Sigmund Freud en hypnose: Verbindingsschakel dringend gewenst
Warme baden en massages deel van hypnosebehandeling
Wie wil weten wat Sigmund Freud vond van hypnose doet er goed aan onderscheid te maken tussen zijn praktische en zijn theoretische werk. Veel is er geschreven over Freud en hypnose en één ding blijkt daaruit zonneklaar: zijn verdiensten voor de hypnose lagen niet in de klinische praktijk. Dat wist hij zelf als geen ander.
Toch begon hij enthousiast met hypnose. Aan zijn vriend Robert Fliess schreef hij op 28 december 1887: ‘Ik heb mij de laatste weken op de hypnose gestort en tal van kleine maar opmerkelijke resultaten behaald’. In een vinnige voetnoot van zijn recensie (1889) van het boek ‘Der Hypnotismus’ van Forel reageerde Freud op een aanval van Th. Meynert: ‘Ik moet hofraad Meynert opnieuw corrigeren: hij beweert over mij dat ik ‘alhier als in hypnose geschoold arts’ actief ben. Dat is te weinig gezegd en zou bij buitenstaanders het onjuiste idee kunnen doen postvatten dat ik niets anders doe dan hypnotiseren. Ik woon ‘alhier’ veeleer als zenuwarts en gebruik alle therapeutische methoden die een zenuwarts ten dienste staan. Vanwege de successen die ik door toepassing van hypnose tot dusver bereikt heb, zie ik het echter als mijn taak ook in het vervolg niet van dit machtige hulpmiddel af te zien.’
Freud schreef het succes van de hypnosebehandelingen grotendeels toe aan de suggestibiliteit van de patiënt en de omstandigheden waarin de therapie zich afspeelt: ‘Het komt bijna meer op de geaardheid van het subject dan op de aard van zijn ziekte aan. Bij de ene persoon is er amper een symptoom dat niet voor suggestie zwicht, al is het organisch nog zo goed gefundeerd, zoals de duizeligheid bij de ziekte van Ménière of het hoesten bij tuberculose; bij de ander lukt het niet stellig psychisch veroorzaakte stoornissen te beïnvloeden. Niet minder relevant zijn de bekwaamheid van de hypnotiseur en de omstandigheden waaronder hij zijn patiënten onder hypnose kan brengen. Ikzelf heb niet te klagen over gunstige resultaten door hypnotische behandeling, maar ik waag mij niet aan sommige genezingen zoals ik die bij Liébeault en Bernheim in Nancy heb gezien. Ik weet ook dat deze resultaten voor een groot deel te danken zijn aan de ‘suggestieve atmosfeer’ die de kliniek van deze twee artsen omringt, aan de sfeer en de stemming van de patiënten, zaken die ik bij mijn proefpersonen niet altijd kan goedmaken.’
Praktijkgeval
In strijd met zijn brief aan Fliess schreef Freud dat zijn eerste behandeling met hypnose begon in 1889. Zijn patiënt was Emmy von N., een 40 jarige vrouw met hysterische klachten. Ze werd geplaagd door tal van symptomen: klakken met haar tong, tics, spasmen, haperend praten tot stotteren en maagpijn. Ze kwam met het grootste gemak in somnambulisme. Voorafgaand aan de hypnose nam de patiënte meestal een warm bad en soms een zemelenbad. Ook de massage die Freud haar daarna gaf, zag hij als een onderdeel van de behandeling. De vrouw vertelde tijdens de massage wat haar dwars zat en Freud concludeerde: ‘Zo doet zich telkens al tijdens de massage mijn invloed gevoelen, ze wordt kalmer en helderder en ontdekt ook zonder hypnotische ondervraging de redenen van haar neerslachtigheid van dat moment. Ook het gesprek dat ze tijdens het masseren met mij voert, is niet zo planloos als het lijkt; het bevat juist de vrij complete reproductie van de herinneringen en nieuwe indrukken die haar sinds ons laatste gesprek hebben beïnvloed en loopt vaak totaal onverwachts uit op pathogene reminiscenties die ze zich ongevraagd laat ontvallen…’
De vrouw bleek traumatische ervaringen te hebben waarvan ze tijdens het vertellen de scène in kwestie plastisch en in hun natuurlijk kleuren voor zich zag. Freud: ‘Mijn therapie bestaat uit het uitwissen van deze beelden, zodat ze niet opnieuw voor haar geestesoog kunnen verschijnen. Ter ondersteuning van de suggestie strijk ik haar meermalen over de ogen.’ Ook nam hij door strijken de maagpijn weg.
Freud zocht niet naar ziektesymptomen en hun motivering maar wachtte af tot er iets verscheen of totdat de patiënte een beangstigende gedachte bekende. Hij ontdekte dat hypnose op die manier nog maar weinig opleverde. Meestal gebruikte ik ze ‘om haar dingen te laten leren die haar steeds bij moesten blijven en haar ervoor moesten behoeden thuis opnieuw in zulke toestanden te vervallen. Ik was indertijd tijd volkomen in de ban van Bernheims boek over suggestie en verwachtte meer van zulke didactische beïnvloeding dan ik tegenwoordig zou doen.’ De gezondheid van de vrouw ging in korte tijd zo sterk vooruit dat Freud haar na een behandeling van zeven weken naar haar huis aan de Oosterzee liet teruggaan.
Freud hield zich ook na haar ontslag op de hoogte van haar gezondheid. Na 1890 werden de berichten schaarser maar in de zomer van 1893 kreeg hij een briefje waarin ze hem vroeg om zich door een andere arts te mogen laten hypnotiseren, want ze was weer ziek en kon niet naar Wenen komen. Freud herinnerde zich dat hij haar in 1890 op haar eigen verzoek tegen hypnose door buitenstaanders had beschermd zodat ze niet het gevaar zou lopen, zoals eerder, onder pijnlijke dwang van een haar antpathieke arts gebukt te gaan. ‘Ik deed nu dan ook per brief afstand van mijn exclusieve privilege.’
Maar langzamerhand veranderde Freud van mening over hypnose. In 1905 verklaarde hij: ‘Nu heb ik sinds een jaar of acht geen hypnose meer voor therapeutische doeleinden gebruik (incidentele pogingen uitgezonderd) In 1910 vertelde hij hoe zijn standpunt veranderde. ‘Nu was mij de hypnose als een grillig en om zo te zeggen mystiek hulpmiddel al vlug onaangenaam geworden; toen ik echter merkte dat dat het me ondanks al mijn inspanningen niet wilde lukken meer dan een fractie van mijn patiënten in de hypnotische toestand te brengen, besloot ik de hypnose op te geven’. Daarnaast stopte Freud met hypnotiseren omdat het naar hij zei een tijdrovende bezigheid was.
Met mystiek bedoelde Freud niet bovennatuurlijk of spiritueel maar dat hypnose hem in wetenschappelijk en therapeutisch opzicht een raadsel was. Overigens bleef hij wel hypnotiseren als hulpmiddel in de cathartische methode en om directe suggesties te geven.
Freud bleef dankbaar voor het hypnotisme: Wij ‘mogen ons voor zijn legitieme erfgenamen uitgeven en vergeten niet hoeveel aansporing en theoretische verheldering wij aan het hypnotisme te danken hebben’. En ‘Men moet de oude hypnotische techniek dankbaar blijven dat ze ons individuele psychische processen in geïsoleerde staat en schematisch heeft getoond. Alleen zo konden wij de moed vergaren om gecompliceerde situaties in de analytische kuur zelf te creëren en doorzichtig te houden.’
Theorie
Hoewel Freuds kracht niet de praktische toepassing van hypnose was, maakte hij zich toch verdienstelijk voor de hypnose door zijn denkwerk en theorievorming. Die gaf hij vorm in recensies van de boeken van Bernheim en Forel en andere publicaties.
Met zijn voorwoord in Bernheims boek over suggestie greep hij de gelegenheid aan om zijn visie op de strijd tussen de school van Nancy en de school van Salpétrière te geven. Daarin viel hij Charcot niet af: ‘Er is waarheid in Charcots stelling’. Freud liet zich hier vooral gelden als zenuwarts: Niets alles is alleen psychisch, niet alles is alleen fysiek. Met Bernheim vond hij dat de opdeling van hypnotische verschijnselen in fysiologische en psychische volstrekt onbevredigend: ‘Een verbindingsschakel is dringend vereist.’
Freud schroomde niet Bernheim in zijn eigen boek te bekritiseren. In de discussie over de overeenkomsten en verschillen tussen hypnose en hysterie wees hij erop dat hysterie geen verlamming van individuele spieren kent evenmin perifere verlamming of verlamming van gelaatsspieren met een centraal karakter. ‘De heer Bernheim had niet mogen verzuimen het fenomeen van de hyperexcitabilité neuromusculaire met suggestie op te wekken; dat hij dit niet heeft gedaan, betekent een grote lacune in zijn bewijsvoering.’
In zijn recensie van Forels ‘Der Hypnotismus’ 1889 zette Freud critici van hypnose stevig op hun nummer. Hij benadrukte dat Forel in de hypnosepraktijk ijzersterk was en diens praktijkervaring boven alle twijfel verheven. Dat gaf hem juist gelegenheid in het strijdperk te treden tegen tegenstanders van het hypnotisme.
Freud verweet hen een onwetenschappelijke houding. Ze hebben de nieuwe therapeutische methode niet geverifieerd en pasten geen onpartijdig en zorgvuldig onderzoek toe zoals het hoort bij een nieuw geneesmiddel maar verwierpen hypnose op voorhand. Geen greintje kennis weerhoudt hen ervan hun weerzin onbillijk en zeer scherp te uiten. Weer kreeg hofraad Th. Meynert er van langs. Juist mannen al hij, met een groot gezag, doen met hun onwetenschappelijke kritiek de hypnose veel schade vond Freud.
Mensen die praten over schadelijke hypnose weten niet waar ze het over hebben. Freud: ’Maar hypnose is, als ze volledig succes heeft, niets anders dan de gewone, ons allen zo vertrouwde, zij het in zo veel opzichten nog zo slecht begrepen slaap. En als ze minder succesvol is correspondeert ze met verschillende stadia van het inslapen. Was de kritiek terecht dan, zouden wij artsen eigenlijk alle reden hebben mensen uit hun slaap te houden.’
En zo smaalde Freud ‘is het geven van de suggestie dan de schadelijke factor? Ondenkbaar, want de aanvallen van de tegenstanders keren zich opmerkelijk genoeg helemaal niet tegen suggestie. Het gebruik van suggestie is, naar het schijnt, de arts vertrouwd. ‘Wij suggeren allemaal voortdurend’, zeggen zij, en inderdaad is de arts – ook de niet-hypnotiseur – nooit zo voldaan als wanneer hij door de macht van zijn persoonlijkheid, de invloed van zijn woorden en van zijn …gezag een ziekteverschijnsel uit de aandacht van de patiënt heeft verdrongen. Ook interessant, meesmuilde Freud, zijn de plotselinge verdedigers van de ‘persoonlijke wilsvrijheid’. Zijn dat niet juist de psychiaters die gewend zijn de ‘vrij opbloeiende geesteswerkzaamheid’ van hun patiënten met grote doses broom, morfine en chloral te verstikken? Zijn ze vergeten dat de hypnotische onderdrukking van de zelfstandigheid van de patiënt partieel is en zich alleen keert tegen ziektesymptomen en dat – zoals wel honderd keer is betoogd – de hele sociale opvoeding berust op onderdrukking van onbruikbare voorstellingen en motieven en op hun vervanging door betere?
Freud liet nooit na de aandacht te vestigen op de posthypnotische suggestie. Hoogst interessant vond hij Forels uiteenzettingen over ‘posthypnotische verschijnselen, suggestie op een vooraf bepaald tijdstip en suggestie in waaktoestand’. ‘Een reeks verschijnselen waarvan de bestudering reeds zeer waardevolle informatie over de normale psychische processen van de mens heeft verschaft, maar waarvan de interpretatie nog heel controversieel is.’
De tips van Forel voor praktische toepassing van het hypnotisme vielen ook in de smaak bij Freud: ‘Zo schrijft alleen een arts die een moeilijk onderwerp volkomen beheerst en zulks combineert met de vaste overtuiging van het belang daarvan.’ Want zei Freud: ‘Hypnotiseren is heus niet zo gemakkelijk als ze op de vergadering van het Berliner Mediz. Gesellschaft (1889) beweerden. Daar zei voorzitter prof. Ewald dat hypnotische suggestie geen wetenschappelijke methode was maar louter een behandeling in handen van schaapherders en kwakzalvers.
Freud vond de opdeling van de hypnoseverschijnselen in fysiologische en psychische niet toereikend en wilde een verbindingsschakel hebben. Met zijn gevalsbeschrijvingen en recensies schetste hij een kader waarbinnen die schakel gevonden zou moeten worden. Hij besefte dat hypnotiseren een wederzijdse actie is waarbinnen de patiënt een belangrijke rol speelt: ‘Het komt bijna meer op de geaardheid van het subject dan aan de aard van zijn ziekte aan. De plooibaarheid van de patiënt is een belangrijke voorwaarde voor een goede hypnose.’
Al doende voegde Freud een paar belangrijke elementen toe. Over zijn eerste hypnosepatiënte, Emmy von N., vertelde hij dat ze voor de hypnose een warm bad nam. De massage die hij haar daarna gaf was deel van de behandeling en ze vertelde ondertussen wat haar dwars zat. Die vertrouwelijkheid was geen uitzondering. Freud: ‘Zo doet zich telkens al tijdens de massage mijn invloed gevoelen, ze wordt kalmer en helderder.’
Warme baden en massages zijn manieren om het hormoon oxytocine royaler te doen vloeien.
Dank zij de Australische onderzoeker professor Richard Bryant weten we dat naarmate het oxytocineniveau hoger is de hypnotiseerbaarheid toeneemt. Dat laat zich verklaren doordat oxytocine het wederzijdse vertrouwen vergroot. Een vertrouwen waarvan de therapeut voordeel kan trekken bij de hypnotisering en zijn therapeutische suggesties.
Over de exclusieve band tussen hypnotiseur en gehypnotiseerde, het rapport, zag Freud een pendant in de wijze waarop sommige mensen slapen: ‘Zoals een moeder die haar kind voedt.’ Hij bedoelde daarmee dat de moeder weliswaar slaapt maar tegelijkertijd allert is op wat haar kind doet. De verwijzing naar de voedende moeder is belangrijk want wellicht de meest werkzame stimulans van oxytocine is de borstvoeding. Het kindje masseert met zuigen en handjes de borsten waardoor de oxytocine rijkelijk vloeit. Dat zet de toeschietreflex in werking èn brengt tegelijkertijd de hechting tussen moeder en kind op gang.
Freud illustreerde mooi hij hoe sterk de hechting tussen hypnotiseur en hypnotisant kan zijn. Drie jaar na de behandeling, in de zomer van 1893, vroeg zijn voormalige patiënte, Emmy von N., hem om zich door een andere arts te mogen laten hypnotiseren. Hij deed per brief afstand van die exclusieve band.
Freud meende dat ‘de gelovige houding die de gehypnotiseerde tegenover de hypnotiseur inneemt’ buiten hypnose alleen te vinden is bij een kind tegenover beminde ouders en in sommige liefdesrelaties.
Zelfs de overtuiging van de hypnotiseur dat het rapport lijkt op de band tussen moeder en kind is al voldoende om de oxytocine te laten vloeien en daarmee het rapport te verstevigen.
Onderzoeksresultaten van L. Seltzer, R. Bryant en M. Riem lijken deze stelling gezamenlijk te onderbouwen.
Bryant liet tijdens een test proefpersonen aan een hechtingsfiguur denken. Dat konden zijn hun vader, moeder, kind, vriend enzovoort. Zonneklaar bleek dat zij die dachten aan een hechtingspersoon minder stresshormonen produceerden. L. Seltzer (2010) ontdekte dat als kinderen bij stress de stem van hun moeder horen hun cortisolspiegel drastisch daalt en die van oxytocine toeneemt. De aanwezigheid van de moeder was daarvoor niet nodig.
M. Riem en collega’s (2012) bewezen dat als je een vader een snuifje oxytocine geeft hij meer met zijn kind speelt. Tijdens het spel stijgt het oxytocinepeil van zijn kind mee. Niet alleen ontstaat er een fiks hoger oxytocinepeil bij het kind, maar ook de sociale gedragingen als een sociale, onderzoekende blik, langer aanraken, glimlachen en sociale wederkerigheid door vader en kind nemen toe.
Met warme baden en massage, ouder-kind relatie, borstvoeding en liefdesrelaties (met onder meer seks, zoenen, huid op huid contact, dansen, oogcontact) somde Freud alle belangrijke oxytocinestimulansen op. Enkele ervan zoals massage, warme baden bracht hij in praktijk. Andere sociaalpsychologische verschijnselen noemde hij om te wijzen op de overeenkomsten met hypnose en rapport. Samen lijken ze voldoende om daarmee de door Freud, Bernheim en anderen begeerde verbindingsschakel tussen fysieke en psychische eigenschappen van hypnose te vinden.
Waarom stoppen met hypnose?
Waarom Freud hypnose later afwees, laat zich met bovenstaande enigszins verklaren.
Het argument dat hypnose tijdrovend is, doet wat gekunsteld aan voor een arts die een bijna dagelijkse therapie voorstaat en soms jarenlang duurt. Anders ligt het bij zijn verzuchting dat hij slechts weinig patiënten in voldoende diepte kreeg.
Uit zijn eerste gevalsbeschrijving weten we dat Freud in het begin van zijn carrière daarvan minder last had. Emmy von N. kwam naar hij zei zelfs met het grootste gemak in somnambulisme.
Het klinkt onwaarschijnlijk dat Freud pas na 10 jaar tobben ontdekte dat hij onvoldoende diepte bereikte. Aannemelijker is dat hij in die jaren meer patiënten kreeg. Een uitgebreide voorbereiding met wellicht een massage is dan inderdaad tijdrovend. Achteraf moeten we misschien concluderen dat Freud zijn eerste successen dankte aan die intensieve voorbereiding van zichzelf en zijn patiënten. De daarmee gewonnen oxytocine hielp de vereiste hypnosediepte wel bereiken. Het schrappen daarvan lijkt nu een zuinigheid die de wijsheid bedriegt.
Bronnen
- Bernheim, H., Die suggestion und ihre Heilwirkung (1886), geautoriseerde Duitse editie van dr. Sigm. Freud, Leipzig & Wenen, 1888. Tweede druk met nieuw voorwoord door Freud, 1896.
- Bryant, Richard A., Lynette Hung, Adam J. Guastella, Philip B. Mitchell, (2011)
Oxytocin as a moderator of hypnotizability, Psychoneuroendocrinology, Available online 8 June 2011, - Forel,A., Der Hypnotismus, seine Bedeutung und seine Handhabung in Kurzgefasster Darstellung, Ferdinand Enke, Stuttgart, 1889, 88 blz.
- Riem, M.M.E., Bakermans-Kranenburg, M.J., Van IJzendoorn, M.H., Out, D., & Rombouts, S.A.R.B. (2012). Attachment in the brain: adult attachment representations predict amygdala and behavioral responses to infant crying. Attachment & Human Development, 14, 533-551.
- Seltzer Leslie, Mother’s voice lowers cortisol, boost oxytocin, iHealthBulletin News, May 16th, 2010.