Klokkenluider komplotdenker of krankzinnige: Leven met wanen valt niet mee. Dat ondervond Metta de Cock (1864-1935). Niet alleen doordat ze wereld ervoer als een doorlopende bedreiging maar ook doordat diezelfde wereld voor haar ziekte weinig begrip toonde.
De psycholoog William James zou de boekjes van Metta De Cock misschien ‘Streams of consciousness’ (‘stroom van bewustzijn’) noemen. Hij bedoelde daarmee een verhaaltechniek waarmee een veelvoud aan indrukken weergegeven wordt die zich doorlopend spontaan aan het bewustzijn van een individu opdringen.
Met haar publicaties geeft de Cock een boeiend kijkje in haar gedachtenwereld die vooral beheerst wordt door de overtuiging dat er overal hypnotiseurs – in haar optiek wilsverkrachters – op de loer liggen die het hele maatschappelijk leven beïnvloeden.
Moderne politici zouden het een complottheorie noemen, bizar als de gedachte dat de wereld bestuurd wordt door reptielen. Psychiaters zullen er wanen in zien: vooral betrekkingswaan, achtervolgingswaan en soms kenmerken van een Messiascomplex.
De Cock denkt dat machthebbers vreemde beslissingen nemen door een vijfde colonne van hypnotiseurs en voelt zich bekeken – in huis via een luikje en op straat door vooral scheelogige mensen. Ze waarschuwt doorlopend maar iedereen die haar niet serieus neemt is ook onder de invloed van de wilsverkrachters.
Hoe de Cocks waanideeën zich steeds verder uitbreiden is te volgen aan de hand van haar gestage stroom publicaties. Niet minder schokkend zijn de meedogenloze reacties door vooral kranten.
De in Kampen als Metta Anna Bastiana de Cock geboren dochter van de theoloog Helenius de Cock en Anna van Andel ging een onrustig leven tegemoet.
Haar vader verandert als predikant nogal eens van standplaats zodat het gezin vaak moet verhuizen. Ook is hij begaan met de Zuid-Afrikaanse Republiek. Toch wijst hij in 1859 een beroepsbrief uit de Oranje-Vrijstaat af. Als zijn vriend Postma wel gaat kapittelt hij die omdat hij zijn kinderen achterlaat in Nederland. ‘Bijna geloofde ik mijne oogen niet, toen ik zag dat gij uwe kinderen hier zoudt kunnen laten’, schrijft Helenius de Cock. ‘Uwe eerste roeping is een goed Christen te zijn, dan een goed Vader, dan een goed leeraar of zendeling etc.’
Een verblijf in Zuid-Afrika is niet zonder gevaar. De doorlopende politieke woelingen leiden in 1880 en 1902 tot twee oorlogen tussen de Boeren, veelal van Nederlandse komaf en de Britten. De Transvaaloorlog van 1880-1881 leidt ongetwijfeld tot zware gesprekken in huize de Cock die niet aan de toen 16-jarige Metta ontgaan.
Over haar dagelijkse bezigheden is weinig bekend. In de eerste boeken schrijft ze in Zuid-Afrika de kost te verdienen als onderwijzeres, later – in Leiden houdt ze het meestal op letterkundige. Want schrijven doet ze met volle overgave.
Of en zo ja wanneer ze echt in Zuid-Afrika woonde is onduidelijk. In de brochure die in ze 1900 onder het pseudoniem M. Mettius uitgeeft staat dat ze die in Pretoria schreef.
Ze richt zich ermee tot de burgers van Transvaal en hoopt dat de Europeanen ‘de arme boeren met zijn wetenschap te hulp moge komen!’
Welke wetenschap en waar in Zuid-Afrika de schoen wringt verraad ze al met de titel van de brochure. ‘Het Hypnotisme in den Oorlog, of Het vreemde gedrag der dappere strijders van voorheen, VERKLAARD EN TOEGELICHT.”
Ze ontvouwt een eigenaardige theorie over het gebrek aan daadkracht van de generaals van de Transvaal. Ze beweert dat die worden beïnvloed door een vijfde colonne Britse hypnotiseurs, die in de jaren voorafgaand aan de Zuid-Afrikaanse oorlog in de republiek zijn geïnfiltreerd om de Boerenleiders, ‘die zo dapper hadden gevochten in het verleden, besluiteloos te maken.
Het boekje speelt zich af in “zeker werelddeel’ waar in het Noordelijk gedeelte der Zuidpunt een Christenvolk woont dat veel lijdt door een machtigen vijand, die dat arme volk dom en onnoozel noemde.”
De angel zit volgens de Cock in de “door het vele goud opgewekte hebzucht van den vijand, van de sluwe Kapitalanen, tegen wier listen en lagen de Armeboeranen niet opgewassen waren, en zoo gebeurde het, dat dezen zich door een behendigen staatsgreep, voor zij er op bedacht waren, van hun land beroofd zagen (1877).”
De strijd die ontbrandt vertoont eigenaardige wendingen. De Cock verklaart die door de aanstelling van “eenige personen, die grooten invloed op ’s menschen wil konden uitoefenen en deze wilsverkrachters zouden vooral hun talent beproeven op het Hoofd van den Staat en op den Aanvoerder van het leger.”
Aanvankelijk mislukt dat maar hypnotische aanslagen op het hoofd van het leger slagen toch. De waarschuwing door velen dat er een aanval op komst is wordt door de generaal genegeerd: ‘de eenige, die het niet kon gelooven, was de generaal. Hij kreeg mondelinge aankondiging, schriftelijke waarschuwing, doch tevergeefs! Hij wilde wel zien, maar hij kon niet. De wilsverkrachter had hem gezegd, dat hij alles moest aannemen, wat een zeker persoon hem zeide, en deze had de geruchten leugentaal genoemd en bleef ze zoo noemen, ook toen de vijanden steeds verder het land introkken…”
Ook andere aanvallen worden ontkend. Volgens de Cock vertrouwt de legerleiding op het corps van wilsverkrachters en dat vindt voorbereidingen op de komende veldslagen onnodig.
De Cock: ”Hun veldtocht zou eene wandeling naar de hoofdstad worden en de wereld zou verbaasd staan over de macht van het beschaafde leger, dat met opoffering van zoo weinig menschenlevens de hoofdstad van een vreemd volk binnenrukte.”
Het boekje beschrijft gedetailleerd belangrijke veldslagen die volgens haar vreemd verlopen. Ze vraagt: “Maar gij, bevolking van Europa, gij hebt deze feiten anders hooren verklaren en gij vraagt mij nu wat gij gelooven moet. Ik laat u hierin vrij. De berichten, die gij vernaamt, waren officieel, ik stem het toe, doch geen officieel bericht verliet het oorlogsveld, voordat het gecensureerd was door twee ambtenaren met hun wilsverkrachter. Wat mijn vertrouwbaarheid aangaat …. ik heb alles opgeteekend uit den mond van mannen, die meegestreden hebben en – buiten hypnose stonden.
De 15-daagse gevechten tussen 21 en 27 februari verslaat de Cock met dagboekachtige aantekeningen:
VIERDE DAG, Vrijdag 16 Februari.
Een aanval van een vijandelijken generaal dapper afgeslagen.(1) …De Armeboeranen vertrouwden hun Generaal. Zij geloofden aan geen krankzinnigheid, zij kenden geen hypnose en waanden het doorzicht. Neen en duizendmaal neen zeg ik u, het was geen doorzicht het was hypnose.
ZESDE DAG, Zondag 18 Februari.
De Hoofdgeneraal van het vijandelijke leger gaat dicht langs de troepen der Armeboeranen, om posities in te nemen. Deze willen hem verjagen en beginnen te schieten, doch RANJEE staat driftig op en verbiedt het op heftigen toon, hun toeroepende, of zij krankzinnig zijn, dat zij hun eigen mannen willen dooden. Geen schot werd meer gelost, wat den vijand deed lachen, de Armeboeranen deed huilen. Men noemde het verblinding. Neen en duizendmaal neen zeg ik u, het was geene verblinding, het was hypnose.
VIJFTIENDE DAG, Dinsdag 27 februari
Des ondanks wordt om zes uur in den vroegen morgen de witte vlag op de tent van generaal RANJEE geplant en gaat deze zelf naar den vijandelijken Hoofdgeneraal, om de overgave aan te kondigen en daar tevens een smakelijk ontbijt te gebruiken.
Gij kunt dit onverschilligheid noemen — ik noem het hypnose.
En daarop afgaande, durf ik u voorspellen, dat de meest vernederende vredesvoorslagen weldra geteekend zullen worden, al is het onder protest van »den armen leeuw, die sterven gaat.”
De schrijfster wijst erop dat hoewel de feiten voor zichzelf spreken de mensen haar waarschuwingen niet geloven door “het groote corps der Hypnotiseurs, dat hen afschrikte en hen deed uitroepen: »Het kan niet mogelijk wezen!”
Ik wensch geen namen te noemen, maar heb een tiental gedeponeerd bij een vertrouwd persoon, voor het geval van een mogelijke wraakneming.
Daarnaast geeft ze een goede raad. Mocht gij »mijnaandeelen” hebben, verkoop die voor het te laat is. Gij herinnert u misschien die onverklaarbare daling eenige maanden geleden op een onbekend bericht van den Hoofdgeneraal van het voortdringende leger?
TWEEDE HAVELAAR
Een jaar later publiceert de Cock, nu onder eigen naam, een tweede waarschuwing, ‘EEN TWEEDE MAX HAVELAAR’. (1901)
Metta de Cock vergelijkt zich hier met Multatuli’s titelheld. Niet langer zijn alleen de Afrikaanse strijders maar is het hele openbare leven in de greep van hypnotiseurs, die de bevolking tegen haar zin laten handelen.
Net als Havelaar voelt De Cock zich miskend, ook haar waarheid wordt in twijfel getrokken. In de trant van Multatuli begint ze haar verhaal met: ‘De eerste Max Havelaar deed een rilling door het land gaan, de tweede moet een storm verwekken’. In plaats van koffie schrijft ze over een ander koloniaal product: tabak.
“…Een ander gedeelte van het volk zal het de onverschillige verzuchting doen slaken: ‘Wat een bijeengeflanste nonsens! Hoe kan een verstandig mensch nu toch bij mogelijkheid aan wilsverkrachting gelooven! ’t Zou me niets verwonderen, als die schrijfster bleek niet geheel wijs te zijn’ — en terwijl zij met een niet te beschrijven verrukking een tweede sigaartje opsteken..“
“…Arme cigarenfabrikant MEULEKAMP, inwoner van diezelfde stad, gij hebt het woord Hypnose niet gekend, toen het verstoorde levensfluïde zich samentrok op verschillende punten en gij een smartelijken, bitter smartelijken dood moest ondergaan.
De Cock besteedt veel aandacht aan Generaal Joubert die in haar ogen vreemde strategische beslissingen neemt: “….,.JOUBERT was wel een verrader, doch hij handelde tegen zijn wil!”
Tegen zijn wil! riep ik hartstochtelijk uit op ongeloovigen toon — hoe kan iemand tegen zijn wil een handeling doen?
Weer sprak diezelfde stem: „Hebt ook gij niet acht jaar geleden een handeling tegen uw wil verricht? Zijt gij dan vergeten, dat gij na een gesprek met den echtgenoot de vrouw vergeving vroeg, die u zoo smadelijk bejegend had?
— Waarlijk, dat was geheel uit mijn geheugen weggevaagd.
“….Diep aangedaan begon ik te snikken en riep met afgebroken stem: „O JOUBERT , dan zijt gij onder hypnose geweest! …. Arme, ongelukkige Bedrogene!
waart gij slechts slachtoffer, waar wij u schuldig waanden !….. O God, laat het den Boeren dan bekend worden, want gij alleen weet door hoevelen hij verguisd en veracht wordt!
Alles werd mij eensklaps als door een tooverslag helder en ik begreep nu, waarom ik in de afgeloopen maand tot 3 malen toe op een wonderlijke wijze teleurgesteld was geworden in mijne pogingen om naar Holland te gaan. God wilde mij dit openbaren.”
De Cock vertelt in de tweede Havelaar dat haar innerlijke stem adviseert er een ingezonden brief over te schrijven in de Volksstem. “Ja, dat vond ik een idee en dadelijk stelde ik een stukje op, waarin ik de burgers van Transvaal en den Vrijstaat vroeg, of het niet noodig kon wezen, dieper door te denken, dan wij tot nog toe gedaan hadden.
Alles schreven wij immers toe aan verraad en omkooping, terwijl er aan hypnose nooit gedacht werd. —
Hierop verhaalde ik het feit, dat mij de laatste vijf jaren niet eenmaal in ’t geheugen was gekomen — hoe iemand mij in slaap had gemaakt en mij daarna in wakenden toestand eene handeling had laten doen, die geheel tegen mijn wil indruischte.
Het stuk werd geweigerd…”
Ook andere pogingen om publiciteit te verkrijgen stranden. Om te bewijzen dat er censuur op haar gepleegd wordt bedenkt ze een advertentie waarmee ze zichzelf in een lastige positie manoeuvreert:
BURGERS VAN TRANSVAAL!
Koopt bij uw Uitgever het boekje, dat weldra in ’t licht zal verschijnen:
Het Hypnotisme en Generaal Ranjee.
Ze merkt dat advertentie veel besproken wordt want ‘de bedoeling was volkomen begrepen en ieder uitte zijn voornemen het boekje te zullen koopen.’
‘Goede raad was duur! Ik had er nooit aan gedacht zoo’n brochure in werkelijkheid te zullen schrijven, wist van hypnose zoo goed als niets af en had nog nimmer iets van mijzelf in druk aanschouwd.
Als De Cock ook de president en zijn ambtenaren beschuldigt wordt ze met uitzetting bedreigd: „..in den Uitvoerenden Raad, zei de President: „Daar schijnt een vrouwmensch te wees, die zeg dat ons onder hypnoos is; maar ik zeg, as die vrouwmensch niet ophou, zal ik haar in die tronk laten zet.”
Deskundigen
Ze besluit de eer aan zichzelf te houden en reist via Parijs terug naar Nederland, onderweg iedereen die ze ontmoet aansprekend over hypnotische misstanden.
In Amsterdam bezoekt ze dr. van Renterghem en beschrijft die teleurstellende ontmoeting: ”… Nergens vond ik steun en zoo besloot ik bij dr. VAN REUTERCHEM hulp te zoeken. Deze gebruikte openlijk het Hypnotisme als geneeswijze en zou mij zeker wel een geschreven verklaring willen geven voor de onwetenden in den lande, dat toestanden als ik vermeldde in elk geval mogelijk waren.
Helaas! dat bezoek was mij tot groote teleurstelling.
Na zijn betuiging dat hij wel sympathie voor de zaak der Boeren voelde, drukte hij zijn ver- en bewondering uit over mijn komst te zijnent. ,,U schijnt zeer bang voor ’t Hypnotisme en als ik er u eens onder wilde brengen?”
„Maar Dokter! dat zult u niet doen?” smeekte ik en daarbij — ik zou het voelen!”
„Dat …. voelt …. een …. mensch …. niet!”
verzekerde hij met beslistheid, wat evenals al het vorige op een toon werd gezegd, die aan ieder woord den klemtoon gaf. (Een akelige manier tusschen twee haakjes.)
Nu spraken wij verder, wat Hypnotisme eigenlijk was en terwijl hij mij vreemde uitlegging voor echte munt wou doen aannemen, voelde ik eensklaps mijne hersenen als met een schok weer stilstaan. Opspringen en met de hand aan den deurknop gereed er uit te loopen, was er het onmiddellijk gevolg van.
De Hypnotiseur — ’t edele menschenkind — scheen het niet verwacht te hebben …. hij toonde zich waarlijk ontdaan, doch herstelde zich spoedig en zonder dat hij de woorden uitsprak, klonk het in mijn ooren:
„Neem weder plaats! neem …. weder …. plaats!”
Met zelfbewusten wil voldeed ik aan dit verzoek, doch had later spijt hem deze vraag niet luid te hebben laten herhalen — de man kon gemeend hebben, dat ik onbewust naar zijn wil handelde.
Wij begonnen weder over Afrika en na eenige oogenblikken zei de dokter opnieuw: „Wat zou u doen, als ik u onder hypnose bracht?”
„Och,” antwoordde ik met schamperen lach, „ik zou het immers voelen en wegloopen!”
„Toegestemd …. dat …. er … . menschen zijn, die het voelen kunnen (ha, ha! dacht ik) wat zou u dan doen, als ik het tegen uw wil deed?”
„O God,” riep ik in vertwijfeling uit, „is het Hypnotisme zoo’n ontzettende macht! …. Die arme ongelukkige boeren!! …. Wat ik doen zou, dokter?
Ik heb mijne maatregelen daartegen genomen — u kunt het probeeren, maar terugkomende zouden mijn huisgenooten het dadelijk ontdekken. De woorden door de Stem mij ingegeven, schenen indruk te maken en zoo liet hij mij verder ongemoeid.
Spoedig reisde ik nu naar de familie, kwam te Zwolle, waar ik een mij bekend advocaat de Brochure voor wilde lezen, daar ik een aanklacht van laster vreesde, waarvoor deze mij moest behoeden. Doch ook hier vond ik een ander dan ik verwacht had — geen geestig jongmensch met een ruimen blik voor waarheid en recht, doch slechts een bleek uitziend man, die mij raad noch steun kon geven.
Ik sprak nog meerderen doch O, het fluïde, dat ik zag! . …
Al dan niet door de Cocks pleidooi toont van Renterghem zich toch begaan met de Zuid-Afrikaanse boeren. In zijn Autobiografie (2 blz. 213) schreef hij later ter gelegenheid van de opening van zijn Instituut Liebeault op1 november 1899):
“..In den namiddag van den eersten November ontving ik vrienden, bekenden, zoomede vertegenwoordigers van de pers en liet hen de nieuwe inrichting zien Gedurende de volgende drie weken heb ik op Zondagen de kliniek ter bezichtiging open gesteld voor doctoren en oud-patiënten. Dat hiervan een ruim gebruik werd gemaakt, moge getuigen de ontvangst van ettelijke guldens door de bezoekers gestort in een bus ten behoeve van de slachtoffers onder de Boeren, tijdens den toen heerschenden oorlog van de Zuid-Afrikaanse Republiek tegen Engeland…”
Na van Renterghem praat De Cock onder meer met een heer WOLMARANS met wie ze naar dr Stigter wil. Maar wat de man beweert ziet de Cock niet zitten. “De maag! …. riep ik uit. „Weet u niet, dat dit komt, doordat u zich onder hypnose laat brengen? . . . . Mijnheer WOLMARANS , ga met mij mee, ik zal u naar Dr. STIGTER in Leiden voeren, die Arts lijkt mij eerlijk — hij zal u en hij zal het land redden; . . . . o kom …. ga mee!” ….
Ik sprak luid als om de stem van den hypnotiseur te overschreeuwen en het gelukte mij indruk te maken.
WOLMARANS greep met zijn handen naar het hoofd, alsof hem een openbaring geschiedde en het woord verwachtende: ‘ik zal met u meegaan!’ werd ik diep teleurgesteld door het opengaan van een deur, die toegang verleende aan Secretaris DE BRUYN. O, die Scheeloog was dat het onbeduidend telegrafistje.’
Dan meldt ze zich bij Frederik van Eeden. ’Deze had over Hypnose geschreven, was dus geen macon, hij zou misschien raad weten — en zoo kwam ik in Bussum.
“Dokter!” smeekte ik hem op hartroerenden toon, ‘wil President KRUGER tot ontwaking brengen!’ . . . . .
Dat men toch in mocht zien, dat die staatsman in onbewusten toestand naar Nederland komt. — Zou een KRUGER zijn volk verlaten? Geloof mij toch, Dokter, zij hebben hem zijn gehoor teruggegeven ten koste van zijne oogen en nu wordt hij bewerkt, bij dag en nacht bewerkt en de opium, die hij onwetend rookt, voltooit het gruwelijk kwaad der duisternis, O, Dokter, als hij hier is, ga naar hem toe, red
Ik hield midden in den zin op, want vernam duidelijk de stem: „Hoorende zullen zij hooren maar geenszins verstaan, ziende zullen zij zien doch geenszins begrijpen. Ook hij onder Hypnose? Maar gaan zij dan van alle groote mannen kinderen maken, klaagde ik met diepgevoelde smart, en zullen wij een toekomst krijgen van gewetenlooze wilsverkrachters en willooze werktuigen? …”
Het boek beschrijft de Cocks wanen en haar zoektocht naar erkenning en medestanders.
”De heer JACOBS, die het omkijken van zijn buurman onmogelijk had kunnen zien, wendde zich onmiddellijk naar hetzelfde punt, wat niets anders bleek te zijn dan een late kerkganger. Was dit nu hypnose? Waren die menschen altijd zoo bleek met zoo’n vreemd waas over hun gezicht en vertoonden zij immer dien onnoozelen, vriendelijken lach om slechts één van ziel en zinnen te zijn > met een man, die schele oogen had? — (Men behoeft slechts eenige malen te hypnotiseeren om die soort oogen te krijgen; zij zijn goed te onderscheiden van de geboren scheeloogen)
In Amsterdam vergaat het haar slechter dan in Zuid-Afrika. De Cock zoekt en ziet overal bewijzen van ‘wilsverkrachters’. Als ze een melkwinkel binnengaat meent ze “een jong en nog mager scheeloogje had mij gezien. Hij posteerde zich op zij van het huis en gaf ieder, die hem aankeek een teeken met de oogen.“ Ze vraagt zich af waarom iedereen haar aankijkt: „Moet ik de wereld dan doen ontwaken?” riep ik onder heftige gemoedsbeweging „Ik ben slechts eene vrouw, eene zwakke, bange, nietsbeteekenende vrouw!
O God, waarom hebt gij daar geen man voor gekozen?”…
Ze zoekt naar gemeenschappelijke kenmerken van de hypnotiseurs en weet voor wie ze moet oppassen: ‘Den volgenden dag ging ik met allen ernst naar een overeenkomst zoeken, die bij de vele scheeloogen, welke ik zag, overheerschend moest wezen. Dat zij bij voorkeur in de zon liepen, corpulent waren, er meestal bloeiend gezond uitzagen met vuurroode gezichten en ronde roode nek, wist ik reeds, daarbij schele of beter gezegd niet geheel rechtstaande oogen, steil haar of kaalhoofdig, onvasten gang, met zwakke, zenuwachtige vrouw of met een vrouw die niet zenuwachtig daarvoor aan kanker of vrouwenziekte leed) en met een doodsbleeken vriend, wat mij later deed zeggen.”
Steeds meer overeenkomsten ziet ze. “Voor het eerst werd mijn aandacht erop gevestigd, hoe er verscheidenen waren, die na een woedenden blik van mij dadelijk hun oog richtten op mijn handen. Ik begon toen naar de hunne te kijken en wat zag ik?
Dat zij, wanneer mijn blik hun hinderlijk werd of wanneer zij met elkander spraken, duim en wijsvinger samen drukten of de vuist toeknepen.
“Duim en wijsvinger op elkaar? …. Zou dit dan het voorbehoedmiddel zijn, waar Dr. MANSVELT en ik tevergeefs naar gezocht hadden? . . . .
O, het onbeschrijflijke geluk, toen ik werkelijk begreep en aan mij zelve bij herhaling ondervond, dat de Stem het mij had doen ontdekken …. Nu was het mij niet vreemd meer, dat het Corps van Scheeloogen altijd de sigaar (mooi rond model) vasthield met duim en wijsvinger, dat het den wandelstok of paraplu vasthield met duim en wijsvinger, dat het een handdruk gaf met eenige vingers, dat het bij onweer de hand toekneep…… O zooveel werd mij thans duidelijk.
Luikje
Haar inwendige stem veroorzaakt meer wantrouwen. Ze voelt zich bedreigd en gaat naar de politie: “zoo kwam ik bij Hoofd-Commissaris FRANKEN , waar ik toegelaten werd na eenige inleidende woorden gewisseld te hebben met den portier en een jong inspecteurtje.
Bij mijn binnenkomst kreeg ik dadelijk het onaangename gevoel, dat de Commissaris mij kende. Was hij misschien lid van den Bond’? Doch neen, ik zag geen kenteekenen en wilde het beste hopen.
Er was een tweede heer in ’t vertrek — iemand, die op zal schrijven, wat u te vertellen heeft, was de verklaring op mijn vraag daaromtrent. „En wat is er van uw verlangen, Juffrouw?’
„Commissaris,” begon mijn uitlegging, „ik wilde u graag spreken over een luikje, dat ik in de zoldering van mijn kamer heb opgemerkt en waarover ik reden heb mij ongerust te maken. Zal ik u de zaak in ‘t kort meedeelen of heeft u tijd?”
„Ga gerust uw gang, ik heb den tijd”
Nu beschreef ik het karakter van den huurder, die boven- en benedenhuis in bezit had, verhaalde verder, hoe ik in Pretoria zijnde, een Complot van Hypnotiseurs ontdekt had, waardoor ik op ’t laatst werd nagegaan…”
De commissaris kan weinig met haar hulpkreet maar is ongerust over haar geestelijke vermogens. (‘u lijkt mij zenuwachtig’). Door zijn bemoeienis krijgt de Cock van dr. A. Couvée een briefje met de vraag even bij hem langst te komen. Per kerende post antwoord ze dat ze met rust gelaten wilde worden. Toevallig is haar broer uit Zuid-Afrika over en raadt haar aan toch maar in te gaan op Couvee’s uitnodiging.
„Gij behoeft mij niets te vertellen”, verklaarde hij, ,,ik weet er alles van, maar juist daarom
eisch ik, dat gij er heen zult gaan.” In wanhoop naar het fluïde ziende, dat zoo dik over zijn gelaat lag, riep ik hartstochtelijk weenend uit: „Ga weg, arme jongen, ge zijt onder hypnose, ga heen …. ik ben bang voor je”
En lachende liep hij door de deur, die ik voor hem openhield, om mij op de trap nog toe te roepen, dat ik in Ede verwacht werd.”
Toch is Metta kennelijk niet gerust want ze raadpleegt een paar advocaten om te onderzoeken, wat ‘de wet eischte voor een verklaring tot krankzinnigheid.’
Maar ook hier bespeurt Metta onraad. ‘Eén advocaat met een heel stukje cosmetique in zijn haar, wilde beproeven of ik onder hypnose was te brengen, doch zijn blik dwaalde weldra af naar mijne handen —” Ook de andere drie advocaten willen niets ondernemen.
De Cock ontdekt “Voor opname in een gesticht eischte de wet een verklaring van 2 doctoren en een aanvraag door 2 familieleden en concludeerde dat haar tegenstanders daar geen moeite mee zouden hebben want ‘de doctoren waren meest hypnotiseurs of gehypnotiseerden en mijn familie was grootendeels in hun macht. . .’
Een van de advocaten probeert het op een andere manier en stelt voor eerst in te stemmen met opname in het krankzinnigengesticht: „Wanneer u er in zit” troost hij, zal ik zorgen, dat u er weer uitkomt. Maar daar trapt de Cock niet in:
„Neen, die gevaarlijke kans waag ik niet! Ik vind het wel zoo secuur er niet in te komen, want eenmaal er in, hebben ze mij slechts een aftreksel te geven van een plant, die in Indië den inlander tot amok drijft en dan zijn de hersenen zwak genoeg om mij in voortdurende hypnose te houden.
Een ander raadt haar aan naar Dr. VAN REUTERGHEM te gaan “omdat die graag een verklaring zou afgeven, dat ze bij haar volle verstand is.
„Maar Mijnheer!” riep ik ontzet, Dr. VAN REUTERGHEM? Ja, ik geloof, de man zou blij zijn, als ik hem nog eens durfde bezoeken, want luister maar, wat mij overkomen is En toch bleef de advocaat er op aandringen, dat ik naar dien dokter gaan zou. Waarin zij echter allen overeenkwamen? Dat de zaak van het luikje afgesloten was.”
Veel aandacht besteedt de schrijfster aan de werking van hypnose en hoe hypnotiseurs te herkennen zijn. En natuurlijk aan hun arme slachtoffers! “Dezen zijn niet alleen de slaaf van hun Hypnotiseur, doch kunnen, wanneer zij niet het bevel krijgen duim en wijsvinger op elkaar te houden, tot werktuig gemaakt worden van een ieder, wiens fluïde vermengd is, daar dit een groot uitzettingsvermogen bezit. — Gaat zoo iemand, al is het een vagebond, voor hem staan en deze laat met zijn fluïde ook zijn gedachten doordringen in de cellen van den ander, dan zal de dun-fluïdige meenen zijn eigen wil te volgen en doen wat de persoon verlangt.
O mijn hart krimpt ineen, als ik tegenwoordig lezen moet, onschuldige, jonge meisjes in den Haag en Rotterdam vrijwillig meegegaan met kreupele, verloopen bedelaars.
Het volk van Nederland, ja van de geheele wereld moet honderdmaal sterker worden in zijn verklaring en roepen:
,,Weg met alle Hypnotisme!
De duimaanvatterij moet voortaan verhinderd worden!
Het kwaad in zijn geboorte stuiten — dit worde het doel van ons bestaan.
Denk niet, dat dit doel licht zij Verre van dien!”
Opmerkelijk is haar gedachte dat sterke drank bescherming biedt tegen hypnotische invloed. Ze beklaagt ‘Arm Afrika’ dat nooit had moeten luisteren naar leugenachtige verzinsels over drankmisbruik. Met slechts dagelijks een glas zuivere jenever of krachtige wijn zouden de bewerkers van hun wil zich in een paar maanden ‘dood geduimvat’ hebben. Bovendien zouden ze gemerkt hebben dat hun thee en tabak gedrenkt werden in opium en morphine, de verdunners van het fluïde.
Regelmatig verzucht ze ‘Geloof mij toch wij worden geregeerd door de scheeloogen en dat zijn niet de denkers, het zijn geen mannen als Mr. GOEKOOP, Dr. KUYPER of Mr. S. VAN HOUTEN — neen het zijn de dommen van den lande. Want het “gemengde fluïde laat geen studeeren toe en och, zij hebben dat immers niet noodig wat is een titel voor hen meer dan Kinder of beter gezegd Duimenspel?
,,Schrijf op!” klinkt het weer.
Onderzoek…… het eenige, dat ik vraag, is Onderzoek.
Niet iedereen is vatbaar voor het Hypnotisme denkt gij misschien? 98 % erkent Dr. A. DE JONG in een Brochure in 1888 te ’s Gravenhage uitgegeven. Een ander beweert 100 %, lees daarvoor de Studies van FREREDERIK VAN EEDEN, Eerste druk — doch tegenwoordig wil men ons wijsmaken……. slechts 5 a 10 %. Maar die leugens zullen gestuit worden.
En weer roept ze op: “Daarom, Op! Op! Ten strijde tegen het Bond van Scheeloogen, dat door Hypnose, Corporaties en Vergift de wereld in de macht denkt te hebben.
Waakt op, nog is het niet te laat! Al wacht ons een harde kamp, vereenigd moeten en zullen wij overwinnen.””
HOE DE CRITIEK ZAL LUIDEN.
Tot slot vraagt de Cock zich af hoe haar boek beoordeeld zal worden.
Ze vreest dat het door een deel van het volk bespot zal worden zoals ook de eerste brochure overkwam. Maar zegt ze: “Ik roep hun toe: spotten en smalen is geen bewijzen en zoolang gij niet voorstelt u te laten wegen (mijn gewicht is zeventig kilo), hecht ik aan uw schotschrift geen waarde. Gewogen — maar te licht bevonden.”
Anderen zullen zwijgen: — die arme slachtoffers moeten eerst tot ontwaking gebracht worden.”
Van de rest verwacht de schrijfster aanvallen en vraagt haar lezers om steun: “Gij wilt mij immers bijstaan, als ik bij een Rechterlijke aanklacht verg, dat de personen, die ontkennen, gehoord zullen worden onder hypnose? — Gij zult mij hierin helpen, nietwaar? M. DE COCK
De Cocks strijdlust wordt in de loop der jaren niet minder. Ook onaangekondigd waarschuwt ze voorbijgangers op straat tegen de vijfde colonne hypnotiseurs. Wel raakt ze teleurgesteld door het uitblijven van steun in haar strijd tegen het hypnotisme.
©2022 Johan Eland
Lees ook van Johan Eland Fre Dominisse hypnose dokter. Wil je meer weten over hypnose, bezoek dan het historisch archief van Johan Eland op onze Hypnose Community.