893 over het gebruik van water bij hondsdolheid en haar bestrijding of bestraffing van hen die door een dolle hond zeiden gebeten te zijn. “Voor 1500 smeet men ook in Europa de menschen in het water om ze van de hondsdolheid te genezen. ‘Maar’, zegt dr. Pijper, ‘toenmaals deed men het (horribile dictu!) om den duivel te bestrijden, heden om de zenuwen tot rust te brengen. O, die duivel der zenuwen speelt ons ook heden nog leelijke parten!!!”

Duivelse ziekte met vossen

Uit het bovenstaande blijkt dat suggestibiliteit mensen in staat stelt een ziekte te imiteren maar dat suggestibiteit ook de weg is om hen te genezen. Dat demonstreerde Pierre Janet met zijn duivelsuitdrijving bij zijn patiënt Achille.
De geschiednenis van hypnose en dus de moderne suggestibiliteit gaat via het magnetisme van Mesmer terug naar het exorcisme van Johann Joseph Gassner (1727-1779). Deze Zwitserse pastoor leed aan de ongeneeslijk geachte kwaal ‘dorsuch’ (uitdroging) hoewel ook gezegd wordt dat hij chronische migraine had. Als priester had hij de derde van de kleine kerkelijke wijdingen: die van duivelbanner. Hij nam zichzelf onder handen en bande de duivel uit zijn lijf en genas. Dit succes bracht hem, in de geest van Johannes Wier en Balthasar Bekker, er toe ook anderen te genezen met handoplegging zoals dat staat in Marcus 16:18 en als ritueel vastgelegd is door het Concilie van Trente (1545-1563).
Ongetwijfeld waren er onder de vele duizenden zieken die zich bij Gassner aandienden,  mensen die gebeten waren door hondsdolle dieren, vaak honden of vossen. In Gassners tijd was hondsdolheid nooit ver weg en zullen er levendige herinneringen geweest zijn aan de epidemieën in vroeger tijden. Gassner behandelde patiënten die volgens zijn diagnose geen geval waren voor de wereldse dokter. Integenstelling tot die artsen had Gassner veel success met het uitdrijven van de duivel. Het is een scenario waarin de wereldse arts voor de onmogelijke taak stond de echte hondsdolle patiënt en te genezen terwijl Gassner de ingebeelde zieken genas. De mening dat de vos een handlanger van de duivel was zal hem ook in de kaart gespeeld hebben. Gebeten door de vos was dus bezeten door de duivel.
Hoewel Gassner bekend staat als luidruchtig is het ook goed mogelijk dat zijn hondsdolle patiënten zelf bijdroegen aan het spektakel.

Nicolaas! slaapt gij de magnetischen slaap?

De reacties op latere behandeling met magnetisme weken niet veel af van Gassners voorstellingen. Hoe dat ging beschreef Jodocus Meijer in zijn ‘Merkwaardige genezing van dolheid er watervrees door het magnetismus’ (1825).
Hij behandelde de twintigjarige Nicolaas Crooswijck te Rotterdam om diens zenuwachtige toevallen, waarin hij, met zijn tong uit zijn mond en schuimend speeksel op de lippen, beroofd van spraak, gehoor en gezicht, door zijn bedstede heen en weer vliegt.
Telkens als de familie denkt dat de aanvallen minder worden laaien ze weer op.
Op 2 october 1819 zijn ze zo erg dat hij in volslagen razernij door drie sterke mannen bewaakt moet worden. Soms is hij helemaal stijf en bewegingloos en bij tussenpozen weer zó wild dat hij uit voorzorg in een alkoof* opgesloten wordt. Toch breekt hij met zijn blote handen een vaste bedstede af en vernielt in weêrwil van de sterke steunen de deuren die tot vier keer toe  vervangen worden.
Opmerkelijk is dat de aanvallen in de maand vóór de magnetische bewerking altijd gebeuren op dinsdag en vrijdagnacht. Ze duren zes, acht, ja tien uur aan een stuk en zijn zo krachtig, dat hij alles, wat onder zijn bereik is vernielt. Hij verscheurt zijn kleren en sloopt zelfs zijn bed. Wonderlijk is dat hij tijdens deze dolheid en woede zichzelf niet verwondt of bezeert.
Meijer wordt er bij gehaald en begint zijn magnetische behandling 3 Mei 1820; precies negen maanden nadat de kwaal begon.
Meijer: “Ik kan onmogelijk een juiste beschrijving geven van de puinhoop, die ik daar vond, en de toestand die er gemaakt was. Ik was verbaasd en ontroerd; een koude huivering trok door mijn hele lichaam. De ramen waren zo erg vernield, dat men er stevige touwen in had moeten spannen. De stukken van het door hem verbrijzelde huisraad lagen over de grond verspreid; de alkoof was met balken en dwarshouten betimmerd. Nooit had ik zoiets gezien, en het gevaar, dat ik, bij de bewerking van zulk een razend mens duidelijk voor ogen zag, deed mij, geenszins bang uitgevallen, bijna de moed verliezen.”
Toch zet Meijer zijn kennis en ervaring als magnetiseur in om Crooswijck te kalmeren en aan het drinken te krijgen. Hij beschrijft hoe zijn magnetische ‘suggestietherapie’ langzaam maar zeker vruchten afwerpt. Niet in de laatste plaats doordat de patient in de diepe magnetische slaap zelf beschrijft wat er moet gebeuren om hem te genezen én hoe Meijer zich zorgvuldig aan die instructies houdt. De magnetiseur schrijft daarover: “Ik zou zeker mijn taak niet goed volbracht hebben, als de patiënt geen goede somnambule was, die in de magnetische slaap al de omstandigheden en bijzonderheden, die gebeuren moesten, kon voorspellen, en zelfs de juisten tijd, tot op de minuut af, bepálen.”
Wie de behandeling van Crooswijck uitgebreider wil lezen klikt hier!
*Met een alkoof wordt vaak een kleine ruimte bedoeld die bijvoorbeeld is ingebouwd in een nis, of is verstopt achter schotten, soms afgesloten met een deur of gordijn.

Het geloof dat geneest

Het door Luijten beschreven echtpaar dat droomde door een grote zwarte hond gebeten te zijn
werd niet helemaal toevallig naar St-Huibrechts gestuurd.
Deze plaats is genoemd naar de heilige Hubertus van Luik (655-727). Sint Hubertus was niet alleen patroon van de jagers, maar wordt ook vereerd als beschermer tegen hondsdolheid en de gevolgen daarvan. Lederen gordels en riemen, die aangeraakt waren met relikwieën van deze heilige werden in Keulen, voor de Dom, massaal verkocht als talismans tegen de watervrees. Ook gewijd brood, Hubertusbroodjes of Huibjes draagt men als talisman mee ter bescherming tegen hondsdolheid. In onder meer N.-Brabant en Limburg worden zij nog jaarlijks gewijd en gegeten op de nuchtere maag. Ook ter preventie tegen hondsdolheid en andere kwalen, is het eten van brood op de naamdag van de Heilige op 3 november. Uit elk gezin gaat op die dag iemand naar de kerk met wat brood om te laten wijden. Alle huisgenoten – dieren en mensen- moeten daar, nuchter, iets van eten. Sommigen dragen een stukje van dit brood het hele jaar door bij zich. Pas nadat Louis Pasteur in1885 een vaccin tegen de ziekte maakte begon de strijd tegen het hondsdolheidvirus echt en liepen de aantallen echte en vermeende slachtoffers terug maar tot ver in de vorige eeuw vielen er jaarlijks nog honderden dodelijk slachtoffers in. In Afrika en Azie is hondsdolheid nog niet uitgeroeid.

Ingebeelde ziekten ook besmettelijk

Niet alleen angst voor een ziekte brengt mensen ertoe zich die symptomen aan te meten.
Soms wordt niet de ziekte geïmiteerd maar worden de patiënten die er aan lijden nagebootst. Dat deden de hysterici van Salpêtrière. Auteurs als Pierre Briquet (1796-1881) leggen verband tussen imiteren en hysterie. Dat deden ook de Engelse psychiater Henry Maudsley en de Franse neuroloog Jean Martin Charcot. Rond 1880 onderzochten zij de gewaande demonische bezetenheid bij geestesziekten. In Les Demoniaques Dans L’Art (De Demonen in de kunst), beschrijven Charcot en zijn assistent Paul Richer illustraties van demonische bezetenheid en spirituele extase in vroegmoderne schilderijen. Ze vergelijken deze afbeeldingen met het gedrag van hun patiënten met la grande névrose hystérique (grote hysterische neurose). Onvermeld laat hij zijn eigen rol in het opwekken en versterken van die symptomen en evenmin hoe zijn patiënten juist die symptomen ‘kiezen’.

Symptomen kiezen I:  Ziek van angst

Als de symptomen van de hysterici het gevolg zijn van suggestibiliteit dan rijst de vraag welke indrukken die suggestibiliteit prikkelden. Wonderlijk genoeg weten we dat van een patiënt zelf.
Elke vrijdag en later dinsdag om drie uur gaf J.M. Charcot een demonstratieles ‘Hysterie’ en liet dan zien hoe je met hypnose fysieke en psychologische symptomen kunt laten verschijnen en verdwijnen. Een van zijn demonstratiepatiënten was Marie ‘Blanche’ Wittmann. Zij kwam na in vijf andere instituten geweest te zijn op 12 april 1878 terecht in het gigantische Salpêtrière met ruim 8000 patiënten, waaronder watervreeszieken, om behandeld te worden voor haar aanvallen van hysterische aard. Ze zou er 16 jaar blijven.
Blanche was daar gebracht door haar vader met de mededeling dat ze ‘ziek van geest was’. In de notitieboekjes die Blanche bijhield schreef ze het hem en de bewakers van het ziekenhuis niet te verwijten dat zij haar voor een gek aanzagen die gekalmeerd moest worden: “De kranten stonden immers ook vol van de watervreeszieken, ook hondsdolheidszieken genoemd, voor wie dokter Pasteur zoveel aandacht wist te verkrijgen. De bewakers waren misschien bang dat ik besmet zou zijn. Iedereen wist immers hoe aan hondsdolheid lijdende Russische boeren, die naar Parijs waren gebracht en nu door dokter Pasteur werden bestudeerd, hoe deze gekken van angst in de ijzeren hekken beten en zich tegen de stenen muren wierpen om hun ondraaglijk lijden te verkorten. Zou het dan niet mogelijk zijn dat ik, dit angstaanjagende jonge schepsel Blanche Wittmann geheten, die vaak aan op hondsdolheid lijkende spasmen leed ook besmet was?”
Hondsdolheid veroorzaakt onder meer spierkrampen en stuipen waarbij het hele lichaam schokt. Kennelijk waren deze fysieke ziekteverschijnselen een voorbeeldreactie voor demonstratiepatiënten zoals Blanche Wittmann op de hypnose van Charcot en de zijnen. Ook verlamming, ademhalingsproblemen, moeilijk slikken en angst voor water komen voor.
Hoeveel indruk die beschrijvingen van hondsdolheid op Blanche Wittmann maakten bleek- jaren later – uit het voorval met de neuroloog Joseph Babinski. Wittmann had een bloedhekel aan deze favoriete leerling van Charcot. Ze vond hem laf en schijnheilig. Toen hij eens probeerde een van haar borsten aan te raken had ze zijn hand gepakt en er erin gebeten. Hij schreeuwde geschrokken en zij had met haar gebruikelijke zachte, goedmoedige glimlach gezegd: ‘Rabiës, besmet door de Russische boeren’.

Symptomen kiezen II:  Showhypnose:

het slotstuk van een drietrapsraket
In medische kringen verbaasde men zich erover dat Charcot zich hiermee bezighield. Zijn lessen trokken veel bekijks en voor zijn demonstraties gebruikte hij vaak dezelfde patiënten.  Critici beweerden dat die vaak herhaalde experimenten met een klein aantal patiënten invloed hadden op de patiënten en de onderzoeksresultaten. Volgens Trillat (1986) waren de eindeloze hypnoseprocedures circulair en versterkten ze zichzelf, ondanks dat de toepassing ervan op serieuze positivistische wetenschap leek.
Charcots experimenten met hysterie in het Salpêtrière ziekenhuis waren vrij toegankelijk, hoewel die ‘openbaarheid’ in het begin alleen gold voor een zorgvuldig uitgekozen schare wetenschappelijk geïnteresseerden. Onder hen was de Zweedse dokter Alex Munthe*
Munthe had geen hoge pet op van Charcots bezigheden. Wie zich afvraagt waarom deelnemers aan voorstellingen door theaterhypnotiseurs braaf de idiootste suggesties uitvoeren doet er goed aan kennis te nemen wat hij schrijft over zijn bezoek aan het Salpêtrière ziekenhuis ten tijde van de demonstraties door Charcot:

“Voor mij, die jaren lang mijn vrije tijd heb gewijd aan het bestudeeren van het hypnotisme, waren deze tooneelvoorstellingen voor Tout Paris en in de Salpêtriére niets anders dan een ijdele klucht, een verward mengelmoes van waarheid en bedrog. Enkele sujetten waren ongetwijfeld werkelijke somnambules, die in wakende toestand uitvoerden wat hun in hun slaap was gesuggereerd, posthypnotische suggesties. Verscheidenen van hen waren niets dan bedriegsters, die wisten wat men van hen verwachtte en het heerlijk vonden hun verschillende kunstjes in het publiek te vertoonen, en zowel de doktoren als het publiek bedrogen met de verbazende sluwheid van hystericae. Ze waren altijd gereed te ,,pique rune attaque”, van Charcots klassieke grande hysterie, met arc-en-ciel, en al de rest, of zijn drie beroemde stadia van hypnose te vertoonen: lethargie, catalepsie, somnambulisme, die alle door den Meester waren uitgevonden, en maar zelden buiten de Salpêtrière waren geobserveerd. Sommigen rooken verheerlijkt aan een fleschje ammoniak, als men hun gezegd gehad, dat het eau de cologne was, anderen aten een stuk houtskool op wanneer het hun als chocolade werd aangeboden. Een andere kroop op handen en voeten over de grond, en blafte woedend, nadat men haar had gezegd dat ze een hond was, fladderde met haar armen, alsof te poogde te vliegen, wanneer ze een duif moest voorstellen, trok haar rokken omhoog met een kreet van schrik, als men haar suggereerde dat de handschoen, die op de grond werd gegooid, een slang was. Een andere liep rond met een hooge hoed in haar armen, die ze heen en weer wiegde, en teeder kuste, omdat men haar gezegd had, dat het haar baby was..”

Van demonstratie met kritische factor naar kritiekloze show

Deze platvloersheden ontsproten aan het brein van dokters en studenten maar dat betekende niet dat Blanche Wittmann ze allemaal klakkeloos uitvoerde. Toen na een ‘voorstelling’ de genodigde notabelen de zaal verlaten hadden bleven een paar studenten wat dralen. Eén van hen zei tegen de nog somnambule Blanche dat ze alleen in het zaaltje was en ze zich nu moest uitkleden om een bad te nemen. Blanche kreeg een woedeaanval en schreeuwde dat het voorstel van de student schandalig was joeg de doodsbange jongen de zaal uit.

Nog gekker

De al dan niet ingebeelde besmettelijke ziekte en de lijder worden geïmiteerd door hysterici als Blanche Wittmann én hun instructeurs als Charcot. Op hun beurt worden de hysterici nageaapt door deelnemers aan hypnoseshows. Het optreden van de showhypnotiseur en zijn ‘vrijwilligers’ tonen treffende overeenkomsten met het optreden van bijvoorbeeld Charcot en zijn demonstratiepatiënten.

Waarom?  Ziek van angst!

Van van Helsdingen weten we dat de suggestibiliteit bij tbc patiënten geactiveerd kan worden door onopgeloste levensproblematieken. Het vereist weinig voorstellingsvermogen om te zien dan tijdens epidemieën van cholera en hondsdolheid waar oorzaak en geneesmiddelen onbekend zijn, de angst om besmet te worden groot was. De door van Heldingen genoemde ‘levensproblematieken’ waren extreem onopgelost. Cholera en hondsdolheid tierden vooral welig in dichtbevolkte gebieden met slecht drinkwater en erbarmelijke woonomstandigheden waar de meest elementaire hygiëne ver te zoeken was. Daarbij opgeteld de, al dan niet door hondsdolle vossen veroorzaakte, hongersnoden dan is het niet gek dat mensen uit wanhoop een vlucht naar voren deden en nog vóór een besmetting zochten naar genezing.

Waarom showbezoekers dat doen? Sensatiezucht?

Waarom laten deelnemers aan theaterhypnose zich verleiden tot soortgelijk gedrag als de hysterici van Charcot cs.?
De keuze van symptomen door theaterbezoekers en hun showmaster lijkt uit een tegenovergestelde hoek van hetzelfde domein te komen. In tegenstelling tot de barre levensomstandigheden en ‘onopgeloste levensproblematiek’ van tbc-en choleralijders hebben theaterbezoekers meestal volledig ‘opgeloste levensproblematieken’. Alleen al de mogelijkheid om €30 per persoon te kunnen neertellen voor een (Rostelli-) voorstelling duidt daarop.
Terwijl de patiënten met zelf gesuggereerde hondsdolheid en hysterici in een vlucht vooruit genezing zoeken en herstel van hun dagelijkse leven lijken theaterzoekers juist de door ‘hun Charcot’ gesuggereerde ‘symptomen’ te omarmen uit angst voor een gebrek aan ‘onopgeloste levensproblematiek’ en in een vlucht vooruit te ontsnappen aan de leegheid van hun bestaan dat wil zeggen een gebrek aan werkelijke emotionele gebeurtenissen.
©2021, Johan Eland

Illustraties

Zowel het gedrag van de hypnotiseur, de door hem gesuggereerde opdrachten als de reacties van de deelnemers lijken vaak op de optredens van Gassner, Mesmer en Charcot en de reacties van hun patiënten. Ook dansers worden geïnspireerd door Charcots “grande attaque hystérique’:

“grande attaque hystérique’

Kampnagel

Man in ziekenhuis
Een man met hondsdolheid in 1959. (Internet)
Man in aanval hysterie
Demonstratie van hysterie in Salpêtrière 1878 D.M. Bourneville & P. Regnard Iconographie photographique de la Salpêtrière. Service de M. Charcot, 1878

Man hondsdolheid ziekenhuis

 

 

 

 

 

 

 

 

Weerwolven pentekening
Achter de mythe over weerwolven schuilt de hondsdolheid. Houtsnede van een aanval door een Weerwolf (Door Lucas Cranach der Ältere, 1512)
Rasta Rostelli
Rasti Rostelli – (Skepter 7.4) 1994
Vrouw in hypnose
J.M. Charcot: Demonstratie hysterica, 1878 D.M. Bourneville & P. Regnard Iconographie photographique de la Salpêtrière. Service de M. Charcot

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Literatuur

  • Birma, medicijnflesjes. Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche courant 26-12-1892
  • Camuset dr., Ann. méd. psychol. (VI, pag. 367), 1892.
  • De Vlaamsche School. Jaargang 13(1867)
  • Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 7(1894)
  • Drijver. F. W., Historie en Legende.  Vervolg op „Mozaiek”, 1912
  • Eeden F. van,  De Psychische Geneeswijze. Voordracht, gehouden op 19 Januari ’88 in het genootschap ‘Oefening in Wetenschappen,’ te Haarlem
  • Guilarowsky,  De Zuid-Willemsvaart 01-10-1892
  • Hamann. M. Zur Geschichte der Prophylaxe unter besonderer Berücksichtigung des Hundes, 2004
  • Helsdingen, R.J. van ‘De psychologie van de tuberculosepatiënt. Mogelijkheden van psychotherapie’, 1951
  • Hufeland, C.W. Verhandeling  Over Het  Dierlijk Magnetismus, 1817
  • Huyvenaar, Dr., Ingezonden stuk in de Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche courant 10-10-1853.
  • Janet, P., Achille Een geval van hedendaagse duivelbezwering 1894-1895/1990
  • Meyer, B. Jodocus, Merkwaardige waarnemingen van behandeling en genezing door het dierlijk magnetismus en somnambulismus, 1825 (2e ed.)
  • Luijten, Anthonius, ‘Hondsdolheid en watervrees’, 1847
  • Oesterreich, T.K., Possession and exorcism, 1974
  • Pijper, Dr., Archief voor Nederlandsche Kerkgeschiedenis, 1893, (bl. 337-370)
  • Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche courant’ 23-02-1893 ‘Geesteskrankheid en cholera’
  • Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche courant’, 07-08-1883 behangersknecht
  • Robert, A.,  Cholera et magnétisme.1883, Seawalk Press, West Vancouver, 1e ed.
  • Sequah, Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche courant’ 10-06-1892