Bestijg de trein nooit zonder uw valies met dromen
Hypnose en dromen: De Avondbode van 1837 en begin 1838 stond vol berichten over het vervoer met een ‘stoomvoertuig’ op de ‘stoomweg’. In België reed de eerste trein in 1835; in ons land pas in 1839. Dichter Isaac Da Costa noemt in zijn verzen de trein een duivels voertuig. Hij zag met de komst van de spoorwegen een nieuw tijdperk beginnen. De nieuwe goden waren ‘Kunst, Kracht en Industrie’ en de nieuwe eredienst was die van het ‘Genie’. (Vijf En Twintig Jaren. 1840)
Metalen tenten op tweelingslijn
en ’s aardrijks vaste korst in ijzren band geklemd,
waarop de spoortrein gonst, wedijvren met elkander.
Zie langs zijn tweelingslijn dien fellen Salamander!
Vuur sist het uit zijn buik, die rammelt over de aard.
Hy voert bevolkingen en legers in zijn staart,
metalen tenten, die met bliksemende wielen
wat stand houdt, waar hy schreeuwt, verplettren en vernielen
Hy runt, hy vliegt, hy rukt, verwaten en verwoed,
afgronden in ’t gezicht, en bergen te gemoet,
die wijken, of, doorboord, een open heirbaan laten.
Isaac Da Costa (1840, blz. 395)
Zoveel zenuwachtigheid veroorzaakten de boemels aanvankelijk niet maar ongeveer 50 jaar later viel het de redactie van De tijdspiegel (1892) op: “Zelfs de gewichtige ontdekkingen van de wetenschap zijn niet vrijgebleven slachtoffers te maken. Zoo ontvangen de gestichten in den laatsten tijd personen, die lijden aan microben- waanzin, bacteriomanie, electriciteits- en dynamietvrees en hypnose-angst. Ook het snellere volkenverkeer, de opeenhooping van bevolking in groote steden heeft veel toegebracht tot dien eigenaardigen waanzin, welken men plaats- of ruimteangst noemt. De snellere vervoermiddelen te land en te water hebben eene spoor- en bootvrees in ‘ t leven geroepen…”
Vijftien jaar later kreeg De Tijdspiegel bijval van psychiater G. Jelgersma. Hij verklaarde voor het psychiatriecongres van 1907 dat het jachtige tempo van de moderne tijd debet was aan het zenuwlijden van vooral de betere kringen. Zij moesten het hoofd bieden aan moderne uitvindingen als communicatiemiddelen en vervoermiddelen als treinen, trams, automobielen enzovoort. Ook de nieuwsvoorziening nam grote vormen aan. De snelle communicatiemiddelen als telegraaf en verbeterde druktechnieken maakten de nieuwsvoorziening in kwantiteit en kwaliteit overweldigend.
Treinangst
Ondanks die waarschuwingen denderde de trein van de vooruitgang onverminderd door. Voor sommige mensen is het treinreizen een zware opgave. In het toneelstuk ‘Mist’ (1939) van Jan de Hartog roept de hypnotiserende dokter Wilts uit: ‘H’m. Soms óók al behept met een van die modekwaaltjes van tegenwoordig? Een kleine phobie, hé? Plein-angst, trein-angst, water-angst, doktoren-angst…”
Van ontmoetingsplek naar stiltecoupé
Misschien door de alsmaar dreunende cadans, het geratel over de spoorbielzen of door het regelmatig wiegen is het treinreizen in de loop van de tijd geassocieerd met slapen en dus met hypnose. In veel verhalen komt de combinatie hypnose, trein en ontmoeting voor. Dat in die treinhypnose de fantasie geprikkeld wordt ontdekten ook veel dichters.
Piet Paaltjens (1867) stak de draak met de sociale functie van de trein. In zijn gedicht ‘Aan Rika’ betreurt hij het niet te kunnen kennismaken met een onbekende (Rika!) in een voorbijrazende trein:
Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp?
Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn,
Dan, onder hels geratel en gestamp,
Met u verplet te worden door één trein?
Terwijl ratelende wielen en de zacht schuddende trein hypnose of slaap induceren kan het voorbijrazend landschap werken als een hypnotische imaginatie. Dat kan volgens Willem Wilmink zowel een blik in het verleden als een blik op de toekomst zijn.
In de trein zit zijn vrouw tegenover hem. Hij mijmert:
Van nieuw begin naar nieuw begin
rijdt zij de wijde toekomst in,
en ik rij het verleden uit.
En beiden aan dezelfde ruit.
Ontmoetingen niet altijd in positieve zin.
Lev Tolstoj laat in 1889 in ‘De Kreutzersonate’ zijn hoofdpersoon zich tijdens een treingesprek met een medereiziger op de cadans van de trein steeds meer opwinden over de tranceverwekkende werking van muziek en in het bijzonder de Keutzersonate.
[…..] “Zij speelden de Kreutzersonate van Beethoven. Kent u het openingspresto? Kent u dat?! schreeuwde hij.
‘O!… Een verschrikkelijk ding. Wat is het eigenlijk?
Ik kan er niet bij. Wat is muziek eigenlijk? Wat doet muziek?
De componist van de Kreutzersonate, Beethoven, wist althans, waarom hij zich in die toestand bevond. Die toestand bracht hem tot bepaalde daden en daarom was die toestand voor hem zinvol, maar voor mij is die dat niet in het minst. Goed, er wordt een militaire mars gespeeld en de soldaten marcheren daarop en de muziek heeft zijn doel bereikt; het orkest speelt dansmuziek, ik dans op die muziek en de muziek is functioneel; er wordt een mis gezongen, ik neem deel aan de liturgie en weer heeft de muziek een functie… In China is de muziek een staatsaangelegenheid. En zo hoort het ook.
Mag men soms dulden, dat iedereen die daar zin in heeft in zijn eentje een ander of een hele menigte anderen hypnotiseert en vervolgens met die mensen doet waar hij maar zin in heeft? Waarbij dan nog komt, dat de eerste de beste verdorveling die hypnotiseur kan zijn. En in wat voor handen was dat verschrikkelijke middel geraakt?”
In het detectiveverhaal ‘The crime on the limited’ (1925) van Nat Ridley, Jr. wordt iemand in een trein vermoord. Daarbij speelt hypnose een belangrijke rol: “We hebben een mysterieuze moord gehad in de trein.”
“…Hij was dood. Hij had het ‘over zichzelf afgeroepen’. Was dat niet genoeg? Het meisje dacht snel na, haar ideeën hielden gelijke tred met de voortrazend trein…”
“…Ik heb hem vermoord!” riep het arme meisje. “Ik kan het niet langer ontkennen. Ik heb Victor met de dolk gestoken en ze zullen me ervoor executeren Ik heb hem gedood!” “Oh, Dora! Dat kun je niet menen!”, riep Inez. “Ja, ik heb hem vermoord!” raasde het gehypnotiseerde meisje. “Ik stak hem met de dolk!”
In het Nederlandse verhaal ‘Johan Erval’ van W. De Vletter (1893) lezen we: ‘Voort ging de trein, maar altijd had ik dat bleeke gezichtje voor me! Ik ging lang uit op de bank liggen en poogde te slapen, en daar klonken me de waarschuwende woorden van mijne vrouw in de ooren, en ik zag haar verpletteren door mijne schuld. Toen ik daarna in den trein een poos in slaap was gevallen, droomde ik dat met jou en Anton iets ernstigs gebeurd was. Daarom telegrapheerde ik. Ik kon het niet laten, en ik zal niet gerust zijn voor ik antwoord heb. Ja, ik heb veel misdreven… maar ik zal trachten alles goed te maken.”. “…Boomen en bloemen zou men kunnen veranderen en veredelen…mensen niet! Mensen niet? Niet door hypnotisme, door suggestie? Zou men zich zelven niet kunnen suggereeren, en zo de aangeboren ondeugden bestrijden?
Hypnose in de trein: onderzoek of misdaad
Dat misschien geholpen door de almaar dreunende cadans van een rijdende trein menigeen nog wel eens tijdens de reis in slaap wil vallen ontdekte dokter Albert van Renterghem ook. Hij hypnotiseerde tijdens een treinreis een slapende man en wilde daarmee aantonen dat hypnose en slaap verwant zijn en in elkaar kunnen overgaan. Hoe hij die ‘hypnose door verrassing’ deed beschreef hij in 1889 in het Tijdschrift voor de geneeskunde.
Tijdens een treinreis met twee vrienden dommelde een van de vrienden in. Hem had Van Renterghem ruim een jaar eerder behandeld voor reuma. De hypnose werd destijds ingeleid door eenvoudig sluiten van de ogen waarna de patiënt in een somnambuul stadium kwam. “Geen lectuur bij mij hebbende, kwam het denkbeeld bij mij op, een experiment te doen op mijn dommelende vriend.”
Zachtjes legde van Renterghem zijn linkerhand op de rechterknie van zijn proefkonijn en streek tot drie malen toe van boven naar beneden langs het onderbeen; daarna bracht hij de rechterhand van de slaper in de hoogte en overtuigde zich ervan dat deze star in de opgeheven houding bleef staan.
Vervolgens fluisterde hij hem zacht toe dat hij door zou slapen totdat ze zouden aankomen op hun plaats van bestemming. De fluit van de locomotief zou het signaal zijn voor ontwaken.
Toen nam van Renterghem een visitekaartje en schreef op de rugzijde: “Gij zult u hedenmiddag aan tafel, na de soep plotseling herinneren, dat ge mij nog vijf gulden schuldig zijt en mij die som ter hand stellen onder aanbieding uwer verontschuldiging, dat ge zoolang hebt gewacht die schuld af te doen.” Na het kaartje aan de andere reisgenoot te hebben getoond stopte van Renterghem het in de zak van de overjas van de slaper en begon met het geven van de suggesties: ”Ik krijg nog vijf gulden van je, dat weet je toch wel? (Slaper schudt het hoofd ontkennend) Herinnert je eens goed, de vorige maand toen we allen naar de komedie zijn geweest heb ik ze je geleend. Nu weet je het heel zeker! Niet waar, je herinnert het je goed? Nu antwoord de slaper met ‘Ja’. Van Renterghem gaat daarop verder met: “Vanmiddag aan tafel, na de soep zult ge plotseling u die schuld herinneren en mij onder veel excuses het geld betalen. Zult ge het doen? De slaper zegt ja en er wordt verder niet meer gesproken.
Ondanks stoppen en gefluit op tussengelegen stations ontwaakt de vriend niet. Pas als de trein binnenstoomt op hun bestemming ontwaakt hij en antwoord op de vraag van Van Renterghem dat hij een beetjes gesoesd heeft, wat gedommeld maar niet echt geslapen.
Als ze later die dag aan tafel zitten waarbij ook de vrouw en dochters van de man zitten realiseert zich de suggestie: Mijn vriend Y. tastte na de soep, in den zak, haalde zijne beurs tevoorschijn en begon aldus: ‘À propos, weet je wel dat je nog geld van me krijgt?”
Van Renterghem houdt zich onwetend maar de vriend houdt aan: “Ja wel, de vorige maand toen we naar de komedie waren heb je me geleend; waren het vier of zes gulden?”. Van Renterghem bekende schuldeiser te zijn van vijf gulden en bij het uitbetalen putte de vriend zich uit in verontschuldigingen voor zijn nalatigheid. De echtgenote van de man beknorde haar man om zijn nonchalance in geldzaken en het koste de hypnotiseur nog heel wat moeite om beide echtgenoten uit de droom te helpen. Pas nadat een van de dochters het kaartje uit haar vaders jaszak had gehaald en de andere reisgenoot als getuige optrad wilde de man geloven dat hij speelbal was geweest van Van Renterghems suggestie.
Van Renterghem concludeert uit dit experiment dat zij het bewijs levert dat de natuurlijke slaap over kan gaan in de hypnotische slaap, ”zij leert ons dat aanstaren, toespreken, sluiting van de oogleden niet noodzakelijk zijn om hypnose op te wekken; (in dit geval immers was de herinnering aan de zachte strijkingen, die ik de patiënt vroeger over zijn pijnlijke knie deed, genoegzaam om den eigenaardigen slaaptoestand te weeg te brengen); zoo doet zij ook duidelijk uitkomen hoe weinig waarde men behoeft te hechten aan de subjectieve appreciatie van al of niet slapen.”.
Van Renterghems collega Frederik van Eeden vond dat soort experimenten maar niks. Hij vond dat je alleen maar mocht hypnotiseren als dat een medisch doel diende.
Van deze Hollandse hypnosepioniers was geen kwaad te duchten. Maar dat het anders kan zien we in de film “Sleep, My Love” (1948) De makers daarvan waren kennelijk geïnspireerd door zulke treinhypnose. In deze film wil gladjanus Richard Courtland met de hulp van hypnotiserende gluiperd Charles Vernay dit mechanisme gebruiken om zich ontdoen van zijn echtgenote.
Scene 1: Hypnose van een slaper
Scene 2: Hypnose van een slaper
Ze willen de vrouw, Alison Courtland, laten geloven dat ze haar verstand aan het verliezen is. Nadat ze met drugs en hypnose bewerkt is wordt ze aan boord van een trein geloodst op weg naar Boston.
Anders dan de gehypnotiseerde vriend van dokter van Renterghem wordt Alison tijdens die treinreis wakker en begrijpt niet hoe ze daar is gekomen. Bovendien is ze verward door de aanwezigheid van een pistool in haar tas.
Haar echtgenoot, die zichzelf verwond heeft brengt de politie op de hoogte van haar “verdwijning” en beweert dat ze aan hallucinaties lijdt. Bij thuiskomst van Claudette overtuigt Ameche, bezorgd als hij is, haar dat ervan dat ze behandeld moet worden door een psychiater.
De louche hypnotiseur Dr. Rhinehart, in werkelijkheid Charles Vernay, komt aan huis als de psychiater en verdwijnt, nadat hij haar met een neppsychoanalyse flink in de war gemaakt heeft. Daarna wordt er een echte psychiater geconsulteerd die, als ze over dr. Rhinehart vertelt denkt die dat die een van haar ‘hallucinaties’ is. Wie wil weten hoe het afloopt kijkt hier naar de hele film.
©2022, Johan Eland
Bronnen
link naar: ‘Vijf en twintig jaren, een lied in 1840’, Isaac da Costa (1854)
link naar: Aan Rika, Piet Paaltjens (ca. 1867)
link naar: Bericht aan de reizigers, Jan van Nijlen(1934)
link naar: Echtpaar in de trein, Willem Wilmink (19??)
Johan Erval door W. De Vletter, Amsterdam P. N. Van Kampen & Zoon, 1893.
Ben je geïnteresseerd in hypnose en zou je hypnose willen leren, lees dan het volgende artikel.