Zou er ooit een Sint-Hypnos komen? Volgens sommige fanatieke therapeuten en wetenschappers zou dat terecht zijn. En zelf krijgt de RK Kerk er ook geen genoeg van. Nog steeds benoemt ze van tijd tot tijd nieuwe heiligen en gaat er enthousiast mee aan de slag. Onlangs bezocht een stoet Katholieken de Sint-Jan in Den Bosch als sluitstuk van een tournee door Italië, Duitsland en Frankrijk met een botje van de in 1933 heilig verklaarde Bernadette Soubirous. Volgens de overlevering was deze Franse boerendochter (14) in 1858 hout aan het sprokkelen in de bossen bij de Zuid-Franse plaats Lourdes. In een grot zag zij een vrouw met een witte sluier van wie de rooms-katholieke kerk later vaststelde dat het ging om de Heilige Maagd Maria. De verschijning herhaalde zich nog achttien keer.
Sindsdien trekken miljoenen mensen naar het bedevaartsoord Lourdes om er vooral genezing te zoeken. Van de sinds de verschijningen ruim 7.000 verzamelde dossiers van genezingen in Lourdes erkende de kerk er 70 als wonder. Meer dan 80 procent van de erkende genezen personen is vrouw.
Niet minder levend is de Sint-Hermes verering in Ronse. Elke eerste zondag na Pinksteren, op Drievuldigheidszondag (in 2024 op 26 mei), wordt het schrijn met de relieken van Sint- Hermes, de patroonheilige van de stad Ronse, zo’n 32,6 km rond de grenzen van de stad gedragen. De traditie wil dat iedereen die zich binnen de cirkel bevindt, zo beschermd wordt tegen geestesziekten.
Overeenkomsten Hermes en Hypnos
Hermes leefde tijdens de christenvervolgingen door de Romeinse keizers. Over Hermes zelf is weinig bekend, behalve dat hij een Griek was die zich tot het christendom bekeerde en in Rome op 28 augustus de marteldood stierf. Hij werd begraven op het terrein van Basilla. De 9e eeuw kent een ongekende bloei in de verspreiding van relieken. Dit zijn overblijfselen van het lichaam van een heilige of een voorwerp dat met een heilige in aanraking is geweest, waaraan wonderdadige kracht wordt toegekend. In 851 vertrok Liuphram, aartsbisschop van Salzburg, naar Rome en verwierf er botresten van Sint-Hermes. Op 6 juli 860 kwamen deze relieken van Sint-Hermes vanuit de Sint-Salvatorabdij in Ronse aan.
De naam van de Griek Hermes verwijst naar de heidense mythologische figuur Hermes die ontstond in dezelfde cultuur waarin ook Hypnos leefde.
En deze twee hebben meer overeenkomsten. In de Griekse mythologie is Hermes de god van handel, verkeer en welsprekendheid. Daarnaast is hij ook beschermer van dieven en reizigers en de boodschapper van de goden. Vandaar de vleugeltjes aan zijn benen want dan is hij nog sneller.
En in die rol van boodschapper zit ook een overeenkomst met Hypnos want allebei beheren ze cruciale overgangen in menselijke ervaringen. Beide goden spelen een rol in het begeleiden van zielen naar de onderwereld en door de wereld van dromen. Hermes gaat over de overgang van leven naar dood en Hypnos over de overgang van waken naar slapen.
In dit opzicht zou Hermes een broer kunnen zijn van Hypnos want diens tweelingbroer Thanatos gaat ook over de dood. Zijn evolutie van een heidense god naar een christelijke heilige, bekend als Sint-Hermes, is een fascinerend voorbeeld van syncretisme, waarbij elementen uit verschillende religieuze tradities samensmelten en ook nieuwe praktijken, rituelen, overtuigingen of zelfs volledige religieuze systemen ontstaan.
Evolutie naar Sint-Hermes:
In de antieke periode was Hermes belangrijk in de Griekse en later ook Romeinse mythologie als geleider van zielen naar de onderwereld. Naarmate het christendom (1 – 4e eeuw) zich verspreidde en de officiële religie van het Romeinse Rijk werd (na het Edict van Milaan in 313 AD), begonnen vroege christenen heidense gebruiken en figuren aan te passen om de overgang voor bekeerlingen te vergemakkelijken. In de middeleeuwen (5e-15e eeuw) werden nogal wat heidense goden omgevormd tot christelijke heiligen. De eigenschappen van Hermes als geleider en beschermer werden overgedragen op Sint-Hermes.
Nadat de relieken van Sint-Hermes in 860 in Ronse aangekomen waren werd de stad een belangrijk centrum voor zijn verering. De specialisatie van Sint-Hermes in de genezing van geestesziekten wordt in de Ronsese traditie verklaard met één zin in de beschrijving van de legende van Sint-Hermes die in andere tekstversies niet voorkomt: ‘Op het oogenblik zyner onthoofding stortte onze Heilige vurige gebeden tot God en beveelde Hem zyne ziel aen. Men zegt dat hy onder anderen God bad, dat alle degenen die zyne hulp zouden afgesmeekt hebben, door zyne voorspraek zouden verlost worden van alle kwellingen des duivels en ontsteltenis des verstands’.
De cultus van Sint-Hermes groeide en wortelde diep in de lokale traditie en cultuur van Ronse. Vooral de jaarlijkse Fiertelstoet, een processie waarin zijn botten door de stad worden rondgedragen weerspiegelt de blijvende invloed van deze heilige.
Sinds de 9e eeuw bezochten geesteszieke pelgrims uit binnen- en buitenland Ronse om genezing te vinden bij hun patroon Sint-Hermes.
De Hermescultus genoot in 1392 al genoeg uitstraling om de aandacht van het Franse koninklijk hof te trekken. Dat bleek toen de Franse koning Charles VI een levensgroot wassen beeld van zichzelf naar Ronse en Haspres (Fr.) liet brengen om genezing te bekomen voor herhaalde aanvallen van razernij en waanzin.
De geneeskundige hulp kregen de Ronsenaren zelf niet cadeau. Voorwaarde om die genezing te krijgen was een fysieke inspanning. Die tegenprestatie was voor pelgrims die van ver kwamen geen probleem maar de inwoners van Ronse waren er al en konden dus niet bogen op een fysieke inspanning. Daarom bedachten ze de jaarlijkse Fiertelommegang die rond de hele stad gaat. Een dagtocht van maar liefst 32,6 kilometer waarin de relieken van Sint Hermes in een schrijn meegevoerd worden. Zo is iedereen binnen die cirkel ook beschermd tegen geestesziekte door Sint Hermes.
Key groot als een ey in uw kop gezwollen
Door de eeuwen heen werden in Ronse nogal wat geneeskundige behandelingen gebruikt. Zoals iedere andere heilige die iets met gezondheidszorg te maken had koos ook de Sint-Hermesverering haar eigen aanpak om zieken te genezen. Middeleeuwse volksliedjes verwijzen daarnaar:
Te Ronse wert sinte Remeus versocht
daer werden de dulle lien gebrocht
en die ginc men den duyvel daer uyt lezen…”
Wech, pact U na Ronse en laet U daer benamen
Al was de key groot als een ey
Al in uw kop gezwollen,
Gy moet al mee naer Ronse ter stee.
****
Vrij vertaald:
In Ronse wordt Sint-Hermes bezocht,
waar de dolle lieden worden gebracht.
En daar verdrijft men de duivel met belezen…
Ga weg, haast je naar Ronse en laat je daar helen,
al is de kwaal groot als een ei,
diep in je hoofd gezwollen,
je moet ook naar Ronse
Deze regels beschrijven de pelgrimage naar Ronse, waar Sint-Hermes, als beschermheilige tegen waanzin en geestesziekten, word aangeroepen voor hulp. Mensen die lijden aan psychische stoornissen (“dolle lieden”) werden naar Ronse gebracht in de hoop dat het uitspreken van gebeden en rituelen door de priesters (“de duivel daar uit lezen”) hen zou genezen. De passage roept iedereen op om ongeacht de omvang van zijn of haar mentale problemen naar Ronse te gaan.
Zowel het belezen als het keisnijden in het lied stoelen op suggestie.
Keisnijders waren vaak rondreizende kwakzalvers die op jaarmarkten het keisnijden beoefenden. Zij maakten zonder verdoving een snede in de hoofdhuid van de patiënt met bijvoorbeeld een hersenziekte, epilepsie, psychose of depressie en deden alsof ze uit het hoofd een kei verwijderden.
De ‘keisnijding’ van Jeroen Bosch (1450-1516) toont zo’n nepoperatie waarbij een gat in een schedel geboord wordt. De keisnijder op het paneel heeft een omgekeerde trechter op het hoofd (‘de trechter der wijsheid’, maar ook als symbool van oplichting’. Ook van Pieter Breughel de oudere is een aantal tekeningen bewaard gebleven van keisnijden. Op een daarvan staat op de zoom van de tabberd van de keisnijder geschreven: ‘den Deken van Ronse’.
Gij moet naar Ronse om belezen te worden
Keisnijden kwam in een kwade reuk te staan maar alsof Hermes, god van welsprekendheid, een handje hielp bleef het belezen succesvol en bestaat het nog steeds.
‘Belezen’ verwijst naar een vorm van volksgeneeskunst die bestaat uit het al dan niet fluisterend opzeggen van formules: spreuken of gebeden, om kwalen te genezen, zoals het wegnemen van wratten, het verminderen van koorts of als bescherming tegen ziekten en andere onheil.
Van de late middeleeuwen tot vroege moderne tijd maar vooral in de 15e tot de 17e eeuw bleef het belezen populair en speelde misschien de belangrijkste rol in de behandeling van geesteszieken in de Sint-Hermes cultus.
De ‘belezing’ of het voorlezen van gebeden aan de patiënten was een gebruikelijke praktijk in Ronse en gebeurde in de Sint-Hermeskapel of tijdens processies.
Zoals Sint-Hermes ontstond als een mengeling van twee culturen ontwikkelde het belezen zich ook als een mengeling van voor-christelijke en christelijke rituelen.
Dat blijk uit onder meer het voorschrift om de belezene tijdens de bezwering een aantal ‘wees gegroetjes’ of een stuk uit het Sint-Jans evangelie te laten opzeggen.
De behandeling bestond voornamelijk uit het onophoudelijk voorlezen van gebeden en heilige teksten. Dit eentonige en herhalende voorlezen werkte waarschijnlijk slaapverwekkend, waardoor patiënten minder kritisch werden en de woorden makkelijker accepteerden. Daarnaast hielp deze methode, waarbij suggestie of zelfsuggestie een rol speelde, patiënten om rustiger te worden. Bovendien kon het ritmische en repetitieve karakter van de gebeden zowel bij de voorlezer als bij de luisteraar een trance-achtige toestand opwekken, vergelijkbaar met de trance die tijdens hypnose wordt bereikt. De doorlopende focus op de tekst hielp mee om een diepe, hypnotische ervaring te induceren.
Als een honts gebas
Catherine du Jonqua uit Antwerpen was iemand die belezen werd.
Zij vertoonde tekenen van krankzinnigheid en werd naar Ronse gestuurd, waar ze negen dagen werd ‘belezen’ in de kapel van Sint-Hermes. Het was een typisch voorbeeld van een bedevaart naar Ronse. Cathérine, geboren in Antwerpen in 1586 woonde tot 1609 in Doornik, waar zich een eerste aanval van krankzinnigheid manifesteerde, waarbij zij:
‘heeft beghinnen vreeselick te schudden ende met roepen ende tieren heel het huys te beroeren, sonder nochtans eenighe spraecke te gheven’.
In 1610 werd zij begijn in het Groot Begijnhof Sint-Elisabeth in Gent, na bijna twee probleemloze jaren.
Maar al snel heeft zij:
‘wederom dierghelicke schuddinghe ghevoelt met groote pyne in al haer lichaem, alsoo dat vier menschen haer conden stil houden over het groot gewelt dat sy dede’.
Belezingen en geneeskundige behandeling boden geen soelaas, want zij kreeg aanvallen:
‘in forme van een honts gebas, eene goede wyle gheduerende, daernaer heeft zy ghemaeckt een ander gheruchte als oft een coe gheweest hadde’. In 1618 stelt de pastoor van Pamele voor ‘dat ick haer naer Ronsse soude
beschicken dwelck ick oock ghedaen hebbe, ende is aldaer neghen daghen belesen gheweest in de capelle van St-Hermes soo van mynheer den proost doen was, als van den capellaen van St-Hermes heer Jan, met haer hebbende haer suster Jenne, oock beghynken van Ste-Elisabeth. Maer al te vergeefs’.
Uiteindelijk zal zij pas in 1638 volledig genezen tijdens een noveen bij Sint-Anna in Bottelare.
In de Nederlandstalige traditie is de kunst van ‘belezen’ dus honderden jaren een onderdeel van de volkscultuur. Deze praktijk lijkt een voorloper van gestructureerde moderne technieken zoals hypnotherapie, neuro-linguïstisch programmeren en het actuele comfort talk.
Nog onfatsoenlijker
Toch vond de bisschop van Mechelen de bezweringsformules die in Ronse ontstonden en gebruikt werden indecent en verbood ze in 1597.
Nog onfatsoenlijker vond hij de in Ronse gebruikelijke badbehandeling van patiënten. Hoewel het elders ook voorkwam dat mensen naar bronnen gebracht werden en met al dan niet gewijd water overgoten werden noemde de bisschop de water- en badbehandeling bij Sint Hermes oneerbaar omdat daar sprake was van totale ontbloting van de energumenen (“bezeten personen”) van beiderlei geslacht in de kerk zelf. De onderdompeling in beurtelings koud en warm water was een essentieel onderdeel van de ritus van Ronse. Dat gebeurde in twee aparte badkamers voor mannen en vrouwen onder toezicht van een badman en badvrouw.
Het bad maakte van de pelgrim in wording, de echte officiële pelgrim. En alleen die kon zich beroepen op de privileges der zieken. Pas als hij ingeschreven was en volgens het gebruik in bad was geweest kreeg hij een getuigschrift en was daarmee gevrijwaard van gerechtelijke straffen. Men sprak zelfs niet van een pelgrim van Sint Hermes maar over iemand die vroeger ‘in het bad geweest was‘. Een andere gebruikelijke uitspraak om een geesteszieke aan te duiden was het gezegde ‘te Ronse te boek staan’ zodat men wist dat iemand daar geregistreerd stond. De gewone man noemde die administratie de zottenboeken. Onterecht want officieel sprak met niet over zotten bezetenen of gekken maar over ‘zieken van de kerk’.
Hoewel we van de aard van de geestesziekten weinig weten kunnen we wel uit de duur van het verblijf in Ronse concluderen dat het bad vooral bedoeld was voor de lichtere gevallen. Sint-Hermes kende een bedevaart van 9 dagen en een 40 daags verblijf in de stad. Alleen de negendaagse pelgrim kwam in aanmerking voor de badbehandeling. Het baden moest zo dicht mogelijk bij Sint-Hermes gebeuren en tijdens het baden werden op kosten van de zieke één tot vier kaarsen gebrand tijdens de mis tot aan het einde van het baden.
Patient zelf ook aan de slag
Bij de behandeling bleef de patiënt niet passief. Net zoals in de moderne psychotherapie werd van hem zelf een inbreng verwacht. Hij was verplicht voordat de sacrale behandeling begon, voorzover in staat, te biechten waarin zonden werden beleden en vergeving ontvangen, te communiceren, dat wil zeggen deelnemen aan de Eucharistie door het brood (het Lichaam van Christus) te ontvangen. Behalve deze spirituele communicatie met God moest hij elke dag van zijn pelgrimage de mis gaan horen en op feestdagen bij het koorgebed assisteren.
Omdat de zieke zo dicht mogelijk bij de heilige moest verblijven sloeg menig zieke pelgrim zijn bed op in de kerk en woonde daar gedurende zijn negen of veertig daagse pelgrimage. In de kerk van Sint Hermes zijn de ijzeren ringen in de muren bewaard gebleven waarmee onrustigen en razenden gebonden werden.
Van de nood werd een deugd gemaakt door de ketenen bij voorkeur rechtstreeks met de krachtbron te verbinden, namelijk de heilige. Dit doet denken aan het dierlijk magnetisme, waarbij Anton Mesmer zichzelf als de krachtbron voor zijn behandelingen beschouwde.
Zelfs na het verblijf in Ronse ging de behandeling door. Als de pelgrim uit Ronse huiswaarts trok moest hij beloven elk jaar de feestdag van de heilige 28 augustus te vieren en een eerbetoon opsturen naar het pelgrimsoord. Voorts nam hij een pelgrimsinsigne mee. Een in edelmetaal of lood gegoten afbeelding die niet als souvenir maar als draagbare kleine krachtcentrale fungeerde.
Ook kon de zieke een offer achterlaten bij de heilige in de vorm van een ex voto. Zo’n geschenk uit dank voor een ontvangen zegen kon variëren van eenvoudige schriftelijke dankbetuigingen tot complexe voorwerpen zoals schilderijen, plaquettes, en modellen van lichaamsdelen die zijn genezen Een morfologisch ex voto heeft de vorm van het lichaamsdeel waarvoor genezing werd verkregen of zoals vrouwen die na een lange periode van onvruchtbaarheid zwanger werden, een wassen of gipsen afbeelding van een baby offerden.
Hoe kwam Sins Hermes aan zijn specialisme?
Onderzoekers geloven niet dat de plaatselijke geestelijken eenzijdig besloten om Sint Hermes zijn specialisme toe te kennen. Volgens onderzoeker Gorissen kwam die ‘specialisering’ van de heilige van ‘onderuit, vanuit de volksaard en werd niet bepaald of opgelegd door de geestelijke overheid. Het is de volksmens die, steeds op zoek naar bescherming tegen de onzekerheden van het dagelijks leven, en dus afhankelijk van een welbepaalde omstandigheid of behoefte, de heilige begint te begiftigen met een specifiek ‘werkdomein’. Ook Beek is genuanceerder. Hij meent dat de intrinsieke behoefte van de lokale gemeenschap de specialisatie van de heilige bepaalt. Daarbij wordt de invloed van de lokale geestelijkheid niet weggecijferd.
Anderen verklaren dat men, bij gebrek aan een sensationeel feit in het leven van de heilige, zocht naar een symbolische heldendaad, waarbij de martelaar de strijd aanbindt met zijn grootste vijand, de duivel, en die overwint. Van de strijd tegen de duivel naar de bestrijding van de bezetenheid is slechts een kleine stap.
Sint Hypnos cultuur
Stadsarchivaris Eric Devos meent dat ook tradities evolueren. Je mag volgens hem de cultus van Sint-Hermes niet als een statisch en onveranderlijk gegeven zien. Daar zou hij wel eens gelijk in kunnen hebben. Niet alleen met het wat maar ook met het hoe. Niet alleen de vraag waardoor Sint Hermes zijn specialisme kreeg maar ook manier waarop de mensen – geestelijken en leken dat proberen te bewerkstelligen, evolueert. Men zoekt de gebruiken bij de gekozen doelstelling. Dat blijkt onder meer met de Sint-Hermes-cultuur in Ronse. Daar zien we gebruiken terug die niet uniek zijn of alleen gebonden aan de figuur van Sint-Hermes. Boeiend is bovendien dat die gebruiken tevens de voorlopers lijken van wat nu hypnose en hypnotherapie heten. Het lijkt alsof de cultuur van de Sint-Hermes evolueert naar een Sint-Hypnos cultuur.
In de loop van de tijd werden gebruiken – soms overgenomen uit de heidense culturen – al dan niet aangepast aan de christelijke cultuur. Soms lijken het vooral heidense gebruiken en andere keren lijken ze vooral ingegeven door kerkelijke belangen. Niet zelden leiden de inzichten van de gewone man en de plaatselijk officiële kerk tot uitgebalanceerde compromissen. Dat blijkt bij het eerder ingeburgerde baden. Aan water werd al voor het Christendoom magische leenskracht en genezig toegschreven. In de loop van de tijd kwam er de verklaring bij dat het wassen hielp de toegangswegen voor de duivel af te schermen.
Biecht
In chronologische volgorde zien we de volgende gebruiken. Al heel vroeg – 5e eeuw- maar vooral als verplicht streng aangeraden na het Vierde Lateraans Concilie van 1215, werd het biechten populair. De biecht is het kerkelijk gebruik waarin een gelovige zijn zonden belijdt aan een priester (biechtvader). Het is het sacrament van boete en verzoening en daarom kan een priester, in Christus’ naam zonden vergeven. De biecht is gebaseerd op hetgeen Jezus tegen zijn Apostelen zei op de dag van Zijn verrijzenis: ‘Aan wie ge zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.’ (Joh. 20, 23)
Op straffe van hel en vagevuur – de plek waar doden wachten op hun veroordeling- werden alle Christenen gedwongen hun zonden aan de priester op te biechten. Aanvankelijk was de biecht gezamenlijk en dus openbaar. In de 6e en 7e eeuw werd de privébiecht ingevoerd. Eerst alleen in kloosters maar later ook voor het volk. Ook vanaf de 5e eeuw begon de katholieke kerk de dagelijkse zonden te vergeven. In Ronse was de biecht verplicht voor de bezoeker van Sint Hermes. Alleen dan had de patiënt recht op vergeving van zijn zonden, de sacrale behandeling en te communiceren.
Heidense bedevaarten
Ook voor de komst van het christendom werden in Europa bedevaarten gemaakt. Men reisde ook toen naar bepaalde plaatsen, waarschijnlijk in de hoop genezen te worden van een kwaal of verwonding. Rondom Stonehenge werden lichamen van zieken gevonden die, zo konden archeologen aantonen, van ver waren gekomen. Dat was ook het geval bij Glastonbury, Stonehenge en Externsteine.
Vooral vanaf de 5e tot de 15e eeuw was de christelijke bedevaart populair. Pelgrims reisden naar Palestina, Rome of minder exotische oorden om over God of het leven na te denken, om respect te betuigen, om inspiratie te verkrijgen, om tot bezinning te komen, om afstand te nemen van een hectisch dagelijks bestaan, om ‘de ervaring’, ‘om er geweest te zijn’, of om andere mensen te ontmoeten. Ronse was ook zo’n bedevaartsoord. Pelgrims gingen groepsgewijs of alleen op pad om genezing af te smeken voor zichzelf of een geliefde. Ze deden dat vaak uit eigen beweging maar niet zelden werd een bedevaart als straf of verplichte behandeling opgelegd. Dat overkwam ook mensen in de 15e en 16e eeuw. Volgens de zottenboeken van Ronse stuurde de stad Rijsel in 1436 en 1488 agressieve zwakzinnigen op een verplichte bedevaart naar Ronse voor behandeling. Hoewel het de vraag is of het werkelijk zwakzinnigen waren was de bedoeling van de gemeentebestuurders duidelijk. Volgens de administratie van Sint Hermes werd in 1564 Cornelius Van den Berghe, kapelaan van het O.L.Vrouwkapittel in Kortrijk, om een nu onbekende reden naar Ronse gestuurd voor een strafbedevaart.
Combinatie liturgische praktijken en volkse associaties
De behandeling onder Sint-Hermes van Ronse als geneesheilige van geestes- en zenuwzieken ontstond door een combinatie van liturgische praktijken en volkse associaties. Een cruciaal element in dit proces was de lezing van een evangeliefragment op zijn feestdag waarin Christus zieken en bezetenen geneest. Hoewel deze tekst ook elders en voor andere martelaars gebruikt werd, hebben de Ronsenaars het specifiek toegepast op Hermes. Deze liturgische benadering wordt echter als onwaarschijnlijk beschouwd door sommigen omdat het een exclusieve impuls van de geestelijkheid veronderstelt en de mis in het Latijn, onbegrepen door de leken, werd opgedragen.
Een andere theorie stelt dat de lokale gemeenschap een symbolische heldendaad heeft gecreëerd waarbij Hermes de duivel bestrijdt, wat gemakkelijk kon overgaan in het bestrijden van bezetenheid. Dit duidt op een mogelijke creatie van zijn specialiteit vanuit de behoefte om een krachtige en relaterende heldendaad toe te schrijven aan de heilige, aangezien er geen sensationele feiten in zijn leven waren om zich op te baseren. De lokale gemeenschap en culturele praktijken speelden dus een belangrijke rol bij het vormen van zijn specifieke associatie met geestesziekten.
Exorcisme
Na het baden, biechten en de communie van de geesteszieke volgde een duiveluitdrijving, een exorcisme waarbij de priester met teksten uit het boek der bezweringen aan de slag ging.
1597 was het jaar dat een onderdeel van de behandeling geschrapt. In de nasleep van het Concilie van Trente werd een aantal vroeger gedoogde vormen van volksgeloof aan banden gelegd. Toen bezocht Hovius, aartsbisschop van Mechelen op 3 november Ronse en verbood een aantal tot dan toe gedoogde ‘uitwassen’ in de cultus van Hermes waaronder het baden, het exorcisme. Het baden bleef beperkt tot een zuinig sprenkelen en de priester mocht het boek der bezweringen niet meer gebruiken. In plaats daarvan sprak hij gewijde teksten uit en vroeg Sint Hermes om tussenkomst.
Het excorsisme beleefde een wonderbaarlijk wederopstanding. De kerk zelf kwam er terug op haar verbod. Nog in 2023 stelde ze de theoloog en rector van de Sint-Hermesbasiliek in Ronse, Michel T’Joen aan als exorcist voor het bisdom Gent. In de krant verklaarde hij gemiddeld een vijftal duiveluitdrijvingen per maand ‘te doen’ “Sommigen worden door hun psychiater of therapeut doorgestuurd.” En in maart van 2024 schreef de pers dat ‘De Vlaamse psychiatrie zich beraadt over patiënten die om exorcisme of een duiveluitdrijving vragen. En dat is heus niet de enige plek waar de duivel springlevend blijkt. “In veel parochies kunnen ze de vraag niet meer aan.”
Verwachting en suggestie
Het geloof en de verwachting dat de relieken van Sint-Hermes genezing kunnen brengen, kunnen de deelnemers in een psychologisch ontvankelijke staat brengen. Dit kan vergeleken worden met de suggestibiliteit die in hypnose wordt benut. De praktijken en rituelen in de Hermes cultus hebben overeenkomsten met therapeutische hypnose en suggestie. Het voorlezen van gebeden en teksten aan geesteszieken als een vorm van suggestie, waarbij het repetitieve en ritmische karakter kan leiden tot een trance-achtige, meditatieve toestand is vergelijkbaar met modern hypnotiseren. Het vereren van relieken wekt bij mensen individuele verwachtingen op dat ze kunnen genezen. Maar er zijn ook groepsverwachtingen die invloed hebben op het individu. Deze groepsverwachtingen komen onder meer tot stand doordat men relieken meedraagt in processies. Wanneer mensen openlijk op bedevaart gaan en deelnemen aan de rituelen tijdens zo’n bedevaart, zoals in Ronse, ontstaat er een sterke suggestieve verwachting en geloof in genezing. Dat geldt ook voor andere rituelen en exorcisme. Daarbij kunnen patienten zich los van hun normale bewustzijn als somnambule gedragen. Geestelijke genezing en gebedsgenezing lijken op mesmerisme in die zin dat genezende krachten overgedragen kunnen worden via handelingen of objecten, zoals de relieken van Sint-Hermes.
©2024 Johan Eland
Bronnen
Annalen – geschied- en oudheidkundige kring van Ronse – 2014
Anoniem, Het kapittel van Sint-Hermes binnen Ronse, Van den Daele, 1892.
Damme, Jan van, Sint-Hermes. Van Rome tot Ronse, 2000
Devos, Eric, Sint-Hermes en de krankzinnigen: een verward verhaal vol verrassingen ; Annalen – geschied- en oudheidkundige kring van Ronse lxii – 2013
Gorissen (P.), Sint-Hermes; in: Spiegel Historiael; 1969 – n° 10; pp. 553 e.v.
T’Joen, Michel, G.v.A., 31 oktober 2023 & NieuwsbladBe 10 maart 2024
Lees verder: Wie bedacht de naam hypnose