Bol met erin gespiegeld landschap

Architectuur in dienst van grootschalige hypnotherapie

Panopticum: Het Alziend Oog

Plafondschildering met alziend oog Plafondschildering ‘Alziend oog’ in de middentoren in de Sint-Janskathedraal (Den Bosch)

Vroeger hing in veel huizen een Alziend Oog, met daaronder de tekst ‘God ziet U’. Waar je je in de kamer ook bevond, het Oog keek je aan.

Rond 1880 kwam in Nederland het panopticum in de belangstelling

Het panopticum of panopticon, een latinisering van het Griekse panoptēs (‘alziend’), is een architectonisch principe, in 1791 beschreven door de Engelse verlichtingsfilosoof Jeremy Bentham.* Het panopticum maakt het mogelijk groepen te controleren, te disciplineren, te bewaken, bestuderen, vergelijken en te verbeteren. Een gebouw volgens dit principe ontworpen bestaat uit een centrale hal met daarrond ringen van cellen over verschillende verdiepingen gestapeld. Een cel heeft twee ramen: één naar buiten en één op de centrale hal gericht. Eén opzichter in de hal volstaat om alle bewoners te bewaken, te kennen en te beheersen. Het panopticum dient volgens Bentham veel doelen: als gevangenis, als school, als werkplaats of hospitaal. Tegenwoordig wordt het panopticum vooral geassocieerd met een koepelgevangenis. Er zijn in Nederland drie koepelgevangenissen gebouwd: in Arnhem (1886), Breda (1882 – 1886) en Haarlem (1899 – 1901)
Waar je ook dingen van alle kanten kon bekijken was het Nederlandsch Panopticum. Dit ‘wassenbeelden- museum’ opende in 1882 zijn deuren aan de Amstelstraat 14 – 18 in Amsterdam.

Krantebericht Goessche Courant
Het was moeilijk om de komst van het Panopticum te missen. Tot in Goes werd er over bericht. . (Goessche Courant 20-7-1882)

Niet voor niets laaide het enthousiasme voor het panopticum op tijdens de industriële revolutie. Anders dan boeren die met hun knechten het land opgingen en ze zo zelf in de gaten konden houden kon de fabrieksdirecteur onmogelijk iedereen controleren. Hier bracht de architectuur uitkomst met het panopticum.

Gaat het om gevangenen dan is er geen gevaar voor ontsnappingen, gaat het om scholieren dan is er geen gevaar voor spieken, gaat het om arbeiders dan kan geklets vermeden worden, zieken kunnen elkaar niet besmetten en psychiatrische patiënten kunnen elkaar niet aansteken.

Gevangenis IllinoisVolgens Bentham zou dat ze ertoe aanzetten zich beter te gaan gedragen. Met andere woorden, het panopticum was een gebouw dat zelfdisciplinering beoogde. Omdat de gevangenen de bewaker niet konden zien, zou het zelfs mogelijk zijn dat die af en toe koffie ging drinken. De gevangenen dachten immers dat ze elk moment in de gaten gehouden werden.
De moderne filosoof Michel Foucault* (1926-1984) besteedde veel aandacht aan het idee van Bentham en sprak van ‘panopticisme’ als een kenmerk van de moderne samenleving: vrijheid werd ingeperkt door surveillance.

Psychiatrische inrichtingen

Psychiater Jozef Guislain, een arts uit een architectenfamilie dacht ook dat zo’n
ontwerp van een instelling kon helpen bij de genezing van psychiatrische patiënten. In zijn Gentse psychiatrische kliniek maken kloosterzusters uit Menen kennis met de functionele ruimtelijke schikking. Dit concept koppelt het zicht op de zieken en het nut ervan bij hun behandeling aan elkaar. Ze maken kennis met het idee dat architectuur de genezing bevordert en brengen dit in de praktijk in hun psychiatrische kliniek in Menen. Zoals Foucault opmerkte dat in een panopticum bewakers gemakkelijker even konden gaan koffiedrinken konden oppassers van psychiatrische patiënten zich gemakkelijker bezighouden met andere patiënten.

In verband met hypnose

Overzicht kantoortuin
Ook kantoren biedt het panopticum de mogelijkheid aan een alziend oog om te surveilleren

Het principe van het panopticum werd nogal eens in verband gebracht met hypnose. Het oog als symbool voor het alom aanwezige toezicht en controleerbaarheid deed sommigen denken aan het vermogen van hypnotiseurs om door aanstaren iemand in hun macht te brengen en te controleren. Daarnaast deden de wassen beelden van een panopticum denken aan gehypnotiseerde mensen die kataleptisch en met starre tranceogen voor zich uit kijken.

Big brother is watching you!

De combinatie controle en hypnose zien we terug in de roman ‘1984’ van George Orwell.* Daarin passen de burgers zich aan en internaliseren ze het gedrag dat de overheid hen oplegt met de suggestie van toezicht. Wetende dat het ‘slechts’ een foto aan de muur is voelt de hoofdpersoon Winston toch daarvan de controle en verwoordt die zo:

“De posters van Big Brother samen met soortgelijke foto’s over een verscheidenheid aan alledaagse voorwerpen hielpen de overtuiging te versterken dat Zijn ogen altijd op je gericht waren (bijvoorbeeld kijkend naar jou op het telescherm) en dat Hij het was die al je acties en gedachten zou kennen, De blik van Hem ”
“De hypnotiserende ogen uit het portret van Big Brother staarden in de zijne. Het was alsof een enorme kracht op je neerdrong – iets dat in je schedel doordrong, tegen je hersenen sloeg, je bang maakte voor je overtuigingen, je bijna overtuigde om het bewijs van je zintuigen te ontkennen. Uiteindelijk zou de Partij aankondigen dat twee en twee er vijf maakten, en je zou het moeten geloven.

De combinatie van wassen beelden en hypnose ontging ook schrijver Frits Lapidoth niet. In zijn ‘Verboden suggesties’ (1889) * schreef hij:

‘Eerst, keek ze schuchter naar den hoek, waar hij stond, hoe langer hoe vaker en langer. Toen werd heur hoofd onbewegelijk, heur handen vielen slap in haren schoot en zij zat in die vreemde, verontrustende houding, welke ik slechts weet te vergelijken bij die van een wassenbeeld, in ‘t panopticum op eene tuinbank geplaatst, opdat de bezoekers het voor een levend natuurgenoot mogen houden. Enkele minuten later, was zij in eenen diepen hypnotischen slaap gedompeld. Geen’ mijner patiënten had zich nog zóó gevoelig betoond. Mijn graadmeter wees het maximum aan!’.

Industriële aanpak hypnosetherapie

Wellicht door de oprichting in 1882 van het Nederlandsch Panopticum of ‘wassenbeeldenmuseum’ hield het begrip panopticum ook de in Amsterdam gevestigde hypnosepioniers van Frederik van Eeden en Albert van Renterghem bezig.
Van Van Eeden is het studentikoze gelegenheidswerkje ‘Panopticum’ (ter vertooning op bruiloften) bewaard als ‘Aanspraak van den clown’ dat onder het pseudoniem Varius in de almanak van het Amsterdamsch studentencorps voor het jaar 1884 verscheen. (M. Baeck)*
Van Renterghem kende het panopticum als wassenbeelden tentoonstelling ook.
In Brussel stond het Panopticum Castan. Zus Albertine Van Renterghem woonde er en op de heen- en terugreis naar de dosimetrie-en hypnose-congressen in Parijs en op de heen en terugweg van hun huwelijksreis in 1876 naar Parijs, logeerden de dokter en zijn vrouw bij haar. Het panopticum zal er stellig ter sprake gekomen zijn.
Na zijn reis naar Nancy om te leren hoe Liébeault hypnose gebruikte begon Van Renterghem met de nieuwe therapie in zijn Goese huisartsenpraktijk. Hij kreeg snel zo’n grote toeloop van patiënten dat zijn behandelkamer te klein bleek en hij binnen de kortste keren alle privéruimten moest benutten om de gehypnotiseerde patiënten te bergen. In zijn autobiografie schreef hij daarover:

“Tussen elf en vier uur stroomden in en uit die kleine ruimte een vijftigtal menschen….. Niet zelden toch liet ik een diepe slaper of slaapster, nadat hij of zij de therapeutische suggestie in den fauteuil had ontvangen in dien toestand van hypnose dezen zetel voor een gewone stoel die tegen den langen wand van de kamer stond verwisselen, waarop gezeten, patiënt verder nog van de rust mocht blijven genieten. Voor de kinderen onder de patiënten reserveerde ik de bedsteê-ruimte, waarin zitplaatsen lager bij den grond waren. De meesten dezer zaten; een enkel kind lag languit op den grond met een kussen onder het hoofd te slapen. Was de toevloed van patiënten groot, dan bediende ik mij van de belendende kamers, de slaapvertrekken van de kinderen en van ons zelf. Op het laatst was ik zelfs verplicht ook de salon beneden als dépendance dienst te laten doen. Vaak kon men een of meer slapende personen plat op den grond zittend of eenvoudig tegen den wand leunend op het bovenportaal bij den ingang tot mijn studeerkamer, na beëindigde behandeling, zien narusten. Zoo had mijn huis gedurende die dagelijksche seances veel van een levend Panopticum.”

Ook in Londen was een panopticum – van Madame Tussauds. Van Renterghem verbleef een paar keer in de Engelse hoofdstad en logeerde er onder meer bij zijn hypnotiserende collega dr. Felkin. Op weg naar diens adres passeerde je Bakerstreet waar het wassenbeelden museum gevestigd was. De verwijzing naar een levend panopticum in de autobiografie doelend op de huiselijke chaos in Goes kan dus ook ingegeven zijn door die latere bezoeken aan Londen.

Nadat Van Renterghem en Van Eeden in Amsterdam aan de Keisergracht 258 een grotere ruimte betrokken bleef de hypnosepraktijk groeien. Dagen waarop zich tientallen patiënten aanmeldden waren geen uitzondering. Een grootschaliger aanpak was nodig. Hier leek de industrialisatie van de hypnotherapie aanstaande. Om de toevloed van patiënten in goede banen te leiden waren bouwkundige aanpassingen noodzakelijk. Van Renterghem noteerde over die periode in 1889:

‘….Nu gaf ik mijn famulus (Helper v.e. professor, J.E.) de opdracht om tegen den blinde muur van de achterkamer een soort couloir (Hal, J.E.) te timmeren van 2 M diepte en evenveel hoogte, en hiervan door het aanbrengen van drie zijwanden vier vertrekjes te maken, waarvan de open voorzijden van gordijnen zouden worden voorzien en het platte dak gemaakt zou worden van vellen dik bordpapier. In elk dier vertrekjes zou een sofa huizen, waarop een patiënt afgezonderd en behandeld kan worden……’
‘…droeg ik op in het midden daarvan een cirkelvormige canapé te bouwen, een meubel zooals men die wel in Musea aantreft…’
.
‘Mijn bovenlokaal trok veel bezoekers, als ik ’s namiddags tusschen 12 en half 2 daar seances gaf van hypnotische suggestie voor niet betalende patiënten, die er geen aanstoot aan namen van in de algemeene kamer te worden behandeld, in tegenwoordigheid van enkele belangstellende medici of candidaat-patiënten..’

Instituut Liebeault.

Was het op de Keizersgracht nog behelpen; toen Van Renterghem de kans kreeg een spiksplinternieuw pand te laten bouwen kon hij zich uitleven op de architectuur. Mede geïnspireerd door wat hij bij collega Otto Wetterstrand in Zweden had gezien liet hij aan de Amsterdamse Breestraat 1 de eerste Nederlandse hypnosekliniek bouwen met ca. 18 aparte kamertjes die alle uitkwamen op een centrale hal en een galerij. Het werd als een panopticum dat een grootschaliger aanpak mogelijk maakte en meer overzicht bood.

“ Niet alleen nieuw in ons land maar ook over de grenzen” jubelde het Algemeen Handelsblad op 1 november en, ‘zal het niet nalaten de aandacht te trekken van medicus en leken.’

De krant beschrijft uitgebreid de architectuur waaruit goed blijkt dat vanuit de centrale hal alles goed te controleren is:

“Komt men het huis binnen dan heeft men allereerst de studeerkamer van den dokter en de beide wachtkamers, alsmede een ruimte voor het bergen van fietsen, alles hoogst geriefelijk ingericht. De gang door gaande, komt, men in de ruime hal, die het licht, ontvangt door een groote lantaarn en waarin rustbedden staan, van elkaar door schutten gescheiden, voor die patiënten, voor wie eene gezamenlijke behandeling nuttig is. Ter weerszijden van die hal bevinden zich een viertal kleine vertrekken voor afzonderlijke behandeling. Gaat men nu de breede trap op, welke leidt naar de bovengalerij, die om de geheele hal heen loopt, dan trekt al dadelijk in den muur de aandacht een gevelsteen waarin gegrift staat: i/Ambrosio Augusto Liébeault es Favereis Oriundo (Lotharingio) dedicatum”, gewijd dús aan den beroemden geneesheer Liebeault. Op de gaanderijen geven de deuren wederom toegang tot een aantal patiëntenkamers…’

Niet alleen toezicht op de patiënten was daarmee mogelijk, kennelijk verlangde Van Renterghem zelf ook toezicht van alle kanten: Het Handelsblad vervolgt met: ‘Boven de deuren der patiëntenkamers beneden, leest men de namen van beroemde buitenlandsche geneesheeren, die de psychotherapie beoefenen; boven die der bovenverdieping die van Belgische en Nederlandsche doctoren als van Velsen en H.C. Brutsaert (België); G. Jelgersma, D. Stigter, P. Bierens de Haan, J. Huet, A. de Jong, F. van Eeden, H. Breukink.’

Ook in ziekenhuizen

Minder privacy dan bij Van Renterghem maar op groter schaal en meer toezicht op gehypnotiseerde patiënten was er in het Oude Binnengesticht in Utrecht. Hypnotiserend arts Breukink schrijft in november 1923:

‘Patiënte werd van 28 maart 1923 af op de psycho-therapeutische afdeeling op de zaal voor hypnose-patiënten ondergebracht. Haar geestelijke toestand is door de geprolongeerde hypnose, catharsis en suggesties al veel verbeterd.’

Plattegrond instituut Libeault
Plattegrond van de twee verdiepingen van Instituut Liebeault. Vanuit de centrale hal beneden en vanaf de galerij op de eerste etage zijn de deuren van elk patiëntenkamertje te zien. (van Renterghem, 1907)
(van Renterghem, 1907)

© Johan Eland

*Literatuur

  • Baeck, Mario ‘Trots Verbrijzeld’. Het toneeloeuvre van Frederik van Eeden, 2017;
  • Bentham, Jeremy, ‘The Panopticon Writings’, 1787;
  • Felkin, Robert, W. ‘Hypnotism, or Psycho-Therapeutics’, 1890;
  • Foucault, Michel, ‘Discipline, toezicht en straf: de geboorte van de gevangenis’, 1975/2018;
  • Lapidoth, Frits, ‘Verboden suggesties’,1889;
  • Orwell, George. ‘1984’,1949;
  • Renterghem, A.W. van, ‘La psychotherapie das ses diffèrents modes’, 1907.
  • Renterghem, A.W. van, Autobiografie (2e deel 1887-1927) (1927/1993)