Hypnose in Jurassic park gaat over het verouderde beeld dat nog in boeken en films over hypnose wordt weergegeven.
Onlangs kwamen paleontologen en filmmakers bij elkaar om te praten over de film ‘Jurassic park 2.’ De paleontologen vinden dat daarin het beeld van de dinosaurussen te veel afwijkt van de werkelijkheid. Althans van wat de geleerden nu weten over hun troeteldieren.
In 1993, kwam deel één van de film uit en was deze kritiek niet te horen. De film werd juist toegejuicht als gangmaker van de belangstelling voor dinosaurussen. De filmers kregen toen hulp van paleontologen om een goed beeld te schetsen van de beesten. Op diezelfde wetenschappelijke steun borduren de filmproducenten nu verder. Maar de paleontologen van 2018 willen dat ze rekening houden met hun nieuwste kennis over de beesten. Want intussen ontdekten ze dat de vervaarlijke monsters niet ruw bepantserd waren maar fijne veertjes hadden. En dat de grote beesten helemaal niet doorlopend op jacht waren of in gevecht met andere bloeddorstige soorten maar meesttijds hun dagen verlummelden op zonnige grasveldjes of in koele bossen. Dat was geen goed nieuws voor de makers van drama en sensatiefilms. Het zal de wetenschappers dan ook niet meevallen dat beeld van 1993 recht te zetten.
Er is een parallel met de geschiedenis van de hypnose. Hoewel de wetenschap gevorderd is in haar kennis van hypnose en suggestie wordt in talloze, boeken, films en toneelstukken het verouderde beeld van de hypnose nog gebruikt. Met slingerende horloges en priemende ogen maken wrede misdadigers nog steeds jonge meisjes tot willoos slachtoffer. Toch ligt aan deze stereotiepe beelden, net als Jurassicpark I, ook kennis van wetenschappers ten grondslag. En net als de makers van Jurassicpark zijn de moderne schrijvers moeilijk over te halen tot een nieuwe invalshoek.
Sinds het begin van het magnetisme en later de hypnose zijn er verhalen geschreven met magnetisme en hypnose als thema.
In Engeland deden dat onder meer Charles Dickens, William Thackeray en Wilkie Collins. Zij hoefden niet ver te gaan om te horen over de wetenschappelijke vorderingen op hypnosegebied. Niemand minder dat de gevierde John Elliotson was hun huisarts. Hij timmerde royaal aan de weg met publicaties over zijn onderzoek, gaf lezingen en demonstraties.
De socioloog en journalist Harriet Martineau had nogal wat gezondheidsproblemen en onderging in 1844 een mesmerismekuur door magnetiseur Spencer T. Hall. Binnen een paar maanden verbeterde haar toestand. Ze raakte geboeid door het mesmerisme en het jaar daarop publiceerde ze haar ‘Brieven over mesmerisme’ waarin ze haar behandeling nauwkeurig beschreef. De kuur van Martineau wekte de nieuwsgierigheid van dichter Elizabeth Barrett Browning en schrijfster Charlotte Brontë. Brontë experimenteerde op zichzelf en in 1851 schreef ze erover aan haar zus Emily. Ook vader Brontë was patiënt van John Elliotson.
Horror en hypnose
In Amerika publiceerde Edgar Allan Poe zijn beroemde magnetisme verhalen ‘The Facts in the Case of M. Valdemar ‘, ‘Mesmerism Revelation‘ en ‘A Tale of the Ragged Mountains’. Hij liet zich voor de ‘The Facts in the Case of M. Valdemar’ inspireren door Andrew Jackson Davis, een veelgevraagd docent in magnetisme met een succesvolle praktijk voor magnetische genezingen.
Poe oriënteerde zich breed op de mesmeristische verschijnselen. Hij las ‘Facts in Mesmerism with Reasons for a Dispassionate Inquiry into It’ (1840) van Chauncy Hare Townshend en correspondeerde met George Bush, auteur van onder meer ‘Mesmer & Swedenborg’ (1847). In 1837 verscheen het boek ‘The Philosophy of Animal Magnetism Together with the System of Manipulating Adopted to Produce Ecstasy and Somnambulism—The Effects and Rationale, by a Gentleman of Philadelphia. Aangenomen wordt dat achter deze Gentleman uit Philadelphia Edgar Allan Poe schuilgaat.
‘Trilby’ is een onschuldig meisje
En hoe zit het eigenlijk met het meest toonaangevende hypnoseboek ooit? Hoe kwam George du Maurier aan kennis over hypnose voor zijn boek ‘Trilby’? Geen boek had zoveel invloed op de beeldvorming van de hypnose en zijn beoefenaars. Talloze keren is de roman in vele talen herdrukt. Tientallen keren is het verhaal verfilmd. De zwartharige Svengali-figuur met karakteristieke kromme neus en priemende ogen werd een begrip en staat model voor kwaadaardige magnetiseurs en hypnotiseurs
‘Trilby’ is een onschuldig meisje dat zich om haar hoofdpijn kwijt te raken laat hypnotiseren en daarmee in de macht komt van de meedogenloze ‘Svengali’. Hij dwingt het meisje in hypnose haar zangtalent te ontwikkelen en een carrière onder de artiestennaam ‘La Svengali’ op te bouwen. Ook prest Svengali haar met hem te trouwen.
Wat bracht du Maurier tot de overtuiging dat je met hypnose iemand die toondoof is toch kunt leren zingen? Het is heel goed denkbaar dat du Maurier gelezen heeft over het werk van de
Schotse ‘hypnosedokter ‘James Braid’. Die schreef in 1850 zijn artikel ‘Observations of Trance‘. Daarin vertelt Braid: ‘Zoo heb ik een patiënt, die in waaktoestand niet eens de spraakku nst van haar eigen taal kent en zeer weinig van muziek afweet. Toch is zij in staat Jenny Lind (Beroemde zangeres, bijgenaamd ‘de Zweedse Nachtegaal’) te volgen terwijl zij tonen en woorden tegelijk met Jenny Lind doet horen. Twee toehoorders in de kamer kunnen een tijdlang niet begrijpen, dat het twee stemmen zijn, zo precies komen ze overeen, zowel in harmonische klank als in uitspraak van de Zweedse, Duitse en Italiaanse liederen. Met hetzelfde succes zingt zij met Jenny Lind een lange geïmproviseerde, chromatische oefening, waarmee de zangeres wil onderzoeken hoever de vaardigheid van het gehypnotiseerde sujet gaat. Wanneer het meisje wakker is, is er geen sprake van dat het iets dergelijks ook maar zou kunnen beproeven en tenslotte bleek, hoe vreemd het ook lijken moge, dat het slechts een nabootsing van klanken is geweest want zij begrijpt zowel in hypnose als wakend, geen enkel woord van de vreemde talen welke ze zojuist uitgesproken heeft‘.
Dit bericht gevoegd bij de overtuiging dat een gehypnotiseerd sujet als was is in de handen van de hypnotiseur én de gedachte dat in hypnose talenten tot ontwikkeling gebracht kunnen worden is een mooie combinatie voor een misdaadverhaal.
Vioolspelen, tennissen en zwemmen
Volgens het zelfde concept ontstonden er verhalen waarin onschuldigen in hypnose werden gedwongen tot onder meer vioolspelen, tennissen, toneelspelen, zwemmen en romanschrijven.
De combinatie hypnose en zingen is ook gebruikt in de opera ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Jacques Offenbach (1881). Daarin zingt een gehypnotiseerd meisje. ‘ …Crespel heeft zijn dochter Antonia horen zingen en waarschuwt haar dat niet te doen omdat ze door ziekte verzwakt is. De bediende Frantz kondigt het bezoek van dokter Miracle aan. Crespel wil hem niet binnenlaten, maar de kwakzalver staat al voor hen. Hij zal haar wel op een afstand genezen zegt hij. Hoewel ze niet in de kamer is magnetiseert hij haar en stelt haar vragen, tot ontzetting van haar geliefde, Hoffmann. Dr. Miracle verleidt Antonia in trance om toch te zingen. De geest van haar moeder zal haar hierbij helpen. Dit wordt haar dood. Zij sterft in de armen van Crespel. Hoffmann komt te laat. Hij is wanhopig en wordt de deur uitgezet.’
Het karakter Dr. Miracle is vooral gebaseerd op het verhaal ‘De Magnetiseur’ van E.T.A. Hoffmann (1776-1822). Deze schrijver was bevriend met dr. D.F. Koreff, een magnetiseur uit de directe omgeving van Mesmer. Hij vertelde Hoffmann over de behandelingen door Mesmer zelf. Ook kende Hoffmann dokter A.F. Marcus die hem rondleidde door een sanatorium voor magnetische behandelingen. De arts en natuuronderzoeker G.H. Schubert (1780-1860) deed Hoffmann ideeën aan de hand om magnetische trances en de heldere momenten van krankzinnigen te combineren in zijn verhalen.
De ervaring van Braid met de zingende jongedame was niet uniek. Ook de Nederlandse hypnosepionier Albert van Renterghem (1845-1939) kreeg ermee te maken. Hij wees experimenten zoals Braid deed niet bij voorbaat af maar ze moesten wel gericht zijn op het welzijn van de patiënt en je moest je zoveel mogelijk onthouden van experimenten die weliswaar wetenschappelijke waarde konden hebben maar geen therapeutisch doel dienden. Een scherpe grens tussen normaal en abnormaal is niet te trekken, vond hij en lichtte zijn mening toe met een praktijkgeval: ‘Mejuffrouw X. was leerlinge op het Conservatorium voor muziek alhier en wel in haar laatste studiejaar. Zij had goede studiën gemaakt en heeft een mooie stem. In den laatsten tijd was zij echter zoo zenuwachtig, dat zij zich niet in staat gevoelde in tegenwoordigheid van hare meesters een noot uit te brengen, terwijl zij alleen of in het bijzijn van hare medeleerlingen volkomen over hare stemmiddelen beschikken kon en zeer goed zong. De nabijheid van een harer meesters of de aanwezigheid van publiek bezorgde haar zulk een gevoel van angst, dat alle denken onmogelijk werd, dat zij ook op de eenvoudigste vraag die men haar stelde niet kon antwoorden, dat zij onmogelijk zingen kon. Voor deze dwang-emotie nu, stelde zij zich onder mijne behandeling. Door mij in slaap gebracht, gaf ik haar de verzekering dat de angst wegblijven zou en zij dus voortaan weder vrijelijk en ten alle tijde zou kunnen zingen.
Deze veelvuldig herhaalde verzekering leidde intusschen niet tot het doel en daarom besloot ik van taktiek te veranderen. Eerst deed ik mijn best om patiënte dieper te doen slapen en toen het mij gelukt was haar in somnambulisme te brengen maakte ik hiervan gebruik om haar te suggereeren dat ik haar leermeester was, dat zij zich op de les bevond, geen de minste angst gevoelde en nu een lied, dat ik wist dat zij kende, zou gaan zingen. Deze krijgslist gelukte.
Vervolgens verklaarde ik patiënte dat het niet de leermeester was doch ik zelf was, voor wien zij gezongen had en dat zij nu even goed voor mij als zooeven voor haar meester zou kunnen zingen. Ook deze suggestie realiseerde zich. Eindelijk verzekerde ik patiënte dat zij, als ik haar zou gewekt hebben, hetzelfde lied voor mij ook in wakenden toestand zou zingen. De kuur, aldus gewijzigd, is bij patiënte volkomen gelukt’.
Jaloers in de kast
Van Renterghem gaf met dit voorbeeld aan dat zijn eerste interventie, in een lichte slaaptoestand toegepast, geen succes boekte maar het diepe hypnotisch somnambulisme, een niet normale slaap, de gelegenheid bood om eveneens abnormale verschijnselen op te wekken die hem in staat stelde zijn patiënt te genezen. Ook meende hij dat de suggestieve slaap en de normale slaap zo aan elkaar verwant zijn dat ze slechts verschillen in de wijze van ontstaan. Derhalve vond hij het niet moeilijk om met enige takt zich in rapport te stellen met een diepe slapende wanneer deze hardop droomt.
Een leerling van Van Renterghem en zijn hypnose-collega Frederik van Eeden was de medicus en seksuoloog Lucien von Römer (1873 – 1965). Romer was bevriend met schrijver Louis Couperus die in zijn boek ‘Het heilige weten’ een moderne jonge arts, Addy van der Welcke, als hypnosedokter opvoerde. Uit Addy’s behandeling van zijn nicht Marietje blijkt dat hij een aanhanger is van de school van Nancy die de hypnotische verschijnselen voornamelijk toeschreef aan suggestie. Couperus wist dus waarover hij sprak. In het “Het heilige weten”, is een belangrijk thema de intimiteit van de hypnosebehandeling. Couperus beschrijft de jaloezie die dat teweeg brengt bij Addy’s vrouw Mathilde. Zij volgt, gezeten in een kast, door een kier in de wand nauwlettend de behandeling: “In die kasten borg men kleren, die men niet iedere dag gebruikte. In het kabinet nu, sloot zij zacht de deur, en hield in haar hand de sleutels: mocht zij er overvallen worden, dan zou zij rustig-weg de grote kast openen… Maar intussen luisterde zij aan het beschot. En zij hoorde de stemmen van haar man en van Marietje, als klinkende door een afstand en verhindering heen.
- Hoe heb je geslapen, Marietje…?
- Ik heb niet geslapen.
- Wat was er dan weer…?
- De hele nacht heb ik suizen in mijn oor gehoord…Het bruiste, bruiste als een zee….Ik heb willen opstaan, ik heb naar beneden willen komen….naar tante, maar ik was bang – en wilde ook niet storen….Het waren net golven…Ik heb de hele nacht niet geslapen…En dan droom ik, dan droom ik, wakende…Allerlei dingen, als visioenen, schieten dan voor me weg…De nacht duurt dan zo lang, zo eindeloos lang…En nu voelde ik mij zo moe en vooral zo moedeloos. Ik zal wel nooit meer beter worden.
- Jawel….
- Neen, Addy. Ik ben altijd ziek geweest.
- Je moet nu eens rustig gaan slapen
- Ik zal niet kunnen.
- Jawel. Ga hier liggen op de divan….Ik zal de kamer donker maken.
- O, Addy…
- Wat is er, Marietje…..?
- Weet je wat ik zou wensen…
- Wat dan…?
- Ik zou wensen, dat, als je me in slaap maakte, zo als je gisteren, zo als je eergisteren hebt gedaan….Ik niet meer wakker werd…ik insliep voor altijd. Ik zou wensen, dat je stem me zou wiegen in slaap, voor altijd, voor altijd.
- En waarom wil je niet langer leven….Je bent jong en je zal beter worden….
- Zeg mij, wat heb ik …
- Denk daar niet over…
- Mijn lichaam is ziek, maar is mijn ziel ook niet ziek…
- Denk daar niet over, en ga nu liggen…Wees stil…Geef mij je hand…Stil, nu zal de slaap komen, de rustige slaap….De oogleden vallen toe…Zwaarder en zwaarder worden de oogleden…De oogleden vallen toe… Zwaarder en zwaarder worden de oogleden; je kan ze niet meer oplichten…Het gehele lichaam wordt zwaar, zwaarder en zwaarder van de slaap, de rustige slaap, die komt…
Ademloos, aan het beschot, bleef luisteren Mathilde. Nu bleef het stil in de kamer van Marietje; Mathilde hoorde niet meer Addy’s wiegende stem, oproepen de slaap, de betovering van de rustige slaap. En plotseling, in haar luistering, werd zij bang, werd zij bang, Mathilde, werd zij bang voor dingen, die zij niet begreep, werd zij bang…”
Ook op andere wijze komt Couperus in contact met een medisch hypnotiseur. In het voorjaar van 1900, kreeg Elisabeth Couperus, 33 en bijna 10 jaar getrouwd met de schrijver, gezondheidsklachten. Couperus schreef aan zijn uitgever: ‘Mijn vrouw loopt iets beter, maar is erg neerslachtig en heeft melancholieke buien.’ Dank zij ’suggestie en hypnose’ van ene Dr. Bende, kwam daar na een paar maanden verbetering in, zodat de bezorgde echtgenoot aan zijn nichtje Constance kon laten weten dat Betty veel beter was. ‘Verbeeld je, het was geen reumatiek, maar het waren zenuwen, van louter nerfjes kon zij niet lopen, de arme doedel.’
‘A Clockwork Orange’ (1962) was een roman van Anthony Burgess. De hoofdpersoon, Alex is een asociaal en kwaadaardig figuur. Opvallend is dat Burgess deze personage niet verontschuldigt maar presenteert als een product van zijn omgeving. Alex is gevangengezet en uitgepikt als proefkonijn in een nieuwe behandeling, de ‘Ludivico Technique’, die bestaat uit hypnose en conditionerings technieken om zijn criminaliteit te wissen. Net als bij de experimenten van Ivan Pavlov met de training van onvrijwillige reflexacties bij honden in de Sovjet-Unie in de jaren 1920 wordt Alex opgeleid om misselijkheid en walging associëren met zijn gewelddadige en seksuele gevoelens. Dit moet zijn asociale afwijking corrigeren. Burgess idee bouwt voort op Pavlov maar is vooral gebaseerd op de gedragstheorieën van psycholoog B.F. Skinner, die het belang ontkende van de cultuur, omgeving en vrije wil.
De kroonprins van Sigmund Freud
Hoewel het voor de paleontologen wat moeilijker ligt is er natuurlijk ook de mogelijkheid dat de geleerden de hand aan de ploeg slaan en zelf een verhaal schrijven waarin de hypnose zorgvuldig en waarheidsgetrouw gebruikt wordt.
Dat deed onder meer de Weense arts Arthur Schnitzler (1862-1931). Hij stond lange tijd bekend als de kroonprins van Sigmund Freud en schreef artikelen over hypnose in de medische praktijk. ‘Anatol’ (1893) was zijn eerste toneelstuk. De hoofdpersoon Anatol houdt er minnaressen op na en neemt het zelf met trouw niet zo nauw maar is wel beducht voor de ontrouw van zijn vrouwen. Die zorgen deelt hij mee aan zijn beste vriend Max die wat meer met beide voeten op de grond blijft. Mannen weten het als ze een scheve schaats rijden. Vrouwen bedriegen mannen net zo goed, alleen, ze zijn er zich niet zo van bewust, meent Anatol. Om de waarheid uit een vrouw te krijgen kan je haar het beste hypnotiseren. Als de bekoorlijke Cora zich de volgende keer bij hem en Max aandient wordt haar beleefd gevraagd of ze zich wil laten hypnotiseren. Dat mag. En nu maar hopen dat zij haar misstappen vertelt want vrouwen zeggen anders nooit de waarheid. Maar ook onder hypnose zweert Cora eeuwig trouw, dus de mannelijke onrust blijft. Wie het hele verhaal van Schnitzler’ Anatol wil lezen klikt hier.
In zijn filosofische roman Island (1962), zinspeelt Aldous Huxley op dierlijk magnetisme. Hij verwijst in het bijzonder naar een artikel in The Lancet over magnetisme door John Elliotson.
In zijn meest beroemde werk ‘Brave New World’ (1932) gebruik romancier, dichter en essayist Huxley “hypnopaedia”. Slaapleren was in die tijd een veelbesproken manier op gemakkelijk te leren. Huxley was enorm geïnteresseerd in hypnose. Hij bracht vaak zijn gasten in trance en gebruikte daarbij soms de mesmeristische passes (Brieven, juli 1952, 650). In 1952 hielp hij zelfs een vriend met hypnose een operatie pijnloos doorstaan. (Brieven, juli 1952, 646). De kunst van het magnetiseren maakte Huxley zich eigen aan de hand van de boeken van Dr. James Esdaile. Deze pionier in mesmeristische analgesie maakte naam met zijn pijnloze operaties. Esdaile stond model voor het personage Dr. Andrews in Huxley’s ‘Island’. Wie Huxley zelf wil horen klikt hier.
De geest is uit de fles
Kijkend naar de hypnosegeschiedenis lijken de paleontologen weinig kans te maken met hun actie voor een vriendelijker dinosaurus in de Jurassic serie. Ze kregen in 1993 hun zin en dat succes willen ze nu terugdraaien. Maar zelfs al toveren ze een levende dinosaurus met veertjes tevoorschijn dan nog is de kans klein dat filmmakers zich daar iets van aantrekken. Waarom zouden ze hun succesformule veranderen? Dat deden schrijvers en dichters ook niet. Zij blijven verouderde hypnosebeelden gebruiken en zelfs fervente voorstanders van magnetisme- en hypnose en gerenommeerde geneeskundigen als Arthur Schnitzler lieten hun fantasie de vrije loop toen ze daar over schreven.
Het is aan de hypnotherapeuten zelf om te zorgen dat het publiek een goed beeld heeft van de hypnose. Dat kunnen ze doen door hun praktijk goed uit te oefenen en goede voorlichting te geven. Veel websites zijn vatbaar voor verbetering op dit punt. Hypnotherapie is communiceren maar sommige therapeuten denken dat dat alleen geldt in hun spreekkamer.
Juist als therapeuten voldoende tegenwicht bieden kunnen fantasie en werkelijkheid naast elkaar bestaan. Mensen die genoeg echte eenden zien raken echt niet van de wijs door een filmpje van Donald Duck.
© Johan Eland, 2018.
In Hugo Gernsback van 1911 in Ralph 124C 41+, vindt men de Hypno-bioscope, een slaapleerapparaat. Gernsback wilde een nieuwe literatuur scheppen gebaseerd op strikt wetenschappelijk-didactische grondslagen.