Geen gas, tarwemeel of zonnebloemolie?
Wie op dieet is wil nog wel eens fantaseren over lekkere hapjes. Psychoanalytici en andere dromenduiders kunnen dromen vertalen in een verlangen naar iets anders. In hun optiek kan een droom over gas een verlangen naar menselijke warmte betekenen en dromen over zonnebloemolie een hang naar een soepel en zonovergoten leven in de vrije natuur uitdrukken.
Het is wat het is
In tegenstelling tot de individuele dromers van psychoanalytici zijn er fantasieën over hele samenlevingen waar tekorten niet bestaan. Dat zijn utopieën. Misschien is de bekendste politieke utopie die van de Engelse humanist Thomas More. Uit onvrede met het Engeland in zijn tijd, waarin economische ongelijkheid en godsdiensttwisten de boventoon voerden verzon hij een staat die sterk doet denken aan het latere socialisme en communisme. In zijn boek ‘Utopia’ (1516) beschrijft hij een ideale samenleving, waar geen privébezit bestaat en religieuze tolerantie heerst.
In de Middeleeuwen, waarin nog vaak hongersnoden en andere ontberingen voorkwamen, was Luilekkerland een aantrekkelijk fantasieland. De gebraden ganzen vlogen door de lucht, de pannenkoeken groeiden aan de bomen en de rivieren waren van limonade. Om er te komen, moest je je eerst door een rijstebrijberg heen eten. Kortom, alles was er voor het grijpen.
Tot ongeveer 1600 heette Luilekkerland (Lolland of ‘Land van melk en honing’) nog Kokanje. De vertelling is ontsproten aan de middeleeuwse fantasie in West-Europa en draaide aanvankelijk vooral om onbeperkt en gratis eten en drinken. De verhalen zijn in de Lage Landen overgeleverd door middel-Nederlandse rijmteksten uit de 15e en 16e eeuw. De naam ‘Het Land van Kokanje’ is afgeleid van ‘Cockaengen’. Dat woord stamt uit het Oudfrans en betekent zoveel als ‘het land van de honingkoeken’. De oudst bekende tekst waarin de naam voorkomt, is een Latijns lied Ego sum abbas (ik ben de abt van cucanië) uit de ‘Carmina Burana’ (begin 13e eeuw).
Ik ben de abt van Cucanië
en mijn vergadering houd ik met de drinkers,
en mijn roeping is gelegen in de orde van de dobbelsteen,
en wie mij ’s ochtends in de kroeg zal vinden
zal tegen de avond naakt naar buiten gaan
en zo beroofd van zijn kleding zal hij schreeuwen:
Wafna! Wafna!
Wat heb je gedaan, zeer schandelijk lot?
Je hebt alle vreugde
van mijn leven ontnomen!
Ha! Ha!
Enz.
De naam ‘Cockaengen’ is overdrachtelijk gebruikt voor plaatsen waar men in voorspoed zou leven. Zo is het Drentse dorp Koekange (1290) naar Cocagne genoemd, om de veenontginning in een positief daglicht te stellen en troost te bieden tegen de bitterheid van het dagelijks bestaan. Het Utrechtse dorp Kockengen kreeg deze verzoetende naam van de Bisschop van Utrecht om ontginners naar het natte gebied te lokken tijdens de Grote Ontginning. (10e – 13e eeuw)
De nadruk lag toen op het vervullen van voedselwensen. De stichters van Koekange en Kockengen zullen er zeker niet aan gedacht hebben om met luieren reclame te maken. De nadruk op luieren kwam dan ook pas in de loop van de zestiende eeuw en werd verweven in naam Lui-lekkerland.
Als het buikje vol is, begeert het hartje rust: dromenland
Niet alleen is tegenwoordig de voedselvoorziening in Europa verbeterd, ook de balans tussen werken en rusten is nu een stuk aangenamer. Dat was in de middeleeuwen wel anders. Toen waren aparte slaapkamers bijna onbekend en een bed een luxe meubel waarvoor jaren gespaard moest worden en dat per testament werd doorgegeven. Boeren moesten het meestal doen met een berg hooi en een omgeslagen mantel. De armsten sliepen op de grond op matrassen gevuld met wat er maar voor handen was aan veren, wol, mos en vodden.
Gewerkt werd er zolang het licht was zodat zomers de werkdagen lang waren en de nachten kort.
Hoewel er ’s winters waarschijnlijk dagen waren waarop niet gewerkt werd en men vroeg ging slapen waren er toch taken die vroeg uitgevoerd werden zodat er van uitslapen dikwijls niet veel kwam. Vrome mensen gingen bovendien dagelijks naar de vroegmis.
Niet zo gek dus dat er in luilekkerland behalve over eten en drinken ook werd gefantaseerd over slapen en luieren en dat er zelfs een speciaal dromenland voor bestond.
In talloze verhalen en liedjes komt behalve luilekkerland ook een dromenland voor.
Soms komen luilekkerland en dromenland samen in één verhaal zoals bij Puk en Muk van schrijver Frans Fransen, pseudoniem van de Tilburgse frater Franciscus van Ostaden (1896-1961). Puk en Muk zijn twee kleine jongens die met een heleboel “broertjes” wonen in het huis van Klaas Vaak, in het derde straatje achter Luilekkerland. Alle jongens zijn neefjes van Klaas Vaak.
De kinderen bestieren het hele huishouden van Klaas Vaak, die in de verhalen meestal alleen aanwezig is als de grote Pater Familias, maar verder weinig actieve inbreng heeft. Veel van de jongens moeten overdag zoeken naar slaapzand, het fijnste zand dat er bestaat. Daarmee brengt Klaas Vaak ’s avonds kinderen over de hele wereld in slaap. Klaas Vaak woont niet op een vaste plek. We weten niet waar het derde straatje achter luilekkerland is en volgens veel andere verhalen zou het Zandmannetje op de maan wonen.
Dat is vreemd want je zou hem eerder in of vlakbij dromenland verwachten.
Sommige bronnen meldden dat Luilekkerland te vinden was drie mijl achter Kerstmis.
Ware verhalen over Hypnos
De vertelling van Luilekkerland is eigenlijk geen verhaal met opbouw en een ontknoping maar eerder een opsomming van heerlijkheden, al wordt de vertelling soms wel in de vorm van een utopisch reisverslag gegoten.
Tijdens zulke reizen wordt ook nogal eens kennisgemaakt met dromenland. Het is het land waar volgens velen de slaapgod Hypnos en zijn familie wonen.
Maar net zomin als we weten waar luilekkerland ligt weten we waar dromenland ligt. Wel hoe het er uitziet en wat er te beleven was. De satirische schrijver Lucianus van Samosata (Syrië, ca.120-ca.180) vertelt erover in zijn ‘Ware Verhalen’. Tijdens zijn scheepsreis ziet hij Dromenland opdoemen. In nevels en nauwelijks te zien lijkt het zelf een droom. Telkens als het schip dichterbij komt wijkt het eiland achteruit alsof het haar bezoekers wil ontlopen. Uiteindelijk, tijdens de schemering, lukt het Lucianus en zijn bemanning het eiland op te komen. De haven heet de Slaap. Vlakbij staat een ivoren poort waar ook de tempel van de Haan staat. De stad is rondom begroeid met boomhoge papavers en alruinen en in die bomen hangen grote zwermen vleermuizen. Naast de stad stroomt een riviertje dat de Slaapwandelaar heet. Bij de stadspoorten liggen twee bronnen. De ene heet Alsunroos en de andere Klokjerond.
De hoge stadswal heeft alle kleuren van de regenboog. Volgens Homerus zitten er twee poorten in maar Lucianus telt er maar liefst vier. Door twee poorten zie je de Lome Vlakte. Eén poort is van ijzer de andere van aardewerk. Door die poorten komen angstaanjagende, lugubere en gruwelijke dromen de wereld in. De twee andere poorten zijn van hoorn en van ivoor. Ze staan aan de kant van de haven en de zee.
Lucianus zegt dat hij en zijn bemanning door de ivoren poort de stad inkwamen. Ze maken een tocht door de stad en vertellen wat ze daar allemaal zien: Als je de stad inkomt zie je rechts de Nachttempel. De belangrijkste goden zijn daar de Nacht en de Haan. Aan de linkerkant ligt het paleis van Slaap. Die is daar de baas en wordt bijgestaan door twee satrapen of onderkoningen De ene heet Onruststoker en is de zoon van IJdelgeboren. De andere onderkoning is Van Geld tot Glorie. Hij is de zoon van Verbeelding.’
Midden op het centrale plein ligt een grote plas die de bewoners het Comameer noemen. Vlakbij staan de tempel van Bedrog en de tempel van Waarheid. Daarin zitten de heiligste der heiligen en het orakel waarover Antifon als interpreet en droomuitlegger de scepter zwaait. Dat is een ere-ambt dat Slaap hem heeft toebedeeld.
In de stad zien Lucianus en zijn mannen ontelbare dromen, allemaal verschillend van karakter en uiterlijk. Sommige zijn lang, mooi en bekoorlijk. Anderen zijn lelijk en kort. Weer andere dromen lijken van goud of zijn goedkoop en stellen weinig voor. Er zijn dromen met vleugels en dromen die wonderbaarlijk zijn. Sommigen lijken gekleed voor een optocht en zien eruit als koningen of goden of zoiets. Ze zien er heel wat die ze kennen van thuis. Die komen naar hen toe om hen als oude bekenden te begroeten.
De dromen nemen Lucianus en zijn bemanningsleden onder hun hoede laten hen in slaap vallen en zijn fantastische gastheren. Niets is hen te veel om het hun gasten het naar de zin te maken. Ze beloven hen koningen te maken of satrapen. Sommige nemen hen mee naar hun vaderland om ze even thuis te laten kijken. Toch zijn ze dezelfde dag nog terug.
Lucianus en zijn mannen blijven dertig dagen en nachten in dromenland en vermaken zich slapend prima. Dan schudt een luide donderslag hen wakker. Ze springen op, nemen proviand in en varen weg.
Klopt het allemaal wat Lucianus zegt?
Nee natuurlijk niet, bekent hij: ‘Maar van alle verhalenvertellers ben ik de eerlijkste want ik zeg erbij dat het allemaal gelogen is.’ En dat kan Homerus hem niet nazeggen. sneert Lucianus, ‘want die doet echt alsof er maar twee poorten zijn waar de dromen door naar buiten komen.’
Goden leefden meestal in de Onderwereld waar ze naar behoefte door grotere Goden werden ingezet om de mensheid te bewerken met hun specialiteit.
Maar volgens Homerus woonden de broers Hypnos en Thanatos niet in de Onderwereld maar op het eiland Lemnos. Daar nam Hypnos, met hulp van Hera, de jongste van de drie Gratiën tot vrouw. Dat was Pasithea, de godin van de rust, ontspanning, meditatie en hallucinaties
Al veel eerder dan bij Puk en Muk komen dromen voor in luilekkerland.
Waar Baltens het bij dromen houdt heeft Pieter van der Heyden het in 1568 al over ‘wercken’.
Op zijn kopergravure ‘Luilekkerland’ liggen ook een klerk, een boer en een soldaat op de grond te slapen rond een aan een boom bevestigde tafel, waarop verschillende lekkernijen liggen. Rechts op de achtergrond een vrouw met open mond, waarin een gebraden vogel vliegt. Onder de voorstelling twee tweeregelige verzen in het Nederlands.
- Die daer luij en lacker lijt boer cruijsman of klerken, Die gheraeckt daer en smaeckt daer van als sonder werken
- Die tuijnen sijn worsten die huijsen met vlaijen, cappucijnen en kieckens t vliechter al gebraijen.
Het is: hartje, wat lust je? mondje, wat begeer je?
Als eind van de 16e eeuw het geldstelsel belangrijker wordt de wens om in luilekkerland behalve eten, drinken en luieren ook gratis geld te kunnen grijpen belangrijker. Of desnoods te verdienen met slapen? Een anonieme dichter stelt voor om een stuiver per geslapen uur uit te keren:
Voort so is daer int Landt seer lichtelijc geldt te winnen want soe wie
daer so heel luy is, dat hy gaet ligghen slapen, dien geeft men van elcke uyr dat hy slaept, een stuyver. (Uit: Van dat Luye-lecker-lant. anoniem ca. 1600)
Zo breiden vraag en aanbod in luilekkerland zich steeds meer uit. Vragen die ingegeven worden door maatschappelijke veranderingen. Nog steeds zijn de verslagen van imaginaire reizen een belangrijke kapstok voor de wensen van overvloed.
De beelden van deze nieuwe werelden sluiten op verschillende punten aan bij Cocagne. Het zijn lustoorden, niet alleen wat voedsel en luieren betreft, ook in seksueel opzicht. Naarmate de kerk meer invloed krijgt en de verpreutsing toeneemt wordt in de Luilekkerlandteksten, halverwege de zestiende eeuw meer benadrukt dat er aan seksueel verkeer geen gebrek zal zijn:
“Vrouwtjes die graag op hun rug liggen, staan in dit land in zeer hoog aanzien. Hoe lichtzinniger en hoe smakelijker ze zijn, hoe meer ze geliefd worden. Want al is het zo dat het gezegde luidt dat geile hoeren duur om te onderhouden zijn, dan gaat deze waarheid in dit land zeker niet op. Elk zinnelijk genot is er namelijk in overvloed te krijgen, zonder dat er enige kosten aan verbonden zijn. Men hoeft maar te zeggen of zelfs te denken: mondje wat wil je? Hartje wat begeer je’
Pleij (1997) ziet in deze latere toevoeging aan het Cocagne-verhaal een aanwijzing voor de route die het verhaal heeft afgelegd, namelijk van de plattelandscultuur naar de stadscultuur. In die laatste waren waarschuwingen op het gebied van de seksualiteit veel noodzakelijker en ging Cocagne, dat toen Luilekkerland was gaan heten, als geheel een duidelijker moraliserende functie vervullen
Na onbeperkt eten, drinken en seks ook erkenning en een aandeel in de technische vooruitgang
De industriële revolutie vanaf ca.1750 bracht, geholpen door het elektrisch licht, lange werktijden met zich me. Arbeiders werden niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk in het keurslijf van de ijzeren arbeidsdiscipline gedwongen. Lange, uitzichtloze en afstompende werkdagen riepen nieuwe wensen op.
De oude ontsnappingsroutes zoals winterse dagen om extra te slapen en te dromen over een overvloed aan eten en drinken en de momenten waarop je kon dagdromen over imaginaire landen met overvloed bestonden niet meer.
Maar juist nu was er, misschien nog meer dan aan levensmiddelen, rust, geld en seks, behoefte aan zingeving door erkenning van de individuele rol in de maatschappij én een aandeel in de technische verworvenheden.
Wie gevoelig was voor het dierlijk magnetisme en de somnambule staat wist te bereiken deed daarmee zijn en vooral haar voordeel. Somnambules waren bekend om hun reizen in de geest.
Talloze somnambules zijn onderzocht en getoetst op hun betrouwbaarheid. Bekendste is wellicht het medium Elise-Catherine Mülles (1854-1920), meer bekend als Hèléne Smith, van wie uitgebreide verslagen bewaard zijn van haar reizen naar India en Mars.
Hier en daar waren nog wel vage herinneringen aan het luilekkerland van weleer op te tekenen evenals van het idee dat er daarvan iets op de maan iets te vinden zou zijn.
De Nederlandse dichter en schrijver Johannes Kinker laat in 1838 in zijn feuilleton ‘Christoffel *** of de zeldzame maanzieke’ zijn somnambule hoofdpersoon fantaseren over andere staatsinrichtingen.
‘Oorlogen zijn er uit den aard der zaken bijna onmogelijk geworden…’ en er zijn minder politieke woelingen want ‘De tegenwoordige staatsinrigting, ten minste, duurt reeds langer dan dertien honderd maanjaren, dat is, langer dan eene eeuw, naar onze tijdrekening’.
Ook is er op de maan geen overbevolking want ‘sedert dien tijd bestaat er op de maan niet meer dat armzalige volksuitschot, hetwelk wij het graauw, het gepeupel, of, hetgeen nog erger klinkt, het Jan Hagel noemen…’ Groote steden, welker inwoners op elkander gedrongen zijn, vindt men er niet… en de grote vruchtbaarheid van haren bodem, en daarbij nog den ongemeenen vlijt harer akkerlieden en vermogende landbouwers, zoodat de hongersnood, althans bij hen, geen reden voor volksopstanden kan opleveren;
Riko (1891) vertelt over een somnambule die in de maan kon kijken. Zij zag ‘dat iedereen daar het zijne had’ en ‘aan al zijne behoeften kon voldoen’. Er bestonden geen winkels, maar ter compensatie wandelden er kooplieden, die aardappelen te koop aan boden. Ook zag ze er hoge bergen. Riko: ‘Het schepseltje zal wel eens hebben hooren zeggen dat er op de maan hooge bergen bestaan; of men er echter gelegenheid heeft met koopwaren rond te loopen verdient nadere bevestiging…’
Edward Bellamy (1850-1898)
Het verlangen naar een maatschappij waarin een individu meer was dan een radertje in een productieproces en een zelfstandige persoonlijkheid die ook zelf profiteerde van de technische verworvenheden werd sterker.
Het is 1887. Hoofdpersoon in het boek Looking Backward van E. Bellamy is Julian West. Om van zijn slapeloosheid af te komen consulteert hij een hypnotiseur. Op de avond voor zijn trouwen is het weer zover. De hypnotiseur bezorgt hem een zeer degelijke slaap. Tijdens zijn diepe slaap brandt het huis af en men veronderstelt dat Julian West is omgekomen. Op dezelfde plaats wordt een nieuw huis gebouwd waar 113 jaar later dokter Leete woont. Die wil in de tuin een laboratorium bouwen en ontdekt bij graafwerk de kelder waarin Julian al die tijd in een soort comatoestand heeft gelegen. De dokter meldt hem voorzichtig dat het inmiddels 2000 is en neemt hem op in zijn gezin. Daar ontstaat het vraag- en antwoordspel over hoe het vroeger was en vooral hoe het ‘nu’ is. Hoe de armoede is opgelost, de economische ongelijkheid is verdwenen, de achterstand van de vrouw opgeheven.
In Bellamy’s visie is de mens bevrijd van het kapitalisme. In plaats daarvan is er een maatschappij met economische gelijkheid voor iedereen. Het hele leven wordt geregeld door de centrale overheid. Land, fabrieken, andere kapitaalgoederen en communicatiemiddelen zijn eigendom van de gemeenschap. De leiders worden niet door het volk gekozen, maar door de ouderen met wijsheid en ervaring. Jongeren genieten onderwijs tot 21 jaar. Daarna werkt iedereen tot het 45ste jaar. Vanaf die leeftijd kan men zich wijden aan ‘de hogere uitoefening van onze krachten, de geestelijke en verstandelijke genietingen en bezigheden van het leven’.
In de Bellamy-economie is er geen geld, geen handel, geen concurrentie en geen reclame of overproductie. Iedereen krijgt een creditcard(!), met een jaarlijks tegoed om ruim voldoende van te kunnen leven. Een eventueel overschot aan het eind van het jaar komt te vervallen. Met deze card kan men bij het gemeentemagazijn inkopen doen. Dat is een soort Kijkshop: er staat één exemplaar van alle artikelen, met bijbehorende informatie op een kaart. Er is geen personeel dat je tot kopen wil verleiden, maar er zijn wel deskundigen om desgewenst advies te geven en het aanbod van alle magazijnen is gelijk. Een bestelling gaat per buizenpost naar het centrale stadsmagazijn en het artikel wordt kort erna ondergronds thuisbezorgd.
Er is volkomen vrijheid voor elke godsdienstige en ethische richting. De vrouw zal volgens Bellamy evenveel rechten en plichten hebben als de man: “Behoeft de vrouw die gaat trouwen dan niet het bedrijfsleven te verlaten?” vroeg ik. “Nee, evenmin als de man”, antwoordde dr. Leete. “Waarom zou zij dit doen? De gehuwde vrouwen hebben immers geen huishoudelijke plichten van belang meer en hun echtgenoten zijn toch geen kleine kinderen die verzorgd moeten worden.” En: “Natuurlijk zijn de vrouwen niet van de mannen afhankelijk.”
Maar de periode van de industriële revolutie was een roerige tijd. Revolutie, kolonialisme, imperialisme en sociale ongelijkheid, vooral tussen mannen en vrouwen woedden wereldwijd. Nieuwe stromingen als de romantiek, het communisme en het anarchisme ontstonden.
Ook was er het victoriaans tijdperk, genoemd naar de Engelse koningin Victoria (1837-1901). Onder haar werd Groot-Brittannië de toonaangevende natie op de wereld ook waar het ging om de seksuele moraal.
Typerend was de zogenaamde dubbele seksuele moraal. Verschillende normen voor man en vrouw vierden hoogtij. Voor vrouwen was ‘kuisheid’ het belangrijkste ideaal. Mannen mochten, als ze dat maar niet al te publiekelijk verkondigden, van de diensten van prostituees gebruik maken in de talloze bordelen.
Werd in de zestiende eeuw als reactie op de verpreutsing het gedroomde aanbod van Luilekkerland in dichtregels nog uitgebreid met ‘Vrouwtjes die graag op hun rug liggen’, het inmiddels ontdekte mesmerisme hielp tijdens de Victoriaanse preutsheid gedetailleerder te dagdromen over een luilekkerland op seksueel gebied. Er ontstond een somnambule pornografie. Beroemd en vele malen herdrukt werd het boek van een anonieme schrijver ‘De kracht van mesmerisme, een zeer erotisch verhaal van voluptueuze feiten en fantasieën’. (1891)
Deze erotische roman nu aangeprezen als een ‘rauw en expliciet voorbeeld van Victoriaanse erotische fictie is gebaseerd op het idee van mesmerisme – of hypnose met gewaagde heldendaden van een ‘afwijkende’ hypnotiseur die probeert zijn schuine seksuele verlangens te bevredigen’.
Maar anders dan in de zestiende eeuw en de alledaagse victoriaanse dubbele moraal leven mannen en vrouwen zich in het somnambulistisch seksueel luilekkerland gelijkelijk uit en zijn de taboes uit het werkelijke leven ver te zoeken.
Deelnemen aan mannelijke avonturen
De door Bellamy voorspelde gelijkheid tussen mannnen en vrouwen was er in werkelijkheid nog lang niet. Vooral voor vrouwen was het leven weinig avontuurlijk.
In tweede helft van de 19e eeuw waren expedities naar verre oorden geliefd. Welliswaar niet naar de maan maar de poolgebieden en Zuid-Amerika waren ook erg populair. Het waren typische mannenondernemingen zodat het weinig vrouwen was gegund mee te gaan. De romanschrijver Wilkie Collins (1824-1889) wist daar raad op. Hij gebruikte veel mesmerisme en clairvoyance in zijn boeken. Die bijzondere krachten stelden in zijn ‘Woman in White’ (1860) de heldin Marian Halcombe in staat deel te nemen aan een expeditie naar Zuid-Amerika. In zijn toneelstuk ‘Frozen Deep’ (1856) lukt het Clara Burnham daardoor mee te gaan met haar verloofde Frank Aldersley op diens gevaarlijke tocht naar de Noord-Pool.
Het waren moderne varianten op de geestelijke pelgrimages die vrouwen in de late middeleeuwen ondernamen. Voor vrouwen was een bedevaart naar verre landen niet veilig en werd voor hen de bedevaartstocht in de geest bedacht. Zo’n tocht leek een reis door een religieus luilekkerland en zou ‘in de geest’ (spiritualiter) zou net zo waardevol zijn als een lijfelijke reis mits die alle aspecten daarvan bevatte. Bedoeld werd dat de alledaagse ruwheid zonder intellectuele toevoegingen en uitleg beleefd moest kunnen worden.
De Dominicaner priester Felix Fabri (1437-1503) schreef een levendige en gedetailleerde handleiding voor die vrouwen. Hij gebruikte een grote variatie van imaginatietechnieken. Met de ogen dicht, met de ogen open, in stilte, actief, sprekend, bewegend en expressief. Hij beseft blijkbaar dat het inschakelen van meerdere zintuigen de imaginatie verdiept. Want niet alleen werkt hij met visuele indrukken, alle andere innerlijke zintuigen delen in de ervaringen: tastzin, geluid, geur, beweging en gevoel.
Niet ten onrechte schrijft Betsy van Schlun (2007) naar aanleiding van de verhalen van Collins dat zo’n helderziendenreis een simulatie is en dat de trancetoestand oproept wat tegenwoordig een virtuele realiteit zou worden genoemd.
Therapeutisch dromen
Anders dan de middeleeuwen biedt de geïndustrialiseerde samenleving geen gelegenheid meer om betekenisvol en therapeutisch te fantaseren en dromen.
Waar en wanneer kun je nog dromen over een luilekkerland met een modern aanbod? Niet voor niets ontstonden tijdens de industrialisatie talloze psychotherapieën. Maar alleen wie medische geaccepteerde kwalen had kwam daarvoor in aanmerking. Voortaan mocht je alleen nog met een briefje van de dokter dagdromen over welk luilekkerland dan ook.
Niet bij de psychoanalytici; zowel Sigmund Freud als Carl Jung wijdden in hun verzameld werk geen woord aan luilekkerland.
Het waren hypnotherapeuten die de combinatie van een onbegrensd luilekkerland en een dromenland actualiseerden. Aanvankelijk via het somnambulisme. Patiënten konden zelf in de somnambule staat gebracht worden of gebruik maken van een profesionele slaapster die voor hen op zoek ging naar oplossingen.
Naarmate de hypnose- en suggestietherapieën zich ontwikkelden namen de imagnisatie therapieën ook toe. Onder namen als ‘geleide fantasie’, katathymes bilderleben, symbooldrama therapie of dagdroomtherapie bieden hypnotherapeuten imaginaire reizen aan.
Soms bestaan die reizen uit korte wandelingetjes, vaak door een bos. Maar ook langdurige reizen verdeeld over meer seances, naar een ver en veilige plek of door eigen lichaam, overtuigen de patiënt dat vervulling van zijn wens mogelijk is.
Zoals de schrijver Lucianus van Samosata aanmeerde in het land van de slaap en daar mocht dromen over wat hij maar wilde kan de patiënt dat nu ook. Nu niet langer fantasieen over een luilekkerland met ongebreideld eten en drinken – vaak juist niet – of over luieren of seksuele uitspattingen. Voor dat laatste bieden zich, vooral via internet, specialisten aan.
Meer dan ooit gaat het nu om de sinds de industriële revolutie verloren individuele plek in de maatschappij. Niet langer een willoos radertje zijn in een groot geheel maar een zelfstandige persoonlijkheid die eigen talenten ontwikkelt.
Om dat te bereiken biedt de moderne imaginaire reis een luilekkerland vol mogelijkheden. Juist om de individuele wensen te vervullen geldt meer dan ooit: mondje wat lust je? hartje wat begeer je?
*”Patatje met”
Grazend loopt hij voort,
hoogtepunt van het “Regnum Animale”,
ijkpunt voor het intelligente leven in een universum,
Het gapend gat gevuld, de frontale bult gevoed.
Smakkend, grommend verslindt hij zijn patatje met,
zijn spijsvertering maakt overuren,
trots laat hij met open mond zien hoever het staat.
© HE 22/06/2008
© 2022, tekst Johan Eland/ illustraties Harry Eland
Literatuur
- Anoniem, 1546, Van T’ Luye-Lecker-Landt
- Anoniem, 1891, The power of mesmerism, and Laura Middleton : two novels from the Victorian underground by Grove Press, Inc.1969
- Bellamy, E., Looking Backward ./. 1938, Gelijkheid voor allen
- Collins Wilkie, 1856, ‘The Frozen Deep’
- Collins Wilkie, 1860, ‘Woman in White’
- Flournor, Th., 1996 (1899), Van India naar de planeet Mars. De meervoudige persoonlijkheid van Hélène Smith.
- Frans Fransen’ 1927 e.v., Puk en Muk
- Harrebomée, 1990, Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
- Kinker, Johannes, 1838, ‘Christoffel *** of de zeldzame maanzieke’
- Lucianus van Samosata, 2019, Ware verhalen, Vertaling: Verheij, B.& Cuypers, M.
- More, Thomas, 1516, Utopia,
- Pleij, Herman, 1997, Dromen van Cocagne, Middeleeuwse fantasieen over het volmaakte leven.
- Riko, A.J.,1891, ‘Handboek ter beoefening van het magnetisme, het hypnotisme, de suggestie, biologie en aanverwante vakken.
- Schlun, Betsy van, 2007, Science and the Imagination