Namen voor hypnotherapie en haar voorlopers
Hypnotherapie is meer dan alleen hypnose. Het is een therapeutische techniek in combinatie met hypnose. Dit is op zich niet nieuw. Er zijn meer voorbeelden in de geschiedenis van hypnose waarin een bepaalde behandeling gecombineerd werd met trance. Het leek de therapeuten beter een aparte naam te verzinnen. Ook de tranceopwekking zelf werd nog al eens van verschillende namen voorzien. Vaak had dat een politieke achtergrond. In de Franse tijd kozen Nederlanders die niets ophadden met de Franse bezetter voor de Duitse term ‘animalisch magnetismus’ en tegenwoordig noemen toneelhypnotiseurs die geen problemen willen krijgen door bijvoorbeeld een hypnoseverbod, zoals in België geldt, zich ‘illusionist’.
Eerzame vrouwen, meisjes en verwijfde mannen bedreigd.
Volgens Arend Fokke Simonsz (1814) is manipuleren een aan de magnetiseurs ontleend kunstwoord. Het betekent volgens hem met de hand betasten en rondom bevoelen om een magnetische slaap te laten ontstaan door middel van het zachtjes bewegen over de ledematen van de patiënt. Hij krijgt bijval van de Leidse hoogleraar F.J. Voltelen die in1791 in een redevoering fel van leer trekt tegen het dierlijk magnetisme dat ook in Nederland vaste voet aan de grond dreigde te krijgen. Hij ziet vooral de eerzame vrouwen, meisjes en verwijfde mannen bedreigd en noemt het fysieke wrijven over de onderbuik, lendenen en liezen manupilatie of betasting. Hij gaat verder en schrijft: “Zij naamelijk die op eene behoorlijke wijze zijn gemagnetiseerd, (men vergunne mij voor eene nieuwe zaak een nieuw woord te gebruiken)”. Hij geeft verder aan dat naast lichamelijke aanraking van het lichaam ook de verbeeldingskracht een rol speelt rondom het dierlijk magnetisme.
In de loop van de tijd krijgt de uitdrukking manipuleren een uitgesproken negatieve bijklank: een manipulator is iemand die met kunstgrepen een ander naar zijn hand zet. Los van de vraag of er aanleiding is gegeven tot deze verdachtmaking hebben vele wetenschappers om uiteenlopende redenen en met wisselend succes geprobeerd de naam van wat eens begon als animal magnétisme (Franz Anton Mesmer 1734-1815) te veranderen. Sommigen ontkenden het bestaan van ‘t door F.A. Mesmer geopperde ‘fluïdum’. Anderen borduurden verder op Mesmer ’s werk en bedachten nieuwe varianten en behandelwijzen. Daarnaast waren er geneeskundigen die hun patiënten behandelden met magnetisme maar niet wilden worden geassocieerd met de kwakzalverij en het variété die steeds meer bedreven raakten in het gebruik van het magnetisme.
A. Fokke Simonsz (1755-1822)Terwijl Voltelen’s redevoering nog volop nagalmt begint in 1791 politicus en medeschrijver van de Grondwet G.K. van Hogendorp zijn studie van het dierlijk magnetisme. Boven zijn aantekeningen zet hij met sierlijke letters ‘Magnetisme’. In de periode 1812 tot 1824 is de Groninger school bestaande uit H. Wolthers, P. Hendriksz, C.de Waal & G.Bakker en v.d. Held, erg actief. D school is sterk op Duitsland georiënteerd en spreekt consequent van ‘animalisch magnetismus’. Tot navolging leidt dit echter niet. De tegenstanders van de vinding van Mesmer (Voltelen, Veirac, Bake, Bilderdijk en Da Costa) spreken over ‘dierlijk magnetismus’ en ‘somnambulismus’. Bilderdijk, die eigenlijk wil spreken van ‘possessie’ gebruikt ook het woord ‘mesmerianismus’. Waarschijnlijk kiezen zij voor een Duitse afleiding als uiting van hun afkeer voor de Franse bezetter.
Braidism & hypnotism
Als de Schot James Braid het dierlijk magnetisme onderzoekt komt hij tot de conclusie dat het door de magnetiseurs geclaimde fluïdum niet bestaat. Braid stelt vast dat de trance veroorzaakt wordt door suggestie en verwant is aan de gewone slaap. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen het dierlijk magnetisme en de door hem vastgestelde verschijnselen wil Braid uitgaan van de naam neurypnology en gebruikt de term hypnotism. Hij schrijft in juli 1842 een artikel voor een bijeenkomst van de British Association in Manchester waarin hij de naam neuro-hypnotism gebruikt. Dus in tegenstelling tot wat algemeen wordt beweerd is het niet zijn boek ‘Neurypnology or the rationale of nervous sleep considered in relation with animal magnetism’ (1843), maar dit geschrift uit 1842 waarin Braid de term ‘hypnotism’ voor het eerst gebruikt. Wel doet hij in ‘Neurypnology’, dat een uitwerking is van het artikel van 1842, verslag van zijn overwegingen die tot de naam hypnotism hebben geleid.
Overigens gebruikt Braid later de termen monodeism (1847) en voor het somnambulisme bedenkt hij het double consciousness.
In 1892 evalueert Sinnett in zijn ‘The Rationale of Mesmerism’ de wijze waarop Braid de term hypnotism heeft ingevoerd.”Hypnose is één, maar mesmerisme is wat anders”, betoogt hij. Wie over hypnose praat heeft het volgens hem over wat anders dan de verschijnselen van het mesmerisme. Bovendien vindt Sinnett dat Braid zich wat meer mag realiseren dat hij schatplichtig is aan Mesmer, M. Bertrand en Abbé Faria. Het later gebruik, vooral in Frankrijk, van de term ‘Braidism’ (Dupuny, 1860; J.P. Durand, pseudoniem van A.J.P.Philips,1860; D.H. Tuke 1872; J.P. Durand de Gros, 1894 en D.G. Delgado, 1907) heeft nooit brede steun verworven.
Sommeil lucide (Abbé de Faria. (1756-1819).
Hoewel Braid algemeen wordt aangewezen als de grondlegger van de moderne hypnose kunnen we niet voorbij gaan aan de activiteiten en denkbeelden van Abbé José-Custodio de Faria (1756-1819). In openbare voorstellingen brengt hij mensen in slaap en geeft hen posthypnotische opdrachten. Hij laat hen allerlei proeven met smaak, geur en visuele hallucinaties ondergaan. De Faria hecht geen geloof aan theorieën die dit alles verklaart met magnetisme. Ook zegt hij geen speciale gaven te hebben. Om zich te onderscheiden van deze, in zijn ogen, foute leerstellingen bedenkt de Faria een nieuwe terminologie. Hij stelt voor de somnambules ‘époptes’ te noemen, de magnetische staat moet dan ‘sommeil lucide’ genoemd worden en het proces van magnetiseren ‘concentration’. De magnetiseur heet derhalve concentrateur en het magnetiseren ‘concentrer’. Onder ‘concentrer’ verstaat de Faria een naar binnen gericht bewustzijn, onwetend van wat de zintuigen waarnemen. Met deze opvatting en de grote rol die de suggestie speelde in het optreden van de Faria kan hij gezien worden als een belangrijke voorloper van de latere school van Nancy.
Psycodunamy. (Th. Leger, 1846)
Onwetend van wat Braid in Engeland bezighoud schrijft in Amerika vrijwel tegelijkertijd Th. Leger zijn boek ‘Animal magnetism; or psycodunamy’ (1846). Hij is ook niet gelukkig met de naam ‘animal magnetism’ en stelt voor die te vervangen door psycodunamy of kortweg dunamy. “Deze naam heb ik afgeleid van het Griekse woord voor geest/ziel en kracht” aldus Leger en betekent derhalve ‘mentale kracht’. “Bij dunamy hoort het werkwoord to dunamise en de magnetiseur heet voortaan dunamiser”, verklaart Leger die benadrukt dat het woord ‘psycodunamy’ precies definieert waar het om gaat, namelijk dat mensen de kracht bezitten om met de geest invloed uit te oefenen op hun lichaam.
Mental or Animal Electricity
Natuurlijk heeft Leger ook gekeken naar de namen die anderen voorstelden maar geen daarvan kan volgens hem door de beugel. Zo is er de Mental or
Animal Electricity van J.H.D.Petetin (1805) en Dr. Pigeaire (1839). Leger wijst die af om dezelfde reden waarom hij animal magnetism niet ziet zitten: Hij meent dat zowel het animal magnetism als de animal electricity terug te voeren zijn op hetzelfde fluïde-idee waarvan hij het bestaan sterk betwijfelde en nooit een materieel bewijs gezien had. Ook ‘mesmerism’ dat wordt voorgesteld door o.a. Elliotson en Hare Townsend wijst Leger af. Dat is misschien wel de meest foute naam, meent hij. Ten eerste is er nog nooit een wetenschap genoemd naar een man en ten tweede vraagt Leger zich af wat Mesmer eigenlijk het recht geeft om aanspraak te maken op die eer. Hij is niet eens de uitvinder van het praktische deel van het magnetisme dat immers al veel ouder is. Ook de door Mesmer voorgestelde theorie heeft hij niet zelf bedacht. Bovendien zit ze vol fouten waardoor ze eerder een rem op de vooruitgang is geweest dan dat ze iets goeds heeft voortgebracht. Mesmer heeft ook nooit gesproken over de verschijnselen die nu juist de wetenschappers zo bezighouden. Al met al is er van Mesmer’s leer niks overgebleven dus waarom zouden we onze wetenschap Mesmerism noemen?
Ook het door Dr. Buchanan voorgestelde ‘Neurology’ vindt Leger maar niks. Neurologie bestaat immers al als de studie van het zenuwstelsel. Door deze naam ten onrechte te gebruiken voor dit onderwerp is vragen om moeilijkheden.
Dan is er nog het ‘pathetism’ van Laroy Sunderland. (1844). Hij doet eerder een poging om het eveneens in de belangstelling staande ‘frenologie’ te combineren met het magnetisme en geeft zijn theorie de naam ‘phrenomagnetism’. Later verlaat hij die gedachte en beschrijft het magnetisme als ‘pathetism’. Ook fout, meent Leger. Op zijn zachts gezegd te algemeen. Haar Griekse oorsprong betekend immers ‘ziekte’ of ‘lijdend’ en dat wordt volgens Leger toch niet beoogd met de nieuwe wetenschap. Rest nog Professor Grimes’ ’etherology’. Grieks-etymologisch gezien betekent dit een behandeling met het meest fijne deel van de lucht. Omdat Leger het bestaan van het bedoelde fluïde afwijst heeft deze naam volgens hem dus niks te maken met ‘ons onderwerp’.
Electrical psychology (1850)
Leger staat niet alleen in zijn kritiek op ‘magnetism’. Ook John Bovee Dods zoekt naar alternatieve namen en komt met de termen ‘mental electricity’ en zelfs ‘spiritualism’. In zijn boek ‘The Philosophy of Electrical Psychology’ (1850, Crabtree 596) ziet hij daar weer van af en vertelt dat hij veel succes heeft met zijn ‘electrical psychology’. Deze behandelwijze gebruikt weliswaar ook Mesmer’s fluïde maar waar het magnetisme een leer is van sympathie is zijn ontdekking een leer van indrukken (impressies). Dat houdt volgens Dods in dat, in tegenstelling tot de gemagnetiseerde patiënt wiens zintuigen helemaal gebonden zijn aan die van de magnetiseur, de patiënt die behandeld wordt met Dod’s ‘Electrical Psychology’ zintuiglijk helemaal onafhankelijk blijft. Op dit laatste heeft Braid weer kritiek. In zijn boek ‘Electrobiological phenomena considered physiologically and psychologically’ (1851), laat hij weten dat het bij beide gaat om dezelfde verschijnselen en het allemaal vormen van ‘hypnotism’ zijn.
Samuel Underhill (1868)
Na 30 jaar het animal magnetisme beoefend te hebben en het eerste Amerikaanse tijdschrift over het magnetisme te hebben uitgegeven maakt Samuel Underhill in zijn boek ‘Underhill on Mesmerism’de balans op. Ook hij heeft in de loop van de tijd talloze alternatieven voor dezelfde verschijnselen gezien. Mét Leger wijst Underhill Sunderland’s ‘Pathetism’, Dr.Braid’s ‘hypnotism’, en Dr.Dodd’s ‘ electrical psychology’ af. Ook Burr’s ‘biology’ vindt in zijn ogen geen genade.
Over de hele wereld is gezocht naar een betere benaming voor Mesmer’s leer en toepassing. Langzaam maar zeker groeit men toe naar het hedendaagse hypnose. Dankzij P. de Koningh maakt rond 1855 de (electro-)biologie in Nederland even opgang. In die tijd komt ook het spiritisme op. Dat claimt het oude (mesmeristische) magnetisme, de clairvoyance en andere ‘bijproducten’ tegenover het opkomende hypnotisme. Ongetwijfeld heeft deze tweedeling bijgedragen aan een verdere studie van ‘suggestie-hypnose’. In dit licht moeten we de publicaties zien van Frederik van Eeden. Hij gebruikt in Nederland in 1886 voor het eerst de naam ‘hypnotismus’. In december van dat jaar publiceert van Eeden in de Gids zijn ‘Hypnotisme en de wonderen’. In de derde druk van de reeks studies schrijft hij in een voetnoot dat het: ”Zaak is, dat tegenwoordig alle magische toestanden eenvoudigweg hypnotische toestanden genoemd worden. Hypnotisme is een verkeerd woord dat als generalen titel diende voor de meest verschillende dingen, die men in den laatsten tijd eerst beter uiteen gaat houden. Alleen suggestie is een goed-gedefinieerd woord, hypnose ,”gesuggereerde slaap”, eveneens. (1890)”. In de ’Studies Eerste reeks’ is ook de lezing “De spiritistische verschijnselen” opgenomen die van Eeden op 17 april 1890 hield voor het Haarlemse genootschap “Oefening en Wetenschap”. Daarin gebruikt hij voor het eerst het woord ‘Hypnose’. Nog een poosje worden beide termen door elkaar gebruikt maar langzaamaan wint de hypnose veld in zowel wetenschappelijke kringen als in het vele proza. Na 1910 gebruiken bijna alle serieuze onderzoekers ‘hypnose’.
Baron D’Henin de Cuvillers. (1755-1841)
De lange weg van ‘magnétisme animal’ tot ‘hypnose’ had aanmerkelijk bekort kunnen worden als men meer belangstelling had getoond voor de uitgebreide betogen van Baron D’Henin de Cuvillers. Kennelijk zit de naamgeving van het magnetisme hem hoog want al in de eerste nummers (1820 en een vervolg in 1823) van het door hem opgerichte ‘Archives du magnétisme animal’ beschrijft hij uitgebreid een aantal alternatieven. Hij heeft het over onder meer rabdomancie, aimant animal, thaumaturge en psychologie. Ook het door ‘Un fameux magnétiseur’ (De Faria) voorgestelde ‘epopte’ wordt besproken. Echt spannend wordt het als de Culvillers een aantal woorden met het voorvoegsel ‘hypno’ aanvoert. Aan bod komen onder meer hypnobate (slaap & wandelen) voor het somnambulisme , hypnoscope (slaapkijken), hypnomancie, hypnologie, hypnotique. D’Henin de Cuvillers. werkt zijn gedachten over de naamgeving verder uit in zijn boek ‘Le magnétisme animal retrouve dans l’antiquite’(1821). Maar liefst 312 woorden met het voorvoegsel ‘hypno’ worden door de baron tegen het licht gehouden. Daaronder zijn hypnotique, hypnotiste en hypnotisme
Overigens speelde het probleem van de naamgeving al ver voordat Mesmer zijn theorie bekend maakte. Al in de oudheid spreekt Pausanias er uitvoerig over (Lib. VII, cap. XXI). De Ouden kenden het magnetisme zo goed dat zij, die het tot aan de middeleeuwen met spiegels beoefenden, het specularii noemden. Nadat het een poos het geheim van goochelaars was geweest onderzoekt Pater Kircher het magnetisme weer serieus en geeft het de naam actinobolisme.
Bronnen
- J.Braid, Neurypnology or the rationale of nervous sleep considered in relation with animal magnetism’ (1843)
- J.H.D.Petetin, Electricité animal, prouvée par la découverte des phénomènes et moraux de la catalepsie hystérique, et de ses variétés ; et par les bons effets de électricité artificielle dans le traitmt de ces maladies.(1805)
- M.A. Gravitz & M.I. Gerton, Origins of the term hypnotism prior to Braid.. American Journal of Clinical Hypnosis, vol.27, Number 2, October 1984.
- J.Pigeaire, Puissance de l’électricité animale, ou, du magnétisme vital et de ses rapports avec la physique, la physiologie et la médecine.(1839)
- Arend Fokke Simonsz in 1808,(1) (Doctor Gall en Doctor Faust of de Groote omwenteling op aarde.
- 1784 Franklin rapport: magnétisme animal
- 1791 ,, vertaling door H.A.Bake die bekendmaakte dit te doen als waarschuwing tegen het: Dierlijk magnetismus
- 1791 F. van Voltelen de magnetismo animali door J.Veirac, ook een tegenstander vertaald in: Dierlijk magnetismus
- 1791 De eerste aantekeningen van G.K.van Hogendorp schrijft ‘Magnetisme’.
- 1791 In een berichtje schrijft de Algemeene Konst- en Letterbode over de ‘Mesmeriaansche betasting.”
- 1792 Een reactie op de redevoeing van v. Voltelen schrijft over ‘dierlijk magnetisme.’
- 1813 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
- 1814 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
- 1814 Fokke Simonsz: magnetische slaap en dierlijk magnetismus
- 1814 A.Beeler schrijft over ‘dierlijk magnetismus’.
- 1815/1833 : Bilderdijk / I. da Costa : dierlijk magnetismus
- 1816 NN De geheimen der magnetiseurs en somnambules ontmaskerd voor weldenkende en deugdgezinde menschen
- 1816 De dankbare dominee A.N. van Pelecom draagt een gedicht voor aan zijn behandelaar a.Beeler: uiteraard over het ‘Magnetismus’.
- 1816 v.d. Held spreekt van ‘animalisch magnetismus’
- 1817 C.W.Hufeland: dierlijk magnetismus
- 1818 De vertaling van Deleuze’s ‘Magnétisme animal’ wordt ‘dierlijk magnetisme’.
- 1818 Vertaling van de Puysegurs’boek: dierlijk magnetismus
- 1819 H.Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
- I1823 I.da Costa: het Magnetismus
- 1823 H. Wolthers; P.Hendriksz; C.de Waal & G.Bakker spreken van ‘animalisch magnetismus’
- 1828 J.A. Uilkens Dierlijk magnetismus
- 1828 J.P.F. Deleuze boek wordt vertaald naar ‘Practisch onderrigt nopens het dierlijk magnetismus’. (Met een voorwoord van B.J.Meyer): dierlijk magnetismus
- C.F,. v.d. Breggen Dierlijk magnetismus
- 1829 P.J.van Wageningen: Magnetische somnambulisme
- 1829 B.J.Meijer: dierlijk magnetismus en somnambulismus
- 1845 Ennemoser in vertaling: Het Magnetismus in verband met natuur en godsdienst
- 1851 (G. Gregory: Letters on animal magnetism wordt door e van Calcar vertaald in: Levensmagnetismus
- 1855 Dr. Duparc (in Onze Tijd) De electro-biologie, het somnambulisme, Mesmerisme en odylisme
- 1886 F.van Eeden: Hypnotisme en de wonderen
- 1888 F. van Eeden: De psychische geneeswijze
- 1889 Van Renterghem & van Eeden: (clinique de ) psychothérapie suggestive
- 1889 I.A.Hofelt: het hypnotisme in verband met het strafrecht.
- 1889 J. Kerlen hypnotisme
- 1890 J. Kerlen : hypnotisme
- 1891 van Renterghem: Hypnotisme, Suggestie Psychotherapie (Conform het origineel van Bernheim door v.Renterghem
- 1891 A.J. Riko: Handboek ter beoefening van het magnetisme, het hypnotisme, de suggestie biologie en aanverwante vakken..
- 1893 A.J. Riko in Spinx: over magnetisme en over de hypnotiseur A. de Jong
- 1894 F. van Eeden: Algemene therapie
- 1894 van Renterghem: Psychotherapie (In Zeitschrift für Hypnotismus)
- 1898 van Renterghem: spontane somnambulismus
- 1898 van Renterghem : Liébeault en zijne school
- 1899 Reeling Brouwer: (In de psychiatrische en Neurologische bladenJ Psychologie van den suggestieve slaap
- 1899 Bierens de Haan: Het vraagstuk der beteekenis van hypnose en suggestie voor de opvoeding
- 1900 Reeling Brouwer: de psychische geneeswijze
- 1900: D. Stigter: de suggestie in de hypnose als geneesmiddel
- 1900 Wijnaendts Francken (In boek Psychologische omtrekken) hypnose en suggestie
- 1902 Wijnaendts Franken: het Hypnotisme
- 1903 van Renterghem: Hypnose en suggestie als hulpmiddelen bij de opvoeding van kinderen
- 1904 van Renterghem: Kort begrip der psychische geneeswijze
- 1904 A.Aletrino: Hypnose
- 1904 Hudson
- 1907 A.W. van Renterghem: La psychothérapie (dans ses differents modes)
- 1908 Renterghem & A.C.A. Hoffman: psychotherapie
- 1908 Pro & Contra Van Renterghem en A.C.A. Hoffman: Hypnotisme
- 1909 W.Q. Judge: Het hypnotisme en zijne gevaren
- 1911 W. Hilger /vertaald door van der Chijs /van Renterghem: Hypnose en de suggestie
- 1922 L.Deutmann : Magnetisme en occultisme
- 1926 S.Koster: Hypnose
©Johan Eland / Antiquariaat Lilith
Bewerkt door Brenda Vader
./. Overname van gedeelten is met bronvermelding toegestaan. Alle rechten voorbehouden
Lees ook