Een trance voor Valentijn gaat over hypnotische gedichten en andere kanootjes.
Met Valentijnsdag op komst zoekt menigeen naar een persoonlijk geschenk voor zijn of haar geliefde. Liefde is belangenloos schreef apostel Paulus in de bijbel maar kennelijk hadden ze toen nog weinig last van verlatingsangst, jaloezie en hechtingsproblemen.
Dus sinds bekend is dat er in chocolade fenylethylamine (PEA) zit, dat je verliefd, blij, opgewonden maakt en je aantrekkelijk doet voelen, gaan er daags voor Valentijn nog meer bonbons over de toonbank. En laten we eerlijk zijn: een extra knuffel en een intiem dinertje is voor de gever net zo prettig als voor de ontvanger. En wat te denken van een Persoonlijk gedicht voor de geliefde? Geen sinterklaasrijm dat staccato alle tekortkomingen van de ontvanger opsomt en eindigt in een eisenpakket. Nee, een echt valentijnsgedicht dat romantisch is en zoetgevooisd. Dat de lezer boeit met elegante complimenten en soepele aanhankelijkheid. Een gedicht dat zich eindeloos laat lezen, tot je lief in trance verglijdt. En dan zijn we waar we wezen willen! De trance als cadeau! Niet duur en toch leuk!
Nu is het niet iedereen gegeven zo’n gedicht te schrijven. Hoe schrijf je een hypnotisch gedicht? Waar moet je op letten?
Om erachter te komen of gedichten werkelijk hypnotiserend werken gaan we te rade bij Edward D. Snyder. Hij somt in ‘Hypnotic Poetry’ (1930) een lijst met sterk trance-opwekkende gedichten op en een lijst met gedichten die vrijwel niet hebben.
Na bestudering van de trance-inducerende werking van de hypnotiserende gedichten formuleert hij criteria om te bepalen of een gedicht hypnotisch is of ‘intellectueel’. De kenmerken van hypnotische poëzie zijn volgens Snyder:
- Geen onverwachte wendingen of andere abrubte overgangen die de oplettendheid van de luisteraar kunnen verstoren.
- Een regelmatig, rustgevend ritme.
- Een refrein of andere regelmatige herhalingen
- Versierde harmonische ritmes om de aandacht vast te houden
- Een zekere vaagheid van beelden
- Vermoeiende onduidelijkheden.
- Iets dat dezelfde vermoeiende werking heeft als een roterende spiegel of een glanzende sleutel boven de ogen.
- Suggesties om de beelden bij de luisteraar ingang te doen vinden.
Het boek ‘Hypnotic Poetry’ van Snyder kun hier gratis lezen.
Wie wil controleren of of de criteria van Snyder werken, zou eens kunnen kijken naar het gedicht van E.A.Poe ’The Bell’s. Poe was een fervent voorstander van het dierlijk magnetisme dus hij wist wat hij deed.
De componist en dirigent Sergej Rachmaninov trad regelmatig en met succes op in het buitenland. Maar alle roem en waardering konden de Rachmaninov niet behoeden voor een enorme depressie in 1899. Het lukte hem niet het Tweede pianoconcert in c af te maken. De dagelijkse behandeling met suggestie en hypnose door de Moskouse psychiater dr. Nikolai Dahl maakte van Rachmaninov een ander mens. In 1901 rondde Rachmaninov het tweede pianoconcert af en voltooide daarmee een van de meest gespeelde pianoconcerten. Hier speelt de tevreden hypnosepatient zelf.
In 1913 componeerde Rachmaninov De klokken (In het Russisch: Колокола, Kolokola) een symfonie voor solisten, koor en orkest op de woorden van Poe’s The Bell’s. In Rusland werden in die tijd bij allerlei gelegenheden zoals geboorten, huwelijken en begrafenissen verschillende kerkklokken gebruikt en Poe’s teksten over vier belangrijke gebeurtenissen in een mensenleven met bijbehorend klokgelui bleek een goed uitgangspunt voor deze vierdelige symfonie. Het ritme van Poe’s gedicht zal Rachmaninov ongetwijfeld herinnerd hebben aan zijn succesvolle behandeling door dr.Dahl.
In Nederland inspireerde The Bell’s Nicolaas Beets (Hildebrand) (1814 — 1903) tot zijn gedicht ‘Sledevaart’. Niet de Russische klokken maar de oerhollandsche arreslee met de klingelende en tingelende belletjes aan paard en slede gebruikt hij om een tranceverwekkende ritme op te roepen. Overigens ziet de geoefende hypnotherapeut in dit gedicht ook andere ‘modaliteiten’ dan geluid. Zo zijn daar het zicht (Alle sterren pittig pralen, Flikkeren, stralen, Als nooit uitgeblonken vonken), temperatuurzin (In dit fijnkoud avonduur), smaak (zuur) en tastzin (Dat het prikkelt, dat het kwelt) Maar uiteindelijk zijn we weer bij Onverdoofbre feestpret
©Johan Eland, 2015